Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2022/922 betreffende de instelling en de werking van een evaluatie- en toezichtmechanisme voor de controle op de toepassing van het Schengenacquis, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1053/2013
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 05-07-2022
- Bronpublicatie:
09-06-2022, PbEU 2022, L 160 (uitgifte: 15-06-2022, regelingnummer: 2022/922)
- Inwerkingtreding
05-07-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
09-06-2022, PbEU 2022, L 160 (uitgifte: 15-06-2022, regelingnummer: 2022/922)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Internationaal publiekrecht / Vrij verkeer
Vreemdelingenrecht / Grensbewaking
Verordening van de Raad van 9 juni 2022 betreffende de instelling en de werking van een evaluatie- en toezichtmechanisme voor de controle op de toepassing van het Schengenacquis, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1053/2013
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 70,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Gezien het advies van het Europees Parlement (1),
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
Voor het Schengengebied zonder binnengrenstoezicht is het van vitaal belang dat de lidstaten het Schengenacquis efficiënt en effectief toepassen. Dat acquis omvat maatregelen op het gebied van de buitengrenzen, maatregelen die de afwezigheid van controles aan de binnengrenzen compenseren en een sterk toezichtskader, die samen het vrije verkeer versterken en voor een hoog niveau van veiligheid, recht en bescherming van de grondrechten zorgen, met inbegrip van de bescherming van persoonsgegevens.
- (2)
Onderlinge toetsing van en onderling toezicht op de toepassing van dat Schengenacquis vormen sinds 1998 kernelementen van het Schengengebied en dragen bij tot de handhaving van een hoge mate van verantwoording en verantwoordelijkheid inzake resultaten en tot de versterking van het wederzijdse vertrouwen tussen de lidstaten.
- (3)
Bij Verordening (EU) nr. 1053/2013 van de Raad (2) is een specifiek Schengenevaluatie- en toezichtmechanisme ingesteld, dat in 2015 operationeel werd.
- (4)
Om de effectiviteit en efficiëntie daarvan te vergroten, moet het Schengenevaluatie- en toezichtmechanisme worden versterkt. Het herziene evaluatie- en toezichtmechanisme moet erop gericht zijn een hoog niveau van wederzijds vertrouwen tussen de lidstaten te handhaven door ervoor te zorgen dat de lidstaten het Schengenacquis daadwerkelijk toepassen overeenkomstig de overeengekomen gemeenschappelijke normen en grondbeginselen en -regels en aldus bijdragen tot een goed functionerend Schengengebied.
- (5)
Het evaluatie- en toezichtmechanisme moet zijn doelstellingen verwezenlijken door middel van objectieve en onpartijdige evaluaties die het mogelijk maken snel tekortkomingen in de toepassing van het Schengenacquis vast te stellen die de correcte werking van het Schengengebied zouden kunnen verstoren, ervoor zorgen dat die tekortkomingen snel worden verholpen en de basis vormen voor een dialoog over de werking van het Schengengebied als geheel. Overeenkomstig artikel 70 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) dienen de lidstaten in samenwerking met de Commissie een objectieve en onpartijdige evaluatie te verrichten van de uitvoering van het beleid van de Unie binnen de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht. Dat vereist nauwe samenwerking tussen de lidstaten en de Commissie, een evenwichtige verdeling van gedeelde verantwoordelijkheden en de handhaving van het door onderlinge beoordeling gekenmerkte karakter van het systeem. Dat vereist ook een grotere rol voor de Raad en nauwere betrokkenheid van het Europees Parlement. Gezien de omvang van de wijzigingen aan het evaluatie- en toezichtmechanisme dat bij Verordening (EU) nr. 1053/2013 is ingesteld, moet die verordening worden ingetrokken en door een nieuwe verordening worden vervangen.
- (6)
Het evaluatie- en toezichtmechanisme zou alle gebieden van het Schengenacquis moeten kunnen bestrijken — nu en in de toekomst, met name het buitengrensbeheer, de afwezigheid van binnengrenstoezicht, visumbeleid, terugkeer, grootschalige informatiesystemen die de toepassing van het Schengenacquis ondersteunen, politiële samenwerking, justitiële samenwerking in strafzaken en gegevensbescherming — behalve die waarvoor reeds een specifiek evaluatiemechanisme bestaat krachtens het Unierecht. Het evaluatie- en toezichtmechanisme moet alle relevante wetgeving en operationele activiteiten bestrijken die deel uitmaken van het Schengenacquis en die bijdragen tot de werking van het Schengengebied.
- (7)
Bij alle evaluaties moet overeenkomstig de conclusies van de Europese Raad van 1 en 2 maart 2012 worden nagegaan of de autoriteiten die het Schengenacquis toepassen, correct functioneren. De evaluatie moet ook betrekking hebben op de praktijken van particuliere entiteiten, zoals luchtvaartmaatschappijen of externe dienstverleners, voor zover zij tijdens hun samenwerking met de lidstaten betrokken zijn bij of gevolgen ondervinden van de uitvoering van het Schengenacquis.
