ABRvS, 11-10-2023, nr. 202104317/1/R2
ECLI:NL:RVS:2023:3779
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
11-10-2023
- Zaaknummer
202104317/1/R2
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2023:3779, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 11‑10‑2023; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Vindplaatsen
JOM 2023/511
Sdu Nieuws Omgevingsrecht 2023/312
OGR-Updates.nl 2023-0163 met annotatie van J. Kramer
BR 2024/5 met annotatie van R.S. Wertheim, J. oude Egbrink
Jurisprudentie Grondzaken 2024/40
Uitspraak 11‑10‑2023
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 21 april 2021 heeft de raad het bestemmingsplan "Zilverackers, Kransackerdorp" vastgesteld. Het plan maakt de bouw van 820 woningen mogelijk in meerdere woongebieden (door partijen aangeduid als "gehuchten") rond het woongebied "Huysackers". Dat woongebied is in aanbouw en ligt buiten het plangebied. De wegen "Eindhovensebaan/Antwerpsebaan" en "Roskam" verbinden de Sondervick met de Zilverbaan. De 820 woningen maken onderdeel uit van het woningbouwproject "Zilverackers". [appellant sub 1] en anderen wonen aan de Sondervick of in de directe nabijheid van die weg. Zij stellen dat de verkeersintensiteit op de Sondervick zal gaan toenemen na het realiseren van de nieuwe woningen en vrezen dat dit leidt tot onaanvaardbare verkeersoverlast. [appellant sub 2] woont op het perceel [locatie 1] in Veldhoven en exploiteert een osteopathiepraktijk aan huis. Hij heeft bezwaar tegen de manier waarop de raad het plangebied wil gaan ontsluiten. Met name heeft hij bezwaar tegen de 'verkeersknip' op de Roskam. Ook komt hij op tegen de bijgebouwenregeling die in het plan is opgenomen voor zijn perceel.
202104317/1/R2.
Datum uitspraak: 11 oktober 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1] en anderen, allen wonend te Veldhoven,
2. [appellanten sub 2], beiden wonend te Veldhoven (hierna samen en in enkelvoud: [appellant sub 2]),
appellanten,
en
de raad van de gemeente Veldhoven,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 21 april 2021 heeft de raad het bestemmingsplan "Zilverackers, Kransackerdorp" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Land'sHeeren B.V., [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op de zitting behandeld van 16 maart 2023, waar [appellant sub 1] en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigden], [appellant sub 2], bijgestaan door ir. J.A.M. van Dijk, verkeersdeskundige, en via een videoverbinding ook bijgestaan door mr. M.C.H. van de Sande-van de Ven, rechtsbijstandverlener te 's-Hertogenbosch, en de raad, vertegenwoordigd door door J. de Graaf, P. Konings en drs. M. Yucesan, bijgestaan door mr. T.E.P.A. Lam en mr. M. van Moorsel, advocaten te Nijmegen, zijn verschenen.
Overwegingen
Samenvatting
1. De Afdeling zal in deze uitspraak ingaan op de beroepen van [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] tegen het bestemmingsplan. Op de zitting zijn verschillende beroepsgronden ingetrokken. In deze uitspraak beoordeelt de Afdeling alleen de punten die nog over zijn. Daarbij komt de Afdeling tot de conclusie dat de beroepen gegrond zijn.
1.1. Voor [appellant sub 1] en anderen geldt dat sommige onderdelen uit het beroep niet inhoudelijk worden beoordeeld. De reden daarvoor is dat zij wijzen op regels die overduidelijk niet zijn bedoeld om hun belangen te beschermen. In dat geval mag de Afdeling het bestemmingsplan niet vernietigen, ook niet als het plan inderdaad in strijd zou zijn met die regels. Dit volgt uit het zogenoemde relativiteitsvereiste.
Het betoog van [appellant sub 1] en anderen over de ‘verkeersknippen’ slaagt. Daarover oordeelt de Afdeling dat het bestemmingsplan moet worden vernietigd, omdat twee van de drie 'verkeersknippen' niet goed in het bestemmingsplan zijn vastgelegd. Hun andere betogen slagen niet.
1.2. Voor [appellant sub 2] geldt dat hij ongelijk krijgt op het punt van de verkeersontsluiting. De raad heeft mogen kiezen voor een voor hem nadelige 'verkeersknip' op de Roskam. Het beroep van [appellant sub 2] is wel gegrond op het punt van de bijgebouwenregeling voor de gronden achter en naast zijn woning.
1.3. In de uitspraak wordt het hele bestemmingsplan vernietigd. Daarmee is het plan op dit moment van tafel. De raad heeft wel de mogelijkheid om het bestemmingsplan opnieuw vast te stellen en daarbij de fouten te repareren die in deze uitspraak zijn benoemd. Als de raad niet kiest voor een wezenlijk ander plan, dan hoeft de procedure niet helemaal opnieuw.
Inleiding op de zaak
2. Het plangebied ligt aan de westzijde van Veldhoven. Aan de oostzijde van het plangebied ligt de weg "Sondervick". Aan de westzijde van het plangebied ligt de weg "Zilverbaan".
Het plan maakt de bouw van 820 woningen mogelijk in meerdere woongebieden (door partijen aangeduid als "gehuchten") rond het woongebied "Huysackers". Dat woongebied is in aanbouw en ligt buiten het plangebied. De wegen "Eindhovensebaan/Antwerpsebaan" en "Roskam" verbinden de Sondervick met de Zilverbaan. De 820 woningen maken onderdeel uit van het woningbouwproject "Zilverackers".
3. [appellant sub 1] en anderen wonen aan de Sondervick of in de directe nabijheid van die weg. Zij stellen dat de verkeersintensiteit op de Sondervick zal gaan toenemen na het realiseren van de nieuwe woningen en vrezen dat dit leidt tot onaanvaardbare verkeersoverlast.
[appellant sub 2] woont op het perceel [locatie 1] in Veldhoven en exploiteert een osteopathiepraktijk aan huis. Hij heeft bezwaar tegen de manier waarop de raad het plangebied wil gaan ontsluiten. Met name heeft hij bezwaar tegen de 'verkeersknip' op de Roskam. Ook komt hij op tegen de bijgebouwenregeling die in het plan is opgenomen voor zijn perceel.
Ingetrokken beroepsgronden
4. Op de zitting hebben [appellant sub 1] en anderen hun beroepsgronden over de vormvrije m.e.r.-beoordeling en over de financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan ingetrokken.
Verder hebben zij op de zitting de beroepsgrond ingetrokken dat het bestemmingsplan ten onrechte minder woningen mogelijk maakt dan het voorgaande bestemmingsplan. Ook hebben zij op de zitting de beroepsgrond ingetrokken dat in het plan ten onrechte niet is geborgd dat 30% van de woningen zal bestaan uit sociale woningen.
Bij de behandeling van het betoog over de strijd met de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant (hierna: de IOV) hebben [appellant sub 1] en anderen op de zitting ook de beroepsgrond ingetrokken dat woningbouw is toestaan op gronden die in de verordening zijn aangewezen als "Landelijk gebied".
5. [appellant sub 2] heeft op de zitting de beroepsgrond ingetrokken dat in het bestemmingsplan ten onrechte geen groenstrook van 15 meter rond zijn woonperceel is opgenomen.
Hoe beoordeelt de Afdeling een beroep gericht tegen een bestemmingsplan?
6. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Interim omgevingsverordening Noord-Brabant en ladder voor duurzame verstedelijking
7. [appellant sub 1] en anderen betogen dat het bestemmingsplan is vastgesteld in strijd met artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: het Bro) en in strijd met artikel 3.43, onder a, van de IOV. Zij voeren aan dat verschillende woningen zijn gepland op gronden buiten het bestaand stedelijk gebied. De raad heeft voor deze woningen niet deugdelijk onderbouwd waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien. Zo is er volgens hen nog ruimte in de driehoek die begrensd wordt door de Djept, de Heerbaan, de Smelen en de Traverse (hierna: de Djept-driehoek). In hun nadere stukken en op de zitting hebben [appellant sub 1] en anderen toegelicht dat dit betoog is gericht tegen de woningen die zijn gepland in het zogenoemde "Villapark in het bos" in het noorden van het plangebied.
7.1. Artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro luidt:
"De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien".
De relevante regels van de IOV, waaronder artikel 3.43, zijn opgenomen in een bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.
7.2. Op grond van artikel 3.42 van de IOV is het de bedoeling dat een bestemmingsplan dat het mogelijk maakt om woningen te realiseren, dit toestaat op gronden die in de IOV zijn aangeduid als "Stedelijk gebied". De Afdeling stelt vast dat het Villapark in het bos niet is gepland op gronden die in de IOV zin aangeduid als "Stedelijk gebied" maar als "Verstedelijking afweegbaar". Artikel 3.43 van de IOV maakt het ook mogelijk om op deze gronden woningen te realiseren, maar dan moet aan bepaalde voorwaarden worden voldaan. Voor de beoordeling van het betoog van [appellant sub 1] en anderen gaat het over de voorwaarde dat er feitelijk of vanuit kwalitatieve overwegingen onvoldoende ruimte beschikbaar is binnen de gronden met de aanduiding "Stedelijk gebied".
7.3. De Afdeling is van oordeel dat de raad zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat aan deze voorwaarde is voldaan. Er is voor de woningen in het Villapark in het bos onvoldoende ruimte beschikbaar binnen de aanduiding "Stedelijk gebied", inclusief de Djept-driehoek waar [appellant sub 1] en anderen op wijzen. De Djept-driehoek was niet beschikbaar op het moment dat het bestemmingsplan werd vastgesteld, omdat er al andere plannen werden voorbereid om op deze locatie woningen te realiseren. Dat die plannen er al waren op het moment dat het bestemmingsplan werd vastgesteld, blijkt uit de "Integrale Gebiedsvisie Djept - Veldhoven" die het college van burgemeester en wethouders op 13 april 2021 heeft vastgesteld en aan de raad heeft toegestuurd. Ook vindt de raad de Djept-driehoek om andere redenen geen geschikt alternatief voor de woningen in het Villapark in het bos. Een deel van de gronden van de Djept-driehoek is namelijk eigendom van een woningbouwcorporatie. Het is de bedoeling om op deze locatie gestapelde woningen te realiseren. Die woningen hebben een andere stedenbouwkundige opzet dan de woningen van het Villapark in het bos. Er is daarom ook vanuit kwalitatieve overwegingen onvoldoende ruimte beschikbaar binnen de Djept-driehoek. Omdat er aan de voorwaarde van artikel 3.43 van de IOV is voldaan, mag het bestemmingsplan het mogelijk maken om woningen te realiseren op de gronden die zijn aangeduid als "Verstedelijking afweegbaar".
Met deze toelichting heeft de raad naar het oordeel van de Afdeling ook gemotiveerd waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in de behoefte kan worden voorzien. Van strijd met artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro is dus ook geen sprake.
Het betoog slaagt niet.
Strijd met de Dienstenrichtlijn
8. [appellant sub 1] en anderen betogen dat het bestemmingsplan in strijd is met de Dienstenrichtlijn. Daarbij hebben zij gewezen op de planregels die gelden voor de Boerenbond en voor een rozenkwekerij binnen het plangebied.
8.1. De raad stelt zich op het standpunt dat het relativiteitsvereiste van artikel 8:69a van de Awb in de weg staat aan een vernietiging van het besluit op grond van dit betoog.
8.2. In artikel 1, eerste lid, van de Dienstenrichtlijn is bepaald dat deze algemene bepalingen vaststelt ter vergemakkelijking van de uitoefening van de vrijheid van vestiging van dienstverrichters en het vrije verkeer van diensten, met waarborging van een hoge kwaliteit van die diensten. Een van de doelen van de Dienstenrichtlijn, net als van artikel 49 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna: het VWEU), is het waarborgen van de vrije vestiging van dienstverrichters. Degenen die niet binnen het personele beschermingsbereik van de Dienstenrichtlijn of van artikel 49 van het VWEU vallen, kunnen daaraan geen bescherming ontlenen. Zie de overzichtsuitspraak over het relativiteitsvereiste van 11 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2706, onder 11.2.
8.3. [appellant sub 1] en anderen zijn geen dienstverrichters als bedoeld in de Dienstenrichtlijn, zodat zij niet onder het personele beschermingsbereik van de Dienstenrichtlijn vallen. Op de zitting hebben [appellant sub 1] en anderen ook bevestigd dat zij geen eigenaar of exploitant zijn van de Boerenbond of van deze rozenkwekerij. De Dienstenrichtlijn beschermt dan niet het belang van [appellant sub 1] en anderen. Zij kunnen dus geen rechten ontlenen aan deze richtlijn, voor zover deze op het onderhavige geval van toepassing zou zijn. Artikel 8:69a van de Awb staat dan aan vernietiging van het bestreden besluit in de weg. De Afdeling ziet, gelet hierop, af van een inhoudelijke bespreking van dit betoog.
Het betoog slaagt niet.
Verkeer
9. Zowel [appellant sub 1] en anderen als [appellant sub 2] zijn het niet eens met de manier waarop de raad de ontsluiting van het plangebied heeft geregeld. Zij stellen dat zij door deze ontsluiting nadelen zullen ondervinden. Daarbij zijn hun belangen gedeeltelijk tegenstrijdig.
Wat voeren appellanten aan?
9.1. [appellant sub 1] en anderen betogen dat het plan leidt tot een onaanvaardbare verkeersoverlast op de Sondervick. Deze verkeersoverlast wordt volgens hen veroorzaakt door de ontsluiting van het plangebied en de toename aan verkeersbewegingen als gevolg van de nieuwe woningen. Zij voeren aan dat de inrichting van het noordelijke deel van de Sondervick niet voldoet aan de daarvoor geldende CROW-normen en daarom niet geschikt is om het verkeer te verwerken. Daarnaast vrezen zij voor verkeersonveilige situaties. Zij stellen dat er ten onrechte geen onderzoek is gedaan naar de verkeersveiligheid op het wegvlak Sondervick-Midden.
[appellant sub 1] en anderen voeren verder aan dat de raad aanleiding had moeten zien om de drie voorgenomen verkeersknippen planologisch te waarborgen en de maximale snelheid op de Sondervick te verlagen naar 30 km/u. Een maximale snelheid van 30 km/u zou - in combinatie met de drie verkeersknippen - volgens hen kunnen leiden tot een aanvaardbare verkeerssituatie. Daarbij wijzen zij op het gemeentelijk vervoersplan (hierna: het GVVP) van 2007. Daarin is vastgesteld dat de maximale snelheid op de Sondervick verlaagd zou worden naar 30 km/u nadat de Zilverbaan was aangelegd. Volgens [appellant sub 1] en anderen is er in het GVVP van 2019 ten onrechte besloten om een maximale snelheid van 50 km/u op de Sondervick te handhaven. Met deze wisselende standpunten handelt de raad in strijd met het vertrouwensbeginsel. Ook betwijfelen zij of op het wegvlak Sondervick-Midden nog aan de geluidsnormen kan worden voldaan.
9.2. [appellant sub 2] is het niet eens met de wijziging van de verkeersontsluiting ten opzichte van het ontwerpplan. Hij voert aan dat de wijziging voor hem betekent dat zijn perceel aan de Roskam niet meer rechtstreeks per auto bereikbaar is vanaf de Sondervick. Dit betekent niet alleen dat hij moet omrijden om het centrum van Veldhoven te kunnen bereiken, maar ook dat zijn osteopathiepraktijk minder goed te bereiken is. Bovendien handelt de raad volgens [appellant sub 2] in strijd met het vertrouwensbeginsel door de verkeersontsluiting te wijzigen ten opzichte van het ontwerpplan. Tot slot stelt hij dat de gewijzigde ontsluiting zal leiden tot verkeersonveilige situaties.
