NJ 2023/107
Vordering benadeelde partij. Motiveringsgebrek in toewijzing van vordering tot vergoeding van immateriële schade van aangevers in belagingszaak.
HR 31-01-2023, ECLI:NL:HR:2023:33, m.nt. W.H. Vellinga
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
31 januari 2023
- Magistraten
Mrs. V. van den Brink, C. Caminada, T. Kooijmans
- Zaaknummer
21/02168
- Conclusie
A-G mr. B.F. Keulen
- Noot
W.H. Vellinga
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS692609:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Materieel strafrecht / Sancties
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Verbintenissenrecht / Schadevergoeding
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2023:33, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 31‑01‑2023
ECLI:NL:PHR:2022:1257, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 06‑12‑2022
Beroepschrift, Hoge Raad, 18‑11‑2021
- Wetingang
Art. 285b Sr; art. 6:106 BW
Essentie
Vordering benadeelde partij. Motiveringsgebrek in de toewijzing van de vordering tot vergoeding van immateriële schade van aangevers in een belagingszaak.
Samenvatting
Aangeefster en aangever van belaging hebben zich als benadeelde partijen gevoegd en vergoeding van (onder meer) immateriële schade gevorderd.
Het hof heeft de vorderingen tot vergoeding van immateriële schade van de benadeelde partijen toegewezen tot een bedrag van telkens € 500, vermeerderd met de wettelijke rente. Mede in aanmerking genomen dat deze vorderingen namens de verdachte gemotiveerd zijn betwist, is dat oordeel ontoereikend gemotiveerd. Daarbij is van belang dat uit de overwegingen van het hof niet kan ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.