Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door wachtmeester der 1e klasse der Koninklijke Marechaussee [naam] , district Noord-Oost, brigade Drenthe IJsselstreek, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL27ND/16-001212, gesloten op 14 april 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
Rb. Gelderland, 08-05-2017, nr. 05/760060-15
ECLI:NL:RBGEL:2017:2643, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Rechtbank Gelderland
- Datum
08-05-2017
- Zaaknummer
05/760060-15
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBGEL:2017:2643, Uitspraak, Rechtbank Gelderland, 08‑05‑2017; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2017:10069, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Vindplaatsen
PS-Updates.nl 2017-0474
Uitspraak 08‑05‑2017
Inhoudsindicatie
Een 33-jarige militair is door de militaire kamer schuldig bevonden aan belaging. Hij heeft over een periode van ongeveer vier maