Einde inhoudsopgave
Derdenbeslag (BPP nr. I) 2003/5.2.4
5.2.4 Rusten nog andere verplichtingen op de derde-beslagene?
Mr. L.P. Broekveldt, datum 31-03-2003
- Datum
31-03-2003
- Auteur
Mr. L.P. Broekveldt
- JCDI
JCDI:ADS398085:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Zie daarover met name H. Stein, 'De verplichtingen van de derde-beslagene', Adv.bl. 1994 (afl. 2), p. 62 (onder 4); zie ook Hl Snijders in zijn noot (onder 6-7) onder HR 31 mei 1991, NJ 1992, 261 (WillemsJFMN); WAK. Rank, Geld, geldschuld en betaling (diss. Leiden), 1996, § 173, p. 323; Asser/Hartkamp 2000 (4-1), nr. 228; Oudelaar, Recht halen, 2000, § 78, p. 91 (met noot 12); Vademecum Executie en Beslag (Van Oven), 2001, § 8.1.5.
Zie zijn in de vorige noot genoemde artikel in het Advocatenblad van 1994; zie ook Hl Snijders in zijn noot (onder 6) bij WillemsJFMN (NJ 1992, p. 1026).
Overigens is nog wel denkbaar dat uiteindelijk, nádat het derdenbeslag geheel is afgewikkeld, de (voormalige) beslagdebiteur als schuldeiser de (voormalige) derde-beslagene als zijn schuldenaar, ter zake uit hoofde van ongerechtvaardigde verrijking (art. 6:212) zou kunnen aanspreken.
Zie daarover Hof 's-Gravenhage 2 maart 1988, NJ 1988, 920, in welk geval de in hoger beroep door de Ontvanger vermeerderde eis was gebaseerd op een door de derde-beslagene jegens hém gepleegde onrechtmatige daad. Die eisvermeerdering werd door het hof afgewezen, aangezien de vermeerderde vordering buiten de grenzen van het beslag en daarmee van de verklaringsprocedure viel.
Zie ook dáárvoor zijn eerder in noot 37 genoemde artikel in het Advocatenblad van 1994.
Aldus ook Vademecum Executie en Beslag (Van Oven), 2001, § 8.1.5.
215. Indien uit het in § 5.2.2 en § 5.23 betoogde reeds een eerste conclusie zou moeten worden getrokken zou het deze kunnen zijn, dat de positie van de derde onder wie, als schuldenaar van de beslagdebiteur, buiten zijn wil om beslag wordt gelegd, in beginsel niet onbevredigend is geregeld. In bepaalde omstandigheden kan het gelegde beslag voor hem zelfs voordelig uitpakken. De derde pleegt weliswaar een vorm van 'gedwongen wanprestatie', maar hij kan niet zonder meer genoopt worden aan de beslaglegger ook (wettelijke) rente te vergoeden over de geldsommen die hij - soms gedurende lange tijd - onder zich zal moeten houden, tenzij het gaat om bedongen rente of vóór het beslag reeds verschuldigde wettelijke rente. Een verstandige derde zal dan ook, zeker wanneer de beslagen geldsommen enigszins substantieel zijn, deze zo gunstig mogelijk rentedragend beleggen. In dat geval zouden de volgende vragen kunnen rijzen1:
kan de beslaglegger de derde verplichten de door het beslag getroffen geldsommen zo gunstig mogelijk te beleggen?
vallen de aldus gekweekte rente of andere inkomsten onder het gelegde beslag?
Deze vragen zijn, bij afwezigheid van aanknopingspunten in het wettelijk systeem en de wetsgeschiedenis, niet eenvoudig te beantwoorden. Ook rechtspraak is er niet over.
Uitgaande van het feit dat de derde als gevolg van het onder hem gelegde beslag niet jegens zijn schuldeiser - de beslagdebiteur - in de nakoming van zijn verbintenis verwijtbaar tekortschiet - derhalve daardoor ook niet jegens hem schadeplichtig kan worden - geldt zulks nog 'a fortiori' jegens de beslaglegger. Ook het nemo plus-beginsel brengt dat met zich mee. Daarmee valt reeds een eventuele verplichting van de derde om ten behoeve van de beslaglegger bepaalde 'schadebeperkende' maatregelen te nemen - want daar gaat het hier in wezen om - juridisch reeds niet goed te funderen. Een verplichting tot het op gunstige voorwaarden beleggen van beslagen tegoeden, zal evenmin voortvloeien uit de rechtsverhouding die tussen beslagdebiteur en derde-beslagene bestaat: immers, zónder het beslag had de beslagdebiteur als schuldeiser juist wél bij de derde aanspraak op vergoeding van wettelijke rente kunnen maken. Het gaat dan ook te ver om hier als regel te aanvaarden, zoals H. Stein destijds voorstond2, dat de derde jegens de beslaglegger - dus buiten de beslagen rechtsverhouding (B)-(C) om - onrechtmatig zou handelen als hij de beslagen geldsommen niet naar behoren zou beleggen, zodat hij de daardoor tijdens het beslag gederfde rente als schade aan de beslaglegger zou dienen te vergoeden. Een vergelijkbaar probleem zal zich ook kunnen voordoen bij beslag op ter beurze genoteerde aandelen of effecten. Wat moet de derde in zo'n geval doen bij een dreigende waardedaling van de effecten: eigenmachtig verkopen en de opbrengst op deposito zetten? De derde is echter niet bevoegd om, zonder toestemming van beslaglegger én beslagdebiteur, naar eigen inzichten over de beslagen goederen te beschikken.
Uit het voorgaande volgt dat de onder (a) opgeworpen vraag, of op de derde-beslagene de rechtsplicht rust beslagen tegoeden vruchtdragend te maken, in beginsel ontkennend zal moeten worden beantwoord. De belangrijkste reden daarvoor is dat tussen derde en beslaglegger, afgezien van het gelegde beslag, geen rechtsverhouding bestaat waarin zo'n verplichting zijn juridische grondslag zou kunnen vinden. De hier geschetste problemen, die overigens alleszins reëel zijn, zullen dan ook op een daartoe meer geëigende en ook beter in het wettelijk systeem passende wijze moeten worden opgelost, en wel bij rechtstreeks tussen de direct belanghebbenden: beslaglegger en beslagdebiteur. Zo zou daarover bijv. een executiegeschil ex art. 438 kunnen worden begonnen, waarbij dan ook de derde zal kunnen worden betrokken om een en ander te 'gehengen en te gedogen'. Het uitgangspunt zal echter moeten zijn dat de derde, die geheel buiten zijn wil in een geschil tussen beslaglegger en be-slagdebiteur wordt betrokken, de afwikkeling van het onder hem gelegde beslag rustig mag afwachten, met dien verstande dat hij de ingevolge de wet wél op hem gelegde verplichtingen nauwgezet dient na te komen.
Met het voorgaande is in wezen ook reeds de onder (b) omschreven vraag ontkennend beantwoord. Immers, wanneer de derde-beslagene niet jegens de beslaglegger - en evenmin jegens de beslagdebiteur - rechtens gehouden is of kan worden het beslagene vruchtdragend te maken, zal hij de geheel uit eigen beweging gekweekte rente in beginsel3 ook zelf mogen behouden. Deze zal dus de schuldeiser die derdenbeslag heeft gelegd niet (mede) tot verhaal strekken een conclusie die ook nog langs andere weg kan worden bereikt. Wanneer de derde de door hem gekweekte rente niet aan de beslagdebiteur verschuldigd is, maar onder omstandigheden uitsluitend aan de beslaglegger, zal deze vordering wegens gederfde inkomsten (die dan moet zijn gebaseerd op onrechtmatige daad of ongerechtvaardigde verrijking) per definitie ook niet onder het gelegde beslag vallen. Het gaat dan immers niet om een tot het vermogen van de beslagdebiteur behorende vordering, die ook niet door middel van wijziging of aanvulling van de grondslag van de eis alsnog onder het bereik van het gelegde beslag kan worden gebracht.4
De slotsom zal dan ook moeten zijn dat, afgezien van de eerder (in nr. 213) genoemde hoofdverplichtingen van de derde-beslagene, er in beginsel geen andere verplichtingen op hem rusten. Dat zou ook niet in overeenstemming zijn met de voor de derde geldende non peius-regel en evenmin met de nemo plus-regel waaraan de beslaglegger is gebonden. Op een en ander stuiten tevens alle door Stein5 voorgestane maatregelen af, die de derde in dit verband zou behoren te treffen om te voorkomen dat het verhaalsrecht van de beslaglegger aan waarde zou inboeten. De derde is tenslotte óók niet verplicht - natuurlijk wel bevoegd - de beslaglegger en/of de beslag-debiteur te 'waarschuwen' dat de door hem verschuldigde bedragen geen rente (zullen) opbrengen. De derde is derhalve niet6 gehouden tot de door H. Stein aangenomen 'zorg' van een goede derde-beslagene, nog daargelaten de vaagheid van dat begrip. Bovendien, wat goed is voor de beslaglegger, is dat nog niet noodzakelijk ook voor de beslagdebiteur. De derde is echter wél verplicht er voor te zorgen, dat door hem tijdig een deugdelijke buitengerechtelijke Verklaring wordt afgelegd. Dat is zijn eerste en belangrijkste verplichting, die thans zal worden besproken.