Rb. Rotterdam, 16-04-2020, nr. C/10/594436 / FA RK 20-2398
ECLI:NL:RBROT:2020:3724
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
16-04-2020
- Zaaknummer
C/10/594436 / FA RK 20-2398
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2020:3724, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 16‑04‑2020; (Beschikking)
Uitspraak 16‑04‑2020
Inhoudsindicatie
zorgmachtiging aansluitend op een voortzetting crisismaatregel verleend, art. 7:11 Wvggz, verkorte duur met het oog op totstandbrengen samenwerking danwel alternatieve manier van horen. Verweer ziet op telefonisch horen en medische verklaring
Partij(en)
RECHTBANK ROTTERDAM
Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/594436 / FA RK 20-2398
Betrokkenenummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 16 april 2020 betreffende een zorgmachtiging in aansluiting op een voortzetting crisismaatregel als bedoeld in artikel 7:11 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam, hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum betrokkene] te [geboorteplaats betrokkene] ,
hierna: betrokkene,
wonende aan de [adres betrokkene] , [postcode betrokkene] te [woonplaats betrokkene] ,
thans verblijvende in Antes, locatie Kliniek V aan de Albrandswaardsedijk 74, 3172 AA te Poortugaal, gemeente Albrandswaard,
advocaat mr. S.E.M. Hooijman te Rotterdam.
1. Procesverloop
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van de officier, ingekomen op 3 april 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
de medische verklaring opgesteld door drs. J. Verveer, psychiater, van
30 maart 2020;
het zorgplan van 25 maart 2020;
de zorgkaart;
de bevindingen van de geneesheer-directeur over het zorgplan;
de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz en de Wvggz;
het bericht dat er geen relevante politiegegevens en/of de strafvorderlijke- en justitiële gegevens voor betrokkene zijn.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 16 april 2020.
Bij die gelegenheid zijn (conform de Tijdelijke regeling F&J rechtbanken i.v.m. corona) telefonisch gehoord:
betrokkene in het bijzin van [naam verpleegkundige] , verpleegkundig specialist, en
drs. [naam psychiater] , psychiater;
de hiervoor genoemde advocaat van betrokkene.
1.2.
De officier is niet ter zitting verschenen, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.
1.3.
De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene niet bereid was zich te doen horen. Behandelaar heeft bevestigd dat betrokkene aanwezig was en bij voorbaat had aangegeven niet in gesprek te willen met de rechter. Betrokkene reageerde niet op vragen van de rechtbank. De reden hiervoor was dat betrokkene er geen vertrouwen aan kon hechten dat zij daadwerkelijk met de rechter in gesprek zou zijn vanwege het telefonisch horen en het gebrek aan visueel contact. Betrokkene heeft wel mee kunnen luisteren naar het gesprek en reageerde op het dictum.
2. Beoordeling
2.1.
Preliminair verzoek
2.1.1.
De advocaat van betrokkene verzoekt primair om de zaak aan te houden om alsnog een fysiek verhoor te laten plaatsvinden dan wel een verhoor door middel van beeldbellen. Met een beroep op art. 6:1 lid 3 Wvggz en een passage uit de memorie van toelichting van de nog niet in werking getreden ‘Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid’ TK 2019-2020 35434 nr. 3 is betrokkene van mening dat zij op grond van haar individuele omstandigheden wel degelijk fysiek gehoord kan worden.
2.1.2.