- (8)
Gezien de steeds grotere rol van de organen en instanties van de Unie bij de uitvoering van het Schengenacquis, moet het evaluatie- en toezichtmechanisme de controle van de activiteiten van die organen en instanties van de Unie ondersteunen, voor zover zij namens de lidstaten taken vervullen ter ondersteuning van de operationele toepassing van de bepalingen van het Schengenacquis. De controle van die activiteiten moet deel uitmaken van de evaluatie van de lidstaten, worden weergegeven in het verslag en worden uitgevoerd onverminderd en met volledige inachtneming van de verantwoordelijkheden van de Commissie en van de relevante bestuursorganen van de betrokken organen en instanties, krachtens hun oprichtingsverordeningen en hun in die verordeningen opgenomen eigen evaluatie- en toezichtprocedures. Indien uit evaluaties blijkt dat er tekortkomingen zijn met betrekking tot functies die worden uitgevoerd of ondersteund door organen of instanties van de Unie, moet de Commissie hun betrokken bestuursorganen, alsook de Raad en het Europees Parlement, daarvan in kennis stellen.
- (9)
De evaluatie- en toezichtactiviteiten moeten doelgericht zijn en rekening houden met de resultaten van eerdere evaluaties, risicoanalyses, nieuwe wetgeving, informatie die de Commissie overeenkomstig deze verordening heeft verkregen en, indien relevant, met de resultaten van nationale mechanismen voor kwaliteitscontrole. Zij moeten worden ondersteund door versterkte samenwerking met de organen en instanties van de Unie die deelnemen aan de uitvoering van het Schengenacquis, teneinde relevante informatie en deskundigheid te verstrekken voor de planning of uitvoering van evaluatie- of toezichtactiviteiten, door de systematische betrokkenheid van dergelijke organen en instanties bij Schengenevaluaties, onder meer door waarnemers aan te stellen om aan de evaluaties deel te nemen, en door betere risicoanalyses en informatie-uitwisseling, onder meer over corruptie en georganiseerde criminaliteit, voor zover die de toepassing van het Schengenacquis door de lidstaten kunnen ondermijnen.
Dergelijke samenwerking en betrokkenheid hebben met name betrekking op het Europees Grens- en kustwachtagentschap (Frontex), geregeld bij Verordening (EU) 2019/1896 van het Europees Parlement en de Raad (3), het Agentschap van de Europese Unie voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht (eu-LISA), opgericht bij Verordening (EU) 2018/1726 van het Europees Parlement en de Raad (4), het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (Europol), opgericht bij Verordening (EU) 2016/794 van het Europees Parlement en de Raad (5), het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten (FRA), opgericht bij Verordening (EG) nr. 168/2007 van de Raad (6), en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming, opgericht bij Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad (7).
De samenwerking moet ook meer wederzijds worden en de agentschappen moeten niet alleen bijdragen aan, maar ook baat hebben bij de betrokkenheid bij het evaluatie- en toezichtmechanisme, opdat hun operationele respons op een hoger plan wordt gebracht. Om belangenconflicten te voorkomen, mogen waarnemers van een orgaan of een instantie van de Unie indien in het kader van de evaluatie van een lidstaat de activiteiten van een bij de uitvoering van het Schengenacquis betrokken orgaan of instantie van de Unie — voor zover die namens de lidstaten een functie vervult bij de operationele uitvoering van de bepalingen van het Schengenacquis — aan controle worden onderworpen, niet deelnemen aan de besprekingen over de bevindingen in verband met de activiteit van dat orgaan of die instantie van de Unie.
- (10)
De kwetsbaarheidsbeoordeling door Frontex is een mechanisme dat het bij deze verordening ingestelde evaluatie- en toezichtmechanisme aanvult en dat zowel de kwaliteitscontrole op het niveau van de Unie moet waarborgen als moet zorgen voor voortdurende paraatheid op zowel Unie- als nationaal niveau ten aanzien van problemen aan de buitengrenzen. Bij de voorbereiding van de evaluatie- en toezichtactiviteiten moet rekening met die kwetsbaarheidsbeoordeling worden gehouden, zodat het situationeel bewustzijn actueel is. Beide mechanismen vormen een onderdeel van het Europees geïntegreerd grensbeheer. De synergieën tussen de kwetsbaarheidsbeoordeling en het evaluatie- en toezichtmechanisme moeten worden gemaximaliseerd om een beter beeld van de werking van het Schengengebied te verkrijgen, waarbij dubbel werk en tegenstrijdige aanbevelingen zo veel mogelijk moeten worden vermeden. Daartoe dienen Frontex en de Commissie geregeld informatie uit te wisselen over de resultaten van beide mechanismen. Om de strategische focus te vergroten en een gerichtere opzet van de evaluatie te verwezenlijken, is het ook noodzakelijk de synergieën verder te verhogen met de relevante mechanismen en platformen die worden beheerd door agentschappen van de Unie en nationale overheden, zoals het Europees multidisciplinair platform tegen criminaliteitsdreiging (Empact), en met het toezicht dat door de Commissie met de steun van eu-LISA wordt uitgeoefend met betrekking tot de voorbereiding van de lidstaten op de uitvoering van relevante IT-systemen, alsook met de bevindingen van de nationale mechanismen voor kwaliteitscontrole, indien van toepassing.