9.3. In de bestaande situatie zijn er in het plangebied drie wegen van oost naar west, te weten de Antwerpsebaan, de Eindhovensebaan en de Roskam. De Roskam is nu niet verbonden met de Antwerpsebaan. De Sondervick ligt ten oosten van het plangebied en loopt van het noorden naar het zuiden. Het noordelijke deel van de Sondervick is een gebiedsontsluitingsweg. Het zuidelijke deel van de Sondervick is een ‘erfontsluitingsweg plus’ met asmarkeringen en vrijliggende fietsvoorzieningen. Op de Sondervick geldt een maximale snelheid van 50 km/u. Ten oosten van twee kleinere delen van het plangebied en ten westen van het grootste deel van het plangebied loopt de Zilverbaan, van noord naar zuid.
[appellant sub 2] woont aan de Roskam. Hij kan in de bestaande situatie niet met de auto richting het westen naar de Zilverbaan, omdat er ten westen van zijn woning betonblokken zijn geplaatst op de Roskam. Deze betonblokken zijn daar geplaatst om te voorkomen dat het autoverkeer van de nieuwbouwwijk Huysackers en het bouwverkeer via de Roskam naar de Sondervick rijden. Het is voor [appellant sub 2] nog wel mogelijk om vanaf de Roskam rechtstreeks naar de Sondervick te rijden.
9.4. Voor het ontwerpplan heeft de raad een verkeersonderzoek laten uitvoeren door Goudappel Coffeng. De resultaten van dit onderzoek zijn weergegeven in het onderzoeksrapport van 30 juni 2020 (hierna: het eerste verkeersonderzoek), dat als bijlage 7 bij de plantoelichting is gevoegd. In dit verkeersonderzoek is voor verschillende scenario’s onderzocht wat de toekomstige verkeerssituatie in het gebied zal zijn. Voor het scenario "Referentiesituatie 2030" is uitgegaan van de situatie waarin het plan niet wordt vastgesteld, maar de Zilverbaan wél is aangelegd. Het scenario "Plansituatie 2030" gaat over de situatie waarin het plan is vastgesteld en de ontsluiting van het plangebied is geregeld, zoals dat in het ontwerpplan was voorzien.
Naar aanleiding van de zienswijzen heeft de raad een tweede verkeersonderzoek laten uitvoeren door Goudappel Coffeng. De resultaten van dit tweede onderzoek zijn vastgelegd in het onderzoeksrapport februari 2021, dat als bijlage 18 bij de plantoelichting is gevoegd (hierna: het tweede verkeersonderzoek). In dit onderzoek is onder meer ingegaan op de alternatieve verkeersoplossingen voor de Sondervick die door [appellant sub 1] en anderen zijn aangedragen. In totaal zijn er in het tweede verkeersonderzoek vijf varianten onderzocht. Voor elk van de varianten is de toe- of afname aan verkeersbewegingen ter plaatse van verschillende meetpunten in beeld gebracht. Vervolgens zijn alle resultaten in een tabel weergegeven. Tijdens de zitting is met partijen vastgesteld dat de resultaten die voor meetpunt 14 in beeld zijn gebracht, relevant zijn voor het wegvlak waar de woningen van [appellant sub 1] en anderen aan zijn gelegen.
9.5. Bij de vaststelling van het plan heeft de raad gekozen voor variant 5 uit het tweede verkeersonderzoek. Deze variant bevat drie zogenoemde verkeersknippen. De eerste verkeersknip houdt in dat er in afwijking van het ontwerpplan toch geen verbinding wordt gerealiseerd tussen de Roskam en de Antwerpsebaan. De tweede verkeersknip houdt in dat er op de Roskam een vernauwing en/of drempel wordt aangelegd, ten oosten van de woning van [appellant sub 2]. Dit betekent dat tussen de woning van [appellant sub 2] en de Sondervick geen rechtstreeks autoverkeer meer mogelijk is en hij dus via de Zilverbaan zal moeten gaan. De derde verkeersknip houdt in dat er een vernauwing en/of drempel wordt aangelegd op de Eindhovensebaan. Dit betekent dat de Eindhovensebaan niet langer voorziet in een rechtstreekse verbinding tussen de Sondervick en de Zilverbaan voor autoverkeer. In plaats daarvan moet het verkeer via de Antwerpsebaan en een nieuw aan te leggen weg rijden. Bovendien blijft er bij variant 5, conform het GVVP van 2019, een maximale snelheid van 50 km/u gelden op de Sondervick.
9.6. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat de verkeersontsluiting van variant 5 aanvaardbaar is en als uitgangspunt gehanteerd kon worden bij de vaststelling van het plan. Daarover heeft de raad overwogen dat het extra verkeer als gevolg van het woningbouwproject "Zilverackers", waaronder ook het hier voorliggende bestemmingsplan, voornamelijk via de Zilverbaan rijdt. De Zilverbaan is specifiek voor de verkeersafwikkeling van Zilverackers aangelegd. Hierdoor zal er volgens Goudappel Coffeng geen extra verkeerstoename op de Sondervick plaatsvinden. Bovendien leidt het plan ten opzichte van de situatie voordat de Zilverbaan was aangelegd en ten opzichte van het ontwerpplan tot een afname van verkeer op de Sondervick. Omdat het verkeer op de Sondervick afneemt, is er volgens de raad ook geen reden om aan te nemen dat er op de Sondervick verkeersonveilige situaties zullen ontstaan.