De rechtbank ziet geen aanleiding de zaak aan te houden. Gelet op de recente ontwikkelingen omtrent het coronavirus (COVID-19) heeft de Rechtspraak besloten alle rechtbanken te sluiten. Urgente zaken zoals de onderhavige gaan echter wel door met dien verstande dat de betrokkenen telefonisch worden gehoord en niet in persoon. De advocaat van betrokkenen wordt tijdens het telefonisch horen van betrokkenen in de gelegenheid gesteld om zijn zienswijze kenbaar te maken. De rechtbank wil met deze maatregelen voorkomen dat het coronavirus verder wordt verspreid. Hoewel de rechtbank veel waarde hecht aan het horen van betrokkenen in persoon laat zij thans het belang van de volksgezondheid in het algemeen en de veiligheid van haar medewerkers in het bijzonder prevaleren. Het betreffen uitzonderlijke tijden die tot uitzonderlijke maatregelen nopen. Dit betekent dat ook in het geval van betrokkene er telefonisch wordt gehoord. De rechtbank is van oordeel dat via het telefonisch horen zonder beeldverbinding geen afbreuk wordt gedaan aan het recht op een eerlijk proces, in het bijzonder het recht van betrokkene en haar advocaat om gehoord te worden en zich uit te laten over de verzochte machtiging. Wat het beeldbellen betreft overweegt de rechtbank dat dit momenteel technisch nog niet mogelijk is. De door betrokkene aangehaalde zinsnede in de memorie van toelichting op een spoedwet die overigens nog niet in werking in getreden, leidt niet tot een andere uitkomst.
2.2.
Criteria zorgmachtiging
2.2.1.
Bij beschikking van deze rechtbank van 16 maart 2020, is op grond van artikel 7:7 Wvggz een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verleend. Tijdig, te weten op 3 april 2020, is onderhavig verzoek ingediend.
2.2.2.
De rechter kan op verzoek van de officier een zorgmachtiging verlenen ten aanzien van de betrokkene wanneer wordt voldaan aan de criteria en de doelen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:3 en 3:4 Wvggz. Verplichte zorg is zorg die ondanks verzet kan worden verleend.
Indien het gedrag van de betrokkene als gevolg van een psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel, kan als uiterste middel verplichte zorg worden verleend, indien er geen mogelijkheden voor zorg op basis van vrijwilligheid zijn, er voor betrokkene geen minder bezwarende alternatieven met het beoogde effect zijn, het verlenen van verplichte zorg gelet op het beoogde doel evenredig is en redelijkerwijs te verwachten is dat het verlenen van verplichte zorg effectief is.
Verplichte zorg kan worden verleend om ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of dusdanig te herstellen dat hij zijn autonomie zoveel mogelijk herwint, of de fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen in het geval diens gedrag als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel daarvoor.
2.3.
Medische verklaring
2.3.1.
De advocaat van betrokkene betoogt dat de medische verklaring gebrekkig is en niet gebruik mag worden voor het onderliggende verzoekschrift van de officier.
2.3.2.
De rechtbank stelt vast dat bij het verzoekschrift meegestuurde medische verklaring is opgesteld zonder dat de psychiater betrokkene persoonlijk heeft onderzocht.
2.3.3.
Op grond van artikel 5:17 lid 3 Wvggz voegt de officier van justitie bij het indienen van een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging onder meer een medische verklaring. Deze verklaring moet zijn opgesteld door een psychiater die onafhankelijk van de zorgaanbieder functioneert. Uit deze medische verklaring moet op grond van artikel 5:8 lid 1 Wvggz de actuele gezondheidstoestand van betrokkene blijken. Volgens vaste rechtspraak bij de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen moet de psychiater de betrokkene persoonlijk onderzoeken, dat wil zeggen dat hij de betrokkene in een direct contact spreekt en observeert. In gevallen waarin de betrokkene niet meewerkt aan het onderzoek, moet de psychiater doen wat redelijkerwijs van hem kan worden verwacht om het vereiste onderzoek te doen plaatsvinden. Deze rechtspraak is gebaseerd op artikel 5 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en is dus ook van toepassing op de Wvggz.
2.3.4.
Gelet op het besmettingsgevaar met het coronavirus, kon de psychiater alleen telefonisch met betrokkene spreken. Zoals blijk uit de medische verklaring ging het gesprek moeizaam vanwege de achterdocht en de identificatie die betrokkene eist. Het telefoongesprek heeft volgens de psychiater wel het beeld bevestigd zoals dat blijkt uit het dossier en overleg met de behandelaar. De psychiater heeft vervolgens een medische verklaring opgesteld. Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de psychiater heeft gedaan wat redelijkerwijs van hem kon worden verlangd en dat sprake is van een zorgvuldig onderzoek.
