Rb. Den Haag, 30-09-2015, nr. AWB - 15 , 16967
ECLI:NL:RBDHA:2015:11475, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Rechtbank Den Haag
- Datum
30-09-2015
- Zaaknummer
AWB - 15 _ 16967
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBDHA:2015:11475, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 30‑09‑2015; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:RVS:2015:3473, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Uitspraak 30‑09‑2015
Inhoudsindicatie
Mislukte uitzetting geen nieuw terugkeerbesluit genomen Niet in geschil is dat eiser fysiek de Europese Unie heeft verlaten en in Afghanistan, zijn land van herkomst, op de luchthaven is geweest. Gesteld noch gebleken is dat het aan eiser te wijten is geweest dat de Afghaanse autoriteiten hem hebben geweigerd. De rechtbank overweegt in dit verband dat niet is komen vast te staan wat de redenen van deze weigering zijn geweest. Eiser heeft kortstondig op de luchthaven van Kabul verbleven alvorens de escorts eiser weer mee terug naar Nederland hebben genomen. De rechtbank is van oordeel dat eiser gelet op het voorgaande aan zijn terugkeerverplichting heeft voldaan. Het terugkeerbesluit van 8 september 2015 is daarmee komen te vervallen. Verweerder had, alvorens aan eiser onderhavige maatregel op te leggen, gelet op artikel 6 in samenhang met 15, eerste lid, van de Terugkeerrichtlijn, dan ook een nieuw terugkeerbesluit moeten nemen. Dit heeft verweerder ten onrechte nagelaten.
Partij(en)
RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 15/16967
V-nr: [V-nummer]
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 30 september 2015 in de zaak tussen
[eiser] ,
geboren op [geboortedag] 1994, van Afghaanse nationaliteit, eiser
(gemachtigde mr. A.H.A. Kessels),
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder
(gemachtigde mr. J.W. van Deel).
Procesverloop
Op 16 september 2015 is eiser op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000 in bewaring gesteld.
Bij beroepschrift van 16 september 2015 heeft eiser beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder tot oplegging van de vrijheidsontnemende maatregel.
Op grond van artikel 94, eerste lid, van de Vw 2000 houdt het beroep tevens in een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep behandeld ter openbare zitting van 29 september 2015. Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Ook was ter zitting aanwezig M. Rastegar als tolk in de Dari taal.
Overwegingen
1. Eiser is op 12 maart 2015 op grond van artikel 59, eerste lid, onder a, van de Vw 2000 in bewaring gesteld. Eiser heeft daarna vier asielaanvragen ingediend, waarvan verweerder de laatste op 8 september 2015 heeft afgewezen. Het afwijzingsbesluit omvatte tevens een terugkeerbesluit. Op 14 september 2015 is eiser op een EU-staat onder begeleiding van escorts en derhalve gedwongen per vliegtuig uitgezet naar Kabul, te Afghanistan, zijn land van herkomst. Eiser is daar door de Afghaanse autoriteiten niet geaccepteerd. Op 15 september 2015 is eiser onder begeleiding van diezelfde escorts mee teruggenomen naar Nederland, waar hij op 16 september 2015 om 6.00 uur op Schiphol is aangekomen. Diezelfde dag is eiser om 10.30 uur op grond van artikel 59, eerste lid, onder a, van de Vw 2000 in bewaring gesteld.
2.1
Op grond van artikel 3, aanhef en onder 3 van de Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (Terugkeerrichtlijn) wordt, voor zover van belang, onder “terugkeer” verstaan het proces waarbij een onderdaan van een derde land, vrijwillig gevolg gevend aan een terugkeerverplichting of gedwongen, terugkeert naar zijn land van herkomst.
2.2
Op grond van artikel 3, aanhef en onder 5 van de Terugkeerrichtlijn wordt onder “verwijdering” verstaan de tenuitvoerlegging van de terugkeerverplichting, d.w.z. de fysieke verwijdering uit de lidstaat.
2.3
Artikel 15, eerste lid, van de Terugkeerrichtlijn bepaalt dat inbewaringstelling slechts mogelijk is indien jegens de vreemdeling een terugkeerprocedure loopt. Uit artikel 6 van de Terugkeerrichtlijn volgt dat een dergelijke procedure in beginsel aanvangt met een terugkeerbesluit.
3. Eiser heeft primair aangevoerd dat de vrijheidsontnemende maatregel onrechtmatig is, nu daaraan voorafgaand ten onrechte geen nieuw terugkeerbesluit is genomen.
4. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser niet aan zijn terugkeerverplichting heeft voldaan, nu de Afghaanse autoriteiten hem niet hebben geaccepteerd, dat wil zeggen hem de toegang hebben geweigerd. Gelet hierop is het terugkeerbesluit van 8 september 2015 na eisers terugkomst in Nederland op 16 september 2015 herleefd, zodat geen nieuw terugkeerbesluit hoefde te worden genomen alvorens eiser onderhavige vrijheidsontnemende maatregel op te leggen.
5.1
De rechtbank overweegt dat niet in geschil is dat eiser fysiek de Europese Unie heeft verlaten en in Afghanistan, zijn land van herkomst, op de luchthaven is geweest. Gesteld noch gebleken is dat het aan eiser te wijten is geweest dat de Afghaanse autoriteiten hem hebben geweigerd. De rechtbank overweegt in dit verband dat niet is komen vast te staan wat de redenen van deze weigering zijn geweest. Eiser heeft kortstondig op de luchthaven van Kabul verbleven alvorens de escorts eiser weer mee terug naar Nederland hebben genomen. De rechtbank is van oordeel dat eiser gelet op het voorgaande aan zijn terugkeerverplichting heeft voldaan. Het terugkeerbesluit van 8 september 2015 is daarmee komen te vervallen. Verweerder had, alvorens aan eiser onderhavige maatregel op te leggen, gelet op artikel 6 in samenhang met 15, eerste lid, van de Terugkeerrichtlijn, dan ook een nieuw terugkeerbesluit moeten nemen. Dit heeft verweerder ten onrechte nagelaten.
5.2
Hieruit volgt dat de toepassing van de vrijheidsontnemende maatregel van meet af aan in strijd is met de Terugkeerrichtlijn. De rechtbank verklaart het beroep dan ook gegrond en beveelt de onmiddellijke opheffing van de bewaring.
6. De rechtbank ziet in het vorenstaande aanleiding eiser ten laste van de Staat der Nederlanden een vergoeding als bedoeld in artikel 106 van de Vw 2000 toe te kennen en wel tot een bedrag van € 105,-- per dag dat eiser op een politiebureau ten onrechte aan de vrijheidsontnemende maatregel onderworpen is geweest en van € 80,-- per dag dat eiser in het huis van bewaring ten onrechte aan de vrijheidsontnemende maatregel onderworpen is geweest. De vergoeding bedraagt in totaal € 1.145,--.
7. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 980,-- (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 490,--, en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiser een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.
Beslissing
De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
- beveelt dat verweerder de bewaring onmiddellijk opheft;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden tot het betalen van een schadevergoeding aan eiser tot een bedrag van € 1.145,-- (zegge: elfhonderd en vijfenveertig euro);
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 980,-- (zegge: negenhonderd en tachtig euro).
Deze uitspraak is gedaan op 30 september 2015 door mr. M.C. Eggink, rechter, in aanwezigheid van H.C. Hagen, griffier, en bekendgemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum.
Afschrift verzonden aan partijen op:
Conc.: HH
Coll:
D: B
VK
Tegen deze uitspraak kan binnen één week na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage). Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.