9.7. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad er redelijkerwijs voor kunnen kiezen om variant 5 van het tweede verkeersonderzoek als uitgangspunt te hanteren bij het vaststellen van het plan. De raad heeft daarbij van belang mogen achten dat het extra verkeer als gevolg van het bestemmingsplan voornamelijk over de Zilverbaan rijdt en het bestemmingsplan ten opzichte van de situatie voordat de Zilverbaan is aangelegd, niet tot extra verkeer op de Sondervick leidt. Dit effect wordt ook al bereikt als het snelheidsregime op de Sondervick ongewijzigd blijft. Het was volgens de raad daarom niet nodig om de maximale snelheid op de Sondervick te verlagen van 50 km/uur naar 30 km/uur. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad zich, gelet op het tweede verkeersonderzoek van Goudappel Coffeng. op dit standpunt mogen stellen. Dat in het GVVP van 2007 was bepaald dat de maximale snelheid op de Sondervick na de aanleg van de Zilverbaan verlaagd zou worden naar 30 km/u, staat dus niet aan de keuze voor deze variant in de weg.
Over het betoog van [appellant sub 1] en anderen dat er in het GVVP van 2019 ten onrechte is besloten om de maximale snelheid op de Sondervick niet te verlagen, overweegt de Afdeling dat het GVVP van 2019 niet voorligt in deze procedure. Overigens wordt de maximale snelheid op een weg niet geregeld door een bestemmingsplan. De Afdeling komt daarom niet toe aan een inhoudelijke bespreking van dit betoog. De Afdeling komt om dezelfde reden ook niet toe aan het betoog dat er in het kader van de vaststellingsprocedure van het GVVP van 2019 in strijd is gehandeld met het vertrouwensbeginsel en het betoog dat het handhaven van een maximale snelheid van 50 km/u op de Sondervick in strijd zou zijn met het vertrouwensbeginsel.
Over het betoog van [appellant sub 1] en anderen met betrekking tot de toename van de verkeersintensiteit op de Sondervick ter hoogte van hun woningen op meetpunt 14, overweegt de Afdeling het volgende. Uit het tweede verkeersonderzoek blijkt dat de verkeersintensiteit ter hoogte van meetpunt 14 op de Sondervick bij variant 5 na de realisatie van het plan gemiddeld 6.600 verkeersbewegingen per etmaal bedraagt. Hoewel de verkeersintensiteit hoog is, wordt in het tweede verkeersonderzoek geconcludeerd dat er sprake is van een aanvaardbare belasting, omdat het in dit geval gaat om een weg die is ingericht als ‘erftoegangsweg plus’ en ook voorzien is van asmarkeringen en vrijliggende fietsvoorzieningen. Gelet hierop ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet op het standpunt heeft kunnen stellen dat de Sondervick de verkeersintensiteit niet aankan.
Wat betreft de stelling van [appellant sub 1] en anderen dat het noordelijke wegvlak van de Sondervick te smal is om als gebiedsontsluitingsweg te fungeren, overweegt de Afdeling dat de verkeerssituatie op het noordelijke wegvlak van de Sondervick niet wijzigt als gevolg van het plan. In de huidige situatie fungeert de weg ook al als een gebiedsontsluitingsweg en dat blijft zo. De Afdeling is ook niet gebleken dat er andere aanwijzingen zijn op grond waarvan de raad aanleiding had moeten zien om extra onderzoek te doen naar de verkeersveiligheid ter plaatse van het wegvlak in het midden van de Sondervick. De Afdeling ziet ook geen aanleiding voor het oordeel dat er sprake is van een onaanvaardbare aantasting van de verkeersveiligheid of dat de raad onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de verkeersveiligheid in de enkele omstandigheid dat het aantal verkeersbewegingen op de Sondervick toeneemt ten opzichte van de huidige situatie, waarbij de Zilverbaan al in gebruik is genomen, maar de beoogde woningen nog niet zijn gerealiseerd, gelet op het onderzoek van Goudappel Coffeng.
Het betoog slaagt in zoverre niet.
Geluidbelasting van het verkeer
9.8. Over de vrees van [appellant sub 1] en anderen voor een onaanvaardbare geluidbelasting als gevolg van de verkeersaantrekkende werking van het plan, overweegt de Afdeling het volgende. Ten behoeve van het plan is door Econsultancy onderzoek gedaan naar de geluidbelasting op de bestaande woningen als gevolg van de verkeersaantrekkende werking van het plan op de Sondervick en de realisatie van een rotonde op de kruising van de Sondervick met de Antwerpsebaan. De resultaten van dit onderzoek zijn weergegeven in het onderzoekrapport "Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai Sondervick te Veldhoven" van Econsultancy van 1 maart 2021 (hierna: het akoestisch onderzoek), dat als bijlage 9 aan de plantoelichting is gevoegd. De conclusie van het onderzoek is dat uit een vergelijking van de geluidbelasting in de toekomstige situatie en de geluidbelasting in de heersende situatie blijkt dat de geluidbelasting op alle onderzochte woningen afneemt. Gelet op dit onderzoek ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de vrees van [appellant sub 1] en anderen voor een onaanvaardbare geluidbelasting gegrond is. In de stelling van [appellant sub 1] en anderen dat er bij het onderzoek is uitgegaan van een te lage toename aan verkeersbewegingen, omdat het aantal verkeersbewegingen met 450% zal toenemen, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat er gebreken kleven aan het onderzoeksrapport van 1 maart 2021. Daarbij acht de Afdeling van belang dat [appellant sub 1] en anderen de toename aan verkeersbewegingen hebben berekend door een vergelijking te maken tussen het aantal verkeersbewegingen waar het hiervoor geldende bestemmingsplan "De drie dorpen, fase 2 Zilverackers" van uitging en de 6.600 verkeersbewegingen per etmaal die in het tweede verkeersonderzoek zijn berekend voor meetpunt 14 bij de Sondervick. Gelet op wat hiervoor is overwogen over de verkeersbewegingen als gevolg van het plan, is deze berekening niet realistisch en geeft dat geen aanleiding om te veronderstellen dat het akoestisch onderzoek, waarbij een reële vergelijking is gemaakt tussen de toekomstige situatie en de heerste situatie, onjuist is.
Het betoog slaagt in zoverre niet.
Verkeersknippen en alternatieven
9.9. Tussen partijen is niet in geschil dat de eerste verkeersknip, die inhoudt dat er in afwijking van het ontwerpplan géén verbinding wordt gerealiseerd tussen de Roskam en de Antwerpsebaan, en de tweede verkeersknip, die inhoudt dat er op de Roskam ten oosten van de woning van [appellant sub 2] een vernauwing en/of drempel wordt aangelegd, nadelig zijn voor [appellant sub 2].
Door de raad is toegelicht dat de verkeersknip tussen de Roskam en de Antwerpsebaan ervoor zorgt dat het verkeer op de Sondervick afneemt. De verkeersknippen zijn van belangen, omdat daarmee wordt voorkomen dat de woningbouw leidt tot een onaanvaardbare toename van verkeersbewegingen op de Sondervick. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad er redelijkerwijs voor kunnen kiezen om een zwaarder gewicht toe te kennen aan de belangen bij de realisatie van die woningen dan de belangen van [appellant sub 2] en de klanten van zijn osteopathiepraktijk om ten opzichte van de huidige feitelijke situatie niet om te hoeven rijden vanuit het centrum van Veldhoven om het perceel van [appellant sub 2] te bereiken.
Over de alternatieven die door [appellant sub 2] zijn aangedragen, overweegt de Afdeling dat de raad heeft toegelicht waarom de aangedragen alternatieven niet geschikt zijn. Het alternatief om conform het ontwerpbestemmingsplan een verbinding te realiseren tussen de Roskam en de Antwerpsebaan is niet geschikt, omdat het realiseren van deze verbinding leidt tot een toename van het verkeer, wat nadelige gevolgen heeft voor de Sondervick ten zuiden van de Mercurius, de Kromstraat en de Plank. Verder heeft de raad toegelicht dat het ontsluiten van de Roskam vanaf de Antwerpsebaan via een op een rotonde doodlopende weg vanaf het noorden geen geschikt alternatief is, omdat het woongebied daardoor wordt opgeknipt in een noordelijk deel dat via de Antwerpsebaan wordt ontsloten en een zuidelijk deel dat uitsluitend via de beoogde zuidelijke wegenstructuur van het bestemmingsplan wordt ontsloten. Bovendien levert volgens de raad ook dit alternatief een toename van het verkeer over de Sondervick op, terwijl het juist van belang is om het verkeer op de Sondervick te beperken. Tot slot heeft de raad toegelicht dat als de kruising van de Roskam zo vorm wordt gegeven dat men niet van noord naar zuid en andersom kan rijden, maar wel in twee richtingen oost-west door de wijk kan, dit ervoor zorgt dat er meer ruimte nodig is voor (ontsluitings-)wegen en er minder ruimte voor woningen overblijft. Daarnaast leidt ook dit alternatief tot een toename van het verkeer op de Sondervick, omdat men vanuit Huysackers rechtstreeks via de Antwerpsebaan naar de Sondervick kan rijden. Daarom heeft de raad de door [appellant sub 2] voorgestelde alternatieven afgewogen bij de vaststelling van het plan en toereikend gemotiveerd waarom niet voor die alternatieven is gekozen.
Verder overweegt de Afdeling dat het betoog van [appellant sub 2] dat de raad in strijd met het vertrouwensbeginsel heeft gehandeld door de verkeersontsluiting te wijzigen ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan niet slaagt, omdat er geen rechten aan een ontwerpbestemmingsplan kunnen worden ontleend. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 9 december 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3770.
Het betoog slaagt in zoverre niet.
Planologische borging van de verkeersknippen
9.10. Partijen zijn het erover eens dat de raad het bestemmingsplan alleen ruimtelijk aanvaardbaar acht als de drie verkeersknippen, zoals hiervoor onder 10.5 beschreven, worden gerealiseerd. De onderzoeken die zijn uitgevoerd bij de voorbereiding van het plan, zoals het akoestisch onderzoek, zijn daarop afgestemd.
De eerste verkeersknip, die inhoudt dat er geen verbinding tussen de Antwerpsebaan en de Roskam wordt gerealiseerd, is in het bestemmingsplan verwerkt. Aan de gronden waar voorheen een nieuwe ontsluitingsweg was voorzien, is in het vastgestelde plan de bestemming "Groen-Landschappelijk" toegekend, zonder nadere functieaanduiding. De bestemmingsregeling maakt op die gronden geen openbare wegen voor autoverkeer mogelijk. De twee andere verkeersknippen zijn niet in het bestemmingsplan vastgelegd. De raad stelt dat hij het, in zijn hoedanigheid als eigenaar van de gronden, feitelijk in zijn macht heeft om de verkeersknippen te realiseren. Daarom was het volgens de raad niet nodig om hiervoor een regeling in het bestemmingsplan op te nemen.
9.11. De Afdeling volgt de raad hierin niet. In dit geval vereisen het criterium van een goede ruimtelijke ordening van artikel 3.1, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening en de rechtszekerheid van omwonenden dat de raad de twee overige knippen in het bestemmingsplan had moeten vastleggen. Op de zitting heeft de raad ook bevestigd dat een planologische regeling hiervoor in het bestemmingsplan mogelijk is. Wat betreft de stelling van de raad dat hij het in zijn hoedanigheid als eigenaar van de gronden feitelijk in zijn macht heeft om de verkeersknippen te realiseren, overweegt de Afdeling dat dit in dit geval niet voldoende is om van het opnemen van een planologische borging af te zien. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat de realisatie van de verkeersknippen van wezenlijk belang is voor de aanvaardbaarheid van de gevolgen van het bestemmingsplan. Door het geheel ontbreken van een planologische regeling is verder onduidelijk of, en wanneer, welke maatregel wordt getroffen en of de realisatie van de verkeersknippen op een aanvaardbaar moment zal plaatsvinden. Kortom, de verkeersknippen op de Roskam en de Eindhovensebaan, die de raad noodzakelijk acht met het oog op een goede ruimtelijke ordening, zijn ten onrechte niet in het bestemmingsplan geborgd.
Het betoog van [appellant sub 1] en anderen slaagt.
De bijgebouwenregeling op het perceel [locatie 1]
10. [appellant sub 2] kan zich niet verenigen met de bijgebouwenregeling die in het bestemmingsplan is opgenomen voor de gronden naast en achter zijn woning. Hij voert aan dat de raad naar aanleiding van zijn zienswijzen een oppervlakte van 225 m2 aan bijgebouwen op het perceel wilde toestaan, waarvan maximaal 150 m2 mag worden gebruikt voor de osteopathiepraktijk. Volgens [appellant sub 2] is dit niet goed geregeld in de planregels en op de planverbeelding.
10.1. Aan het perceel [locatie 1] is in het bestemmingsplan de bestemming "Wonen - Vrijstaand" toegekend. Voor de gronden waarop de woning staat, is een bouwvlak op de verbeelding opgenomen. Aan de gronden naast en ten noorden daarvan is de bouwaanduiding "bijgebouwen" opgenomen. Aan een klein deel van die gronden is ook de functieaanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - ostheopathiepraktijk" toegekend.
Artikel 10.2.1, onderdeel f, van de planregels luidt:
"In afwijking van het bepaalde in sub e geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - ostheopatiepraktijk' in totaal maximaal 225 m² aan bijgebouwen is toegestaan, waarvan maximaal 150 m2 gebruikt mag worden ten behoeve van een ostheopathiepraktijk."
10.2. De raad heeft bevestigd dat hij de door [appellant sub 2] omschreven regeling in het bestemmingsplan had willen opnemen. Daarbij was het de bedoeling om bijgebouwen mogelijk te maken op alle gronden met de bestemming "Wonen - Vrijstaand" en de bouwaanduiding "bijgebouwen" naast en achter de woning van [appellant sub 2]. De functieaanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - ostheopathiepraktijk" is door de raad echter alleen aan een klein deel van die gronden toegekend. De gronden met die aanduiding zijn niet groot genoeg voor de maximale oppervlakte aan bijgebouwen dat is toegestaan voor de praktijk. Daarom stelt de raad zich bij nader inzien op het standpunt dat die functieaanduiding had moeten worden toegekend aan alle gronden met de bestemming "Wonen - Vrijstaand" en de bouwaanduiding "bijgebouwen" naast en achter de woning van [appellant sub 2].
10.3. Omdat de raad zich in zoverre op een ander standpunt stelt dan hij in het bestreden besluit heeft gedaan en niet is gebleken dat gewijzigde omstandigheden hiervoor aanleiding hebben gegeven, is het bestreden besluit op dit onderdeel niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid.
Dit is in strijd met artikel 3:2 van de Awb.
Het betoog slaagt.
10.4. De raad heeft aan de Afdeling gevraagd om op dit punt zelf in de zaak te voorzien en om de planregeling aan te passen zoals die hiervoor is omschreven. De raad heeft daarbij gevraagd om dan ook gelijk de juiste schrijfwijze van de praktijk mee te nemen (namelijk: osteopathiepraktijk in plaats van ostheopathiepraktijk).
Omdat het besluit van 21 april 2021 in zijn geheel moet worden vernietigd vanwege de verkeersaspecten, ziet de Afdeling hiervoor geen aanleiding. Als de raad een nieuw besluit neemt voor het plangebied, dan kan dit punt door de raad worden meegenomen.