- (11)
In aanvulling op de afzonderlijke evaluaties van de correcte uitvoering en toepassing van de vereisten inzake gegevensbescherming van het Schengenacquis, moet er bij de evaluatie bijzondere aandacht worden besteed aan de controle van de eerbiediging van de grondrechten bij de toepassing van het Schengenacquis. Teneinde de capaciteit van het evaluatie- en toezichtmechanisme om schendingen van de grondrechten op relevante beleidsterreinen vast te stellen, te vergroten, moeten aanvullende maatregelen worden genomen. De Schengenevaluatoren moeten daartoe naar behoren worden opgeleid, er moet beter gebruik worden gemaakt van relevante informatie van het FRA en de deskundigen van dat bureau moeten beter worden betrokken bij de opzet en de uitvoering van evaluaties. Voorts moet het mogelijk zijn om bij de programmering en de opzet van evaluaties rekening te houden met bewijsmateriaal dat op eigen initiatief openbaar is gemaakt of is verstrekt via onafhankelijke toezichtmechanismen of door relevante derden, zoals ombudsmannen, autoriteiten die toezicht houden op de eerbiediging van de grondrechten en niet-gouvernementele en internationale organisaties. Bij de uitvoering van de evaluaties, zoals het afleggen van bezoeken, moeten de entiteiten en derden die de lidstaten ondersteunen, worden begrepen als de entiteiten en derden die juridisch of contractueel met de lidstaten verbonden zijn, en die namens hen bepaalde taken mogen uitvoeren bij het toepassen van het Schengenacquis. Bij het opstellen van de evaluatieverslagen mag alleen rekening worden gehouden met informatie die tijdens de evaluatieactiviteit is geverifieerd.
- (12)
Het evaluatie- en toezichtmechanisme dient te voorzien in transparante, efficiënte en duidelijke regels inzake de vormen en methoden die moeten worden gehanteerd voor de evaluatie- en toezichtactiviteiten, de inzet van hooggekwalificeerde deskundigen en de follow-up van de evaluatiebevindingen.
- (13)
De vormen van evaluaties en methoden moeten flexibeler worden om het evaluatie- en toezichtmechanisme efficiënter te maken en het beter in staat te stellen zich aan te passen aan nieuwe omstandigheden en ontwikkelingen op wetgevingsgebied en om het gebruik van de middelen van de lidstaten, de Commissie en de organen en instanties van de Unie te stroomlijnen. Periodieke evaluaties door middel van bezoeken moeten het belangrijkste evaluatiemiddel zijn. Onaangekondigde evaluaties en thematische evaluaties moeten op evenwichtige wijze worden gebruikt, op basis van risicoanalyses, na de vaststelling van nieuwe wetgeving of op basis van informatie die de Commissie overeenkomstig deze verordening heeft verkregen. De vormen van evaluatie moeten duidelijk worden omschreven. Afhankelijk van het beleidsterrein en de aard van de evaluatie- en toezichtactiviteit moet het evaluatie- en toezichtmechanisme het mogelijk maken verschillende lidstaten tegelijkertijd te evalueren en moet het, in uitzonderlijke gevallen, het mogelijk maken evaluaties volledig of gedeeltelijk op afstand te verrichten en de evaluatie van verschillende beleidsterreinen te combineren. Het moet in het kader van het evaluatie- en toezichtmechanisme mogelijk zijn uitgebreide evaluatieverslagen over de lidstaat op te stellen waarin de algemene prestaties van die lidstaat bij de toepassing van het Schengenacquis worden beoordeeld.
- (14)
Thematische evaluaties moeten worden gebruikt om de praktijken van de lidstaat bij de uitvoering van het Schengenacquis te analyseren. Die evaluaties moeten plaatsvinden om de uitvoering te beoordelen van belangrijke wetswijzigingen wanneer die van toepassing worden, evenals van nieuwe initiatieven, en om kwesties te beoordelen in het kader van beleidsterreinen of praktijken van lidstaten waarbij sprake is van overeenkomstige uitdagingen.
- (15)
Onaangekondigde bezoeken moeten, afhankelijk van hun doel, zonder voorafgaande kennisgeving aan de betrokken lidstaat of slechts met een kennisgeving op korte termijn plaatsvinden en gebaseerd zijn op risicoanalyses of andere relevante gronden, naargelang het geval. Het moet mogelijk zijn onaangekondigde bezoeken te organiseren om een evaluatie te verrichten van de toepassing van het Schengenacquis aan de binnengrenzen, alsook van de opkomende of systemische problemen die een aanzienlijk effect zouden kunnen hebben op de werking van het Schengengebied, of wanneer er redenen zijn om aan te nemen dat een lidstaat ernstig tekortschiet in zijn verplichtingen uit hoofde van het Schengenacquis. Onaangekondigde bezoeken moeten normaliter plaatsvinden met een kennisgeving van ten minste 24 uur van tevoren. Onaangekondigde bezoeken zonder voorafgaande kennisgeving moeten plaatsvinden om na te gaan of wordt voldaan aan de verplichtingen uit hoofde van het Schengenacquis, met name aan de binnengrenzen en naar aanleiding van onderbouwde aanwijzingen betreffende ernstige schendingen van de grondrechten bij de toepassing van het Schengenacquis. In dergelijke gevallen zou een voorafgaande kennisgeving de nuttige werking van het bezoek tenietdoen. Onaangekondigde bezoeken in verband met de evaluatie van de toepassing van het Schengenacquis dat aan de binnengrenzen van toepassing is, moeten het mogelijk maken om met name na te gaan of er geen grenstoezicht aan de binnengrenzen is, inclusief de vraag of de uitoefening van politiebevoegdheden of enig ander openbaar gezag dat aan de binnengrens wordt uitgeoefend, niet hetzelfde effect heeft als grenscontroles.
- (16)
De programmering via meerjarige en jaarlijkse evaluatieprogramma's van de uit hoofde van deze verordening uitgevoerde activiteiten heeft reeds bewezen meerwaarde te hebben voor het waarborgen van de voorspelbaarheid en zekerheid. Daarom moet de Commissie, in samenwerking met de lidstaten, meerjarige en jaarlijkse evaluatieprogramma's vaststellen. Die programma's moeten ook de nodige flexibiliteit bieden zodat zij zich in de loop van de tijd kunnen aanpassen aan het dynamische karakter van het Schengenacquis. In geval van overmacht moeten die programma's in overleg met de betrokken lidstaten kunnen worden aangepast zonder de programma's formeel te hoeven wijzigen. In het meerjarige evaluatieprogramma, dat voor zeven jaar wordt vastgesteld, moeten, indien van toepassing, de specifieke prioritaire gebieden binnen de beleidsterreinen worden aangegeven waarop de periodieke evaluaties betrekking moeten hebben. Die aanpak moet meer flexibiliteit, een betere prioritering en een evenwichtiger en strategischer gebruik van alle beschikbare instrumenten mogelijk maken. De verlenging van het meerjarige evaluatieprogramma van vijf naar zeven jaar zou ook moeten leiden tot een intensiever, scherper en gerichter toezicht op de lidstaten, zonder verlaging van het controleniveau.
- (17)
De evaluatie- en toezichtactiviteiten moeten worden uitgevoerd door teams die bestaan uit vertegenwoordigers van de Commissie en uit door de lidstaten aangewezen deskundigen. Die vertegenwoordigers en deskundigen moeten over passende kwalificaties beschikken, met inbegrip van een gedegen theoretische kennis en ervaring, en moeten de relevante bestaande opleiding hebben gevolgd. De Commissie moet zorgen voor opleidingscursussen voor Schengenevaluatoren op alle relevante beleidsterreinen, met inbegrip van componenten inzake de grondrechten en de correcte werking van de autoriteiten. De opleiding die een deskundige heeft ontvangen om Schengenevaluator te worden, moet kunnen leiden tot erkenning op nationaal niveau van de tijdens die opleiding verworven vaardigheden, kennis en bekwaamheden. Als er voor een beleidsterrein geen opleidingscursussen beschikbaar zijn, waardoor er te weinig opgeleide deskundigen zijn, moet het mogelijk zijn dat een deskundige die Schengenevaluator wil worden, een evaluatiemissie vergezelt als stagiair-deskundige.
- (18)
Om de deelname van een voldoende aantal ervaren deskundigen te bespoedigen en te vereenvoudigen, moet de Commissie in nauwe samenwerking met de lidstaten een pool van deskundigen aanleggen en in stand houden. Die pool moet de belangrijkste bron van deskundigen voor evaluatie- en toezichtactiviteiten zijn. Elke lidstaat moet ten minste één deskundige per beleidsterrein waarop hij wordt geëvalueerd aanwijzen, tenzij die aanwijzing de uitvoering van nationale taken ernstig in het gedrang zou brengen.
- (19)
Er moet meer flexibiliteit worden geboden met betrekking tot de omvang van de evaluatie- en toezichtteams teneinde de efficiëntie te vergroten en de administratieve lasten te verminderen. Daarom moet de Commissie de omvang van de teams vaststellen en aanpassen naargelang de behoeften en uitdagingen in verband met elke evaluatie- en toezichtactiviteit, waarbij het evenwicht wordt behouden tussen het aantal vertegenwoordigers van de Commissie en deskundigen van de lidstaten, teneinde de beginselen van collegiale toetsing en gedeelde verantwoordelijkheid te weerspiegelen. Er moet een evenwicht worden gevonden tussen de beginselen van gedeelde verantwoordelijkheid en voorspelbaarheid en de behoefte aan flexibiliteit tijdens het selectieproces van deskundigen. Bij het opzetten van de teams moet de Commissie derhalve, voor zover mogelijk, zorgen voor geografisch evenwicht, uiteenlopende profielen en roulatie. Bijzondere aandacht moet worden besteed aan de capaciteit van de nationale overheden om ervoor te zorgen dat de aanwijzing van deskundigen voor evaluatie- en toezichtactiviteiten geen buitensporige belasting vormt voor de lidstaten of voor de individuele situatie van deskundigen. De deskundigen die voor specifieke evaluaties worden uitgenodigd en hun nationale autoriteiten moeten gehoor geven aan de desbetreffende uitnodiging; het afwijzen van een uitnodiging mag enkel kunnen onder aanvoering van zwaarwegende professionele of persoonlijke redenen.
- (20)
De operationele kosten in verband met de evaluatie- en toezichtactiviteiten, zoals reis- en verblijfskosten en kosten van eten en drinken, moeten ten laste komen van de begroting van de Unie. Eventuele extra dagvergoedingen van nationale deskundigen die deelnemen aan evaluatie- en toezichtmissies en de personeelskosten van degenen die die deskundigen tijdens hun afwezigheid vervangen, moeten gedekt kunnen worden door de nationale programma's van de lidstaten in het kader van de desbetreffende fondsen van de Unie, overeenkomstig de doelstellingen en toepasselijke regels van die fondsen.
- (21)
De evaluatieverslagen moeten kort en bondig zijn. Zij moeten gericht zijn op de tekortkomingen die aanzienlijke gevolgen hebben en aangeven op welke gebieden aanzienlijke verbeteringen mogelijk zijn. Minder belangrijke bevindingen mogen geen deel uitmaken van de verslagen. Het team moet die bevindingen desalniettemin aan het einde van de evaluatieactiviteit meedelen aan de geëvalueerde lidstaat, met inbegrip van de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het desbetreffende nationale mechanisme voor kwaliteitscontrole. Het team moet actief proberen beste praktijken vast te stellen met het oog op vermelding daarvan in de verslagen. Met name nieuwe en innovatieve maatregelen die de toepassing van de gemeenschappelijke regels aanzienlijk verbeteren en die door andere lidstaten in de praktijk zouden kunnen worden gebracht, moeten in het verslag als beste praktijken worden aangemerkt.
- (22)
Evaluatieverslagen moeten in de regel aanbevelingen bevatten voor het verhelpen van vastgestelde tekortkomingen, met inbegrip van schendingen van de grondrechten, en door de Commissie onverwijld door middel van één uitvoeringshandeling worden aangenomen volgens de onderzoeksprocedure bedoeld in artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement et de Raad (8). Indien het verslag en de aanbevelingen worden neergelegd in één document waarvoor één enkele aannemingsprocedure geldt, versterkt dat de intrinsieke band tussen de bevindingen van de evaluatie en de aanbevelingen. Bovendien moet de gelijktijdige publicatie van het verslag en de aanbevelingen de lidstaten in staat stellen de tekortkomingen sneller en efficiënter te verhelpen. Tegelijkertijd moet het gebruik van de onderzoeksprocedure ervoor zorgen dat de lidstaten betrokken zijn bij het besluitvormingsproces dat tot de aanneming van de aanbevelingen leidt.
- (23)
Om het vertrouwen tussen de lidstaten te versterken, hun onderlinge coördinatie op Unieniveau te verbeteren en de collegiale druk te verhogen, moet de uitvoeringsbevoegdheid om in bepaalde gevallen aanbevelingen voor remediërend optreden aan te nemen en om in bepaalde gevallen de actieplannen stop te zetten, toch aan de Raad worden verleend, gezien zijn politieke rol bij het uitoefenen van die collegiale druk. Een dergelijke uitvoeringsbevoegdheid is gerechtvaardigd door de specifieke bevoegdheden die de Raad krachtens artikel 70 VWEU heeft op het gebied van de wederzijdse evaluatie van de uitvoering van het Uniebeleid in de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht. Die bevoegdheid beantwoordt goed aan het doel van een evaluatiemechanisme dat gebaseerd is op deze lex specialis, namelijk op dat specifieke gebied door middel van collegiale evaluatie aanvullend toezicht houden op de doeltreffende uitvoering van het Uniebeleid. De Raad moet daarom aanbevelingen aannemen in gevallen die voor de werking van het Schengengebied van politiek en algemeen belang zijn. Dergelijke gevallen moeten worden geacht zich voor te doen wanneer de geëvalueerde lidstaat de inhoud van het ontwerpevaluatieverslag fundamenteel betwist, met name wat betreft de aard van een bevinding, waarmee wordt aangetoond dat er tijdens de evaluatie potentiële problemen kunnen zijn ontstaan. Hetzelfde moet gelden wanneer uit een evaluatie blijkt dat er sprake is van een ernstige tekortkoming, in geval van thematische evaluaties, of in geval van eerste evaluaties. Zo moet de Raad in het kader van zijn rol in de toezichtfase van het evaluatie- en toezichtmechanisme ook uitvoeringsbesluiten vaststellen tot goedkeuring van de afsluiting van actieplannen in gevallen van ernstige tekortkomingen en eerste evaluaties.
- (24)
Bovendien moeten, wanneer uit evaluaties blijkt dat er sprake is van een ernstige tekortkoming, specifieke bepalingen van toepassing zijn om ervoor te zorgen dat onmiddellijk corrigerende maatregelen worden genomen. Zodra de geëvalueerde lidstaat in kennis is gesteld van dergelijke ernstige tekortkomingen, moet die, gezien de risico's die dergelijke tekortkomingen met zich meebrengen, onmiddellijk maatregelen beginnen te nemen om de tekortkoming te verhelpen, en daarbij zo nodig alle gepaste operationele en financiële middelen inzetten. Corrigerende maatregelen moeten gedurende het hele proces worden onderworpen aan kortere termijnen, een scherpere politieke controle en scherper politiek toezicht. In dat verband moet de Commissie de Raad onmiddellijk op de hoogte brengen wanneer uit een evaluatie blijkt dat er sprake is van een ernstige tekortkoming, en wanneer een ernstige tekortkoming wordt geacht een risico voor de openbare orde of de openbare veiligheid in het Schengengebied te vormen. De Commissie moet dat verslag aan de Raad en het Europees Parlement toezenden en uiterlijk één jaar na de datum van de evaluatie een nieuw bezoek organiseren om na te gaan of de lidstaat de betrokken tekortkomingen heeft verholpen. De Commissie dient een verslag van het nieuwe bezoek aan de Raad voor te leggen.
- (25)
De vaststelling van een ernstige tekortkoming vereist een grondige beoordeling per geval op basis van duidelijke criteria met betrekking tot de aard, omvang en mogelijke impact van de problemen, welke criteria per beleidsterrein kunnen verschillen. Een bevinding kan worden aangemerkt als een ernstige tekortkoming op basis van afzonderlijke, voor de effectieve toepassing van het Schengenacquis wezenlijke factoren of op basis van een combinatie van verschillende factoren. Indien echter wordt geoordeeld dat een vastgestelde tekortkoming een schending van de grondrechten kan vormen, of aanzienlijke negatieve gevolgen heeft of in de loop der tijd dreigt te hebben voor één of meer lidstaten of voor de werking van het gebied zonder binnengrenstoezicht, moet een dergelijke tekortkoming als een ernstige tekortkoming worden beschouwd. Wanneer in een evaluatieverslag melding wordt gemaakt van een ernstige tekortkoming bij de uitvoering van het buitengrenstoezicht, kunnen de artikelen 21 en 29 van Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad (9) van toepassing zijn.
- (26)
Het evaluatie- en toezichtmechanisme moet een robuuste follow-up- en toezichtcomponent omvatten. Die componentmoet door de Commissie, in nauwe samenwerking met de Raad en, waar relevant, het Europees Parlement, worden gewaarborgd, zonder een onevenredige last voor de betrokken actoren met zich mee te brengen. Evaluaties moeten worden gevolgd door actieplannen. Bij het opstellen van de actieplannen moeten de geëvalueerde lidstaten ten volle rekening houden met de financieringsmogelijkheden van de Unie en optimaal gebruikmaken van die middelen. Om het proces te versnellen, moet de Commissie de toereikendheid van de actieplannen evalueren, bijvoorbeeld in de vorm van een brief. Indien de diensten van de Commissie het actieplan niet toereikend achten, moet de betrokken lidstaat met het oog op een tijdige follow-up binnen één maand na ontvangst van de evaluatie een herzien actieplan indienen. De lidstaat moet in de regel om de zes maanden een follow-upverslag over de uitvoering van de actieplannen toezenden aan de Commissie en de Raad. De Commissie moet echter een andere — onder meer een lagere — verslagleggingsfrequentie kunnen aangeven, bijvoorbeeld in gevallen wanneer uit de evaluatie alleen bevindingen in de categorie ‘verbetering noodzakelijk’ naar voren zijn gekomen.
- (27)
In het kader van haar toezichtactiviteiten moet de Commissie de mogelijkheid hebben om nieuwe bezoeken en controlebezoeken te organiseren. Nieuwe bezoeken moeten worden georganiseerd om toezicht te houden op de voortgang van de uitvoering van een actieplan na een evaluatie waarbij een ernstige tekortkoming is vastgesteld of na een eerste evaluatie waarbij bleek dat de geëvalueerde lidstaat niet voldeed aan de noodzakelijke voorwaarden voor de toepassing van het Schengenacquis op het betrokken geëvalueerde beleidsterrein. In het verslag van het nieuwe bezoek moet worden aangegeven welke vooruitgang is geboekt bij de uitvoering van de aanbevelingen en moet worden vastgesteld of de ernstige tekortkoming is verholpen. Het verslag moet zo nodig vergezeld kunnen gaan van aanbevelingen. Als middel om collegiale druk uit te oefenen, moet de Raad zijn standpunt over het verslag kenbaar kunnen maken en de Commissie kunnen verzoeken aanbevelingen voor te stellen.
