NJ 1937/846
Sr. art. 138, lid 4 j°. lid 1. Bewijs van het in vereeniging plegen van het misdrijf.
HR 15-03-1937, ECLI:NL:HR:1937:116
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
15 maart 1937
- Magistraten
Mrs. Visser, Taverne, Servatius, Donner en van der Meulen
- Zaaknummer
[15031937/NJ_1937-846]
- Conclusie
Mr. Van Lier
- JCDI
JCDI:ADS130023:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1937:116, Uitspraak, Hoge Raad, 15‑03‑1937
- Wetingang
(Sr art. 138.)
Essentie
Sr. art. 138, lid 4 j°. lid 1. Bewijs van het in vereeniging plegen van het misdrijf.
Samenvatting
Het Hof heeft uit het feit, dat requiranten vereenigd zijn binnengetreden, in verband met hun vertoeven en zich niet verwijderen ondanks den hun herhaaldelijk gegeven last, kunnen afleiden, dat het niet verlaten van het gebouw door requiranten geschiedde krachtens uitdrukkelijke of stilzwijgende afspraak of overleg, en dus ten deze in vereeniging.
Voorgaande uitspraak
Op het beroep van P. H F., sigarenmaker, en M. W. P. v. R., bosjesmaker, beide te Tegelen, requiranten van cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.