2.3.5.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten schizofrenie en/of een andere psychotische stoornis.
2.3.6.
Het gedrag van betrokkene leidt als gevolg van haar psychische stoornis tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op maatschappelijke teloorgang en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is. Betrokkene is opgenomen met een crisismaatregel omdat er sprake was van agressie in de thuissituatie voortkomend uit achterdocht in de vorm van paranoïde wanen in het kader van een psychose. De agressie heeft zich in het begin van de opname voortgezet in de instelling maar is inmiddels afgenomen. Wel weigert betrokkene iedere vorm van medewerking aan de behandeling en lijkt de huidige medicatie geen invloed te hebben op het toestandsbeeld. De achterdocht en woede blijft aanwezig bij betrokkene. Haar gezin maakt zich ernstig zorgen omdat in tegenstelling tot eerdere psychoses het beeld ditmaal langer aanwezig blijft. Betrokkene vertoont geen ziekte-inzicht of besef en geeft aan dat er niets aan de hand is en dat ze naar huis wil om voor haar gezin te zorgen. Betrokkene zal zonder behandeling agitatie en agressie blijven vertonen en zal niet maatschappelijk kunnen functioneren. Het steunsysteem is overbelast, dat blijkt ook uit de telefonische contacten die betrokkene heeft met haar gezin; deze komen niet tot stand of verlopen zeer moeizaam vanwege de aanhoudende agitatie en achterdocht richting haar echtgenoot en haar kinderen.
2.4.
Verplichte zorg
2.4.1.
Om de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren en dusdanig te herstellen dat zij haar autonomie zoveel mogelijk herwint heeft betrokkene verplichte zorg nodig.
2.4.2.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn.
Uit de medische verklaring blijkt dat betrokkene behandeling en medicatie weigert en dat ze haar huis wil omdat zij van mening is niet ziek te zijn. Om die reden is verplichte zorg nodig. De in het verzoekschrift opgenomen vormen van verplichte zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en de bevindingen van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
het toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles;
het beperken van de bewegingsvrijheid;
het opnemen in een accommodatie.
De overige door de officier verzochte vormen van verplichte zorg, te weten vocht, voeding en insluiting, worden door de rechtbank niet noodzakelijk geacht, omdat de noodzakelijkheid daarvan niet (afdoende) is gemotiveerd en de behandelaar tijdens de mondelinge behandeling gemotiveerd heeft verklaard dat deze niet nodig zijn om het ernstig nadeel af te wenden.
2.4.3.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.4.4.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De advocaat van betrokkene betoogt dat de zorgmachtiging voor een kortere periode moet worden toegewezen omdat de medische verklaring tot stand is gekomen zonder dat betrokkene door de psychiater persoonlijk is onderzocht. De rechtbank volgt dit betoog en ziet in deze omstandigheid alsook in de omstandigheid dat betrokkene niet door de rechtbank telefonisch wilde worden gehoord, aanleiding om de duur van deze zorgmachtiging te beperken. Betrokkene moet binnenkort (opnieuw) de kans worden geboden haar mening kenbaar te maken. De kans is groot dat het over twee maanden mogelijk is op een andere wijze te horen en/of is betrokkene tegen die tijd voldoende gestabiliseerd om een behandelrelatie met de behandelaar aan te willen gaan en de rechtbank wel telefonisch te woord te staan. De zorgmachtiging zal dan ook voor de verkorte duur van twee maanden worden toegewezen.
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1.
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van [naam betrokkene] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.2.2. kunnen worden getroffen;
3.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 16 juni 2020.
Deze beschikking is op 16 april 2020 mondeling gegeven door mr. M.C. Woudstra, rechter, in tegenwoordigheid van mr. C.W. Wapenaar, griffier, en op 20 april 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend. | ||
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.