- (28)
Het moet mogelijk zijn, voor zover dat nodig wordt geacht, controlebezoeken uit te voeren om toezicht te houden op de voortgang van de uitvoering van een actieplan na een evaluatie waarbij geen ernstige tekortkoming werd vastgesteld. Controlebezoeken moeten altijd worden georganiseerd vóór de afsluiting van een actieplan na een evaluatie waarbij een ernstige tekortkoming werd vastgesteld en na een eerste evaluatie. Wat de vereisten op het gebied van organisatie en verslaglegging betreft, moeten controlebezoeken eenvoudiger zijn dan evaluatiebezoeken. Met name moeten daarbij kleinere teams worden ingezet en mogen die bezoeken niet tot nieuwe bevindingen leiden of de aanneming van een verslag vereisen. De Raad moet actiever worden betrokken bij de controlefase, moet door de Commissie schriftelijk worden geïnformeerd, bijvoorbeeld in de vorm van een brief, over het resultaat van de controlebezoeken en moet de afsluiting, op basis van een voorstel van de Commissie, van actieplannen goedkeuren in geval van ernstige tekortkomingen en eerste evaluaties.
- (29)
Het is van essentieel belang dat zowel het Europees Parlement als de Raad geregeld besprekingen houdt om het belang van de effectieve uitvoering van het Schengenacquis onder de aandacht te brengen en de lidstaten aan te sporen om de vastgestelde tekortkomingen te verhelpen, naargelang het geval. Met name moet de Raad zijn politieke rol met betrekking tot de governance van het Schengengebied uitoefenen door de door de Commissie ingediende verslagen te bespreken en door politieke besprekingen te houden over de effectieve toepassing van het Schengenacquis en de goede werking van het gebied zonder binnengrenstoezicht. De Commissie moet voldoende input leveren om die besprekingen te bevorderen, onder meer door de aanneming van een alomvattend jaarverslag over de in het voorgaande jaar uitgevoerde evaluaties en de stand van uitvoering van de aanbevelingen. Op basis van dat verslag en die resultaten moet de Raad horizontale besprekingen houden om bij te dragen tot een efficiëntere en snellere uitvoering van de aanbevelingen en de daarmee samenhangende corrigerende maatregelen.
- (30)
Het bij deze verordening ingestelde evaluatie- en toezichtmechanisme moet een aanvullende functie vervullen bij de controle van de doeltreffendheid van de praktische uitvoering van het beleid van de Unie door middel van collegiale beoordeling. De algemene bevoegdheid van de Commissie om toezicht te houden op de toepassing van het Unierecht via inbreukprocedures onder controle van het Hof van Justitie van de Europese Unie, mag niet worden aangetast.
- (31)
De rubriceringsstatus van de verslagen van evaluaties en nieuwe bezoeken moet ‘gevoelige niet-gerubriceerde informatie’ zijn, overeenkomstig de toepasselijke beveiligingsvoorschriften van Besluit (EU, Euratom) 2015/443 van de Commissie (10). Zij moeten worden gerubriceerd als ‘RESTREINT UE/EU RESTRICTED’ in de zin van Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie (11) indien een dergelijke indeling vereist is op grond van artikel 5, lid 3, van dat besluit of naar aanleiding van een gemotiveerd verzoek van de geëvalueerde lidstaat.
- (32)
Gezien de bijzondere rol die krachtens de laatste zin van artikel 70 VWEU aan het Europees Parlement en de nationale parlementen is toebedeeld, en die met betrekking tot de nationale parlementen wordt benadrukt in artikel 12, punt c), van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU), moeten de Raad en de Commissie het Europees Parlement en de nationale parlementen op de hoogte brengen van de inhoud en de resultaten van de evaluaties. Indien de Commissie een voorstel tot wijziging van deze verordening indient, zal de Raad daarnaast overeenkomstig artikel 19, lid 7, punt h), van zijn reglement van orde (12), het Europees Parlement raadplegen teneinde zo veel mogelijk rekening te houden met het advies van het Europees Parlement alvorens een definitieve tekst aan te nemen.
- (33)
De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming werd geraadpleegd overeenkomstig artikel 42, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1725 en heeft op 27 juli 2021 een advies uitgebracht (13).
- (34)
Wanneer de lidstaten bij het uitvoeren van hun taken in het kader van deze verordening persoonsgegevens verwerken, is Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad (14) van toepassing. Wanneer de instellingen, organen en instanties van de Unie bij het uitvoeren van hun taken in het kader van deze verordening persoonsgegevens verwerken, is Verordening (EU) 2018/1725 van toepassing.