Conclusie
11. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de beroepen gegrond zijn. Het besluit van 21 april 2021 moet worden vernietigd.
12. Uit een oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Bro ziet de Afdeling aanleiding de raad op te dragen het hierna in de beslissing nader aangeduide onderdeel van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.
13. Om de bouw van 820 beoogde woningen mogelijk te kunnen maken, zal de raad een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van wat in deze uitspraak is overwogen. Als het daarbij niet gaat om een wezenlijk ander plan, dan hoeft het door de raad te nemen nieuwe besluit niet met toepassing van afdeling 3.4 van de Awb te worden voorbereid. Dit betekent dat niet eerst een nieuw ontwerpbestemmingsplan ter inzage hoeft te worden gelegd.
14. De raad moet de proceskosten vergoeden. De verletkosten van [appellant sub 2] worden vastgesteld op 4 uur. Het uurtarief wordt, gelet op de door [appellant sub 2] overgelegde gegevens, vastgesteld op het maximale tarief van € 98,00.
Voor zover [appellant sub 2] verzoekt om de vergoeding van de kosten van het inschakelen van een deskundige, overweegt de Afdeling als volgt. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling, zie bijvoorbeeld haar uitspraak van 7 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:380, komen de kosten van een deskundige op grond van artikel 8:75 van de Awb voor vergoeding in aanmerking als het inroepen van die deskundige redelijk was en ook de deskundigenkosten zelf redelijk zijn. In deze zaak zijn door [appellant sub 2] kosten gemaakt voor het laten opstellen van een memo door Royal HaskoningDHV waarin alternatieve ontsluitingen van het plangebied worden aangedragen. Uit overweging 10.9 van de uitspraak volgt dat het betoog over de alternatieven niet slaagt. De beroepsgrond van [appellant sub 2] die wel slaagt en aanleiding is voor de proceskostenveroordeling, ziet op de bijgebouwenregeling van het plan. Omdat deze beroepsgrond geen verband houdt met de overgelegde memo, oordeelt de Afdeling dat de kosten van het inschakelen van een deskundige niet voor vergoeding in aanmerking komen.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart de beroepen gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Veldhoven van 21 april 2021 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Zilverackers, Kransackerdorp";
III. draagt de raad van de gemeente Veldhoven op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat het hiervoor onder II vermelde onderdeel wordt verwerkt op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl;
IV. veroordeelt de raad van de gemeente Veldhoven tot vergoeding van bij appellanten in verband met de behandeling van de beroepen gemaakte proceskosten tot een bedrag van:
- € 890,79 aan [appellant sub 1] en anderen, waarvan € 837,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;
- € 2.066,00 aan [appellanten sub 2], waarvan € 1.674,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;
V. gelast dat de raad van de gemeente Veldhoven het door appellanten voor de behandeling van hun beroep betaalde griffierecht vergoedt tot een bedrag van:
- € 181,00 aan [appellant sub 1] en anderen, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, en
- € 181,00 aan [appellanten sub 2], met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.
Aldus vastgesteld door mr. J.J.W.P. van Gastel, voorzitter, en mr. P.H.A. Knol en mr. J. Gundelach, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W.L. van der Heijden, griffier.
w.g. Van Gastel
voorzitter
w.g. Van der Heijden
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 11 oktober 2023
884-208
BIJLAGE
Interim omgevingsverordening Noord-Brabant (IOV)
Artikel 3.6
Lid 1
Zorgvuldig ruimtegebruik houdt in dat:
a. de toedeling van functies in beginsel plaatsvindt binnen bestaand ruimtebeslag voor bebouwing, behalve in de gevallen dat:
1. nieuwvestiging mogelijk is op grond van de bepalingen in dit hoofdstuk;
[…].
Artikel 3.42
Lid 1
Een bestemmingsplan dat voorziet in de ontwikkeling van een locatie voor wonen, werken of voorzieningen ligt binnen Stedelijk gebied en bevat een onderbouwing dat:
a. de ontwikkeling past binnen de regionale afspraken, bedoeld in afdeling 5.4 Regionaal samenwerken;
b. het een duurzame stedelijke ontwikkeling is.
[…].
Artikel 3.43
In afwijking van artikel 3.42 Duurzame stedelijke ontwikkeling, eerste lid, kan een bestemmingsplan, ter plaatse van Verstedelijking afweegbaar voorzien in de nieuwvestiging van een duurzame stedelijke ontwikkeling als:
a. binnen Stedelijk Gebied feitelijk of vanuit kwalitatieve overwegingen onvoldoende ruimte beschikbaar is;
b. transformatie van cultuurhistorisch waardevol of geschikt leegstaand vastgoed niet tot de mogelijkheden behoort;
c. de ontwikkeling past binnen de regionale afspraken, bedoeld in afdeling 5.4 Regionaal samenwerken;
d. de stedenbouwkundige- en landschappelijke inrichting rekening houdt met de omgevingskwaliteit en structuren in het gebied en de naaste omgeving waaronder een duurzame afronding van het Stedelijk Gebied.
Artikel 3.44
[…].
Lid 3
Bij samenloop met een ander werkingsgebied geldt dat de stedelijke ontwikkeling rekening houdt met de opgenomen regels.