- (35)
Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend om de meerjarige en de jaarlijkse evaluatieprogramma's vast te stellen, een standaardvragenlijst op te stellen en bij te werken en evaluatieverslagen en nieuwe bezoeken vast te stellen. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011.
- (36)
De Commissie moet onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vaststellen indien dat, in naar behoren gemotiveerde gevallen die verband houden met een ernstige tekortkoming, om dwingende redenen van urgentie is vereist.
- (37)
Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, dat aan het VEU en het VWEU is gehecht, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van deze verordening, die bijgevolg niet bindend is voor, noch van toepassing is in Denemarken. Aangezien deze verordening voortbouwt op het Schengenacquis, beslist Denemarken overeenkomstig artikel 4 van het bovengenoemde protocol binnen een termijn van zes maanden nadat de Raad heeft beslist over deze verordening of het deze in zijn interne recht zal omzetten.
- (38)
- (39)
Wat IJsland en Noorwegen betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Raad van de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis(16) die vallen onder de gebieden bedoeld in artikel 1 van Besluit 1999/437/EG van de Raad (17).
- (40)
Wat Zwitserland betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis(18) die vallen onder de gebieden bedoeld in artikel 1 van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2008/146/EG van de Raad (19).
- (41)
Wat Liechtenstein betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis(20) die vallen onder de gebieden bedoeld in artikel 1 van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2011/350/EU van de Raad (21).
- (42)
Wat Cyprus, Bulgarije en Roemenië, en Kroatië betreft, vormt deze verordening een handeling die op het Schengenacquis voortbouwt of anderszins daaraan is gerelateerd in de zin van respectievelijk artikel 3, lid 1, van de Toetredingsakte van 2003, artikel 4, lid 1, van de Toetredingsakte van 2005 en artikel 4, lid 1, van de Toetredingsakte van 2011.
- (43)
Aangezien de controle overeenkomstig de toepasselijke Schengenevaluatieprocedures voor Bulgarije, Roemenië en Kroatië reeds is voltooid op grond van hun respectieve toetredingsakte, dient de controle uit hoofde van artikel 1, lid 2, punt b), van deze verordening ten aanzien van die lidstaten niet te worden verricht,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Voetnoten
Advies van 7 april 2022 (nog niet in het Publicatieblad bekendgemaakt).
Verordening (EU) nr. 1053/2013 van de Raad van 7 oktober 2013 betreffende de instelling van een evaluatiemechanisme voor de controle van en het toezicht op de toepassing van het Schengenacquis en houdende intrekking van het Besluit van 16 september 1998 tot oprichting van de Permanente Schengenbeoordelings- en toepassingscommissie (PB L 295 van 6.11.2013, blz. 27).
Verordening (EU) 2019/1896 van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2019 betreffende de Europese grens- en kustwacht en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1052/2013 en Verordening (EU) 2016/1624 (PB L 295 van 14.11.2019, blz. 1).
Verordening (EU) 2018/1726 van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018 betreffende het Agentschap van de Europese Unie voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht (eu-LISA), tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1987/2006 en Besluit 2007/533/JBZ van de Raad en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1077/2011 (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 99).
Verordening (EU) 2016/794 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (Europol) en tot vervanging en intrekking van de Besluiten 2009/371/JBZ, 2009/934/JBZ, 2009/935/JBZ, 2009/936/JBZ en 2009/968/JBZ van de Raad (PB L 135 van 24.5.2016, blz. 53).
Verordening (EG) nr. 168/2007 van de Raad van 15 februari 2007 tot oprichting van een Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten (PB L 53 van 22.2.2007, blz. 1).
Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).
Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende een Uniecode voor de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) (PB L 77 van 23.3.2016, blz. 1).
Besluit (EU, Euratom) 2015/443 van de Commissie van 13 maart 2015 betreffende veiligheid binnen de Commissie (PB L 72 van 17.3.2015, blz. 41).
Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie van 13 maart 2015 betreffende de veiligheidsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (PB L 72 van 17.3.2015, blz. 53).
Besluit 2009/937/EU van de Raad van 1 december 2009 houdende vaststelling van zijn reglement van orde (PB L 325 van 11.12.2009, blz. 35).
PB C 337 van 23.8.2021, blz. 2.
Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).
Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengenacquis (PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20).
PB L 176 van 10.7.1999, blz. 36.
Besluit 1999/437/EG van de Raad van 17 mei 1999 inzake bepaalde toepassingsbepalingen van de door de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten overeenkomst inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengen-acquis (PB L 176 van 10.7.1999, blz. 31).
PB L 53 van 27.2.2008, blz. 52.
Besluit 2008/146/EG van de Raad van 28 januari 2008 betreffende de sluiting namens de Europese Gemeenschap van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 53 van 27.2.2008, blz. 1).
PB L 160 van 18.6.2011, blz. 21.
Besluit 2011/350/EU van de Raad van 7 maart 2011 betreffende de sluiting namens de Europese Unie van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis betreffende de afschaffing van controles aan de binnengrenzen en het verkeer van personen (PB L 160 van 18.6.2011, blz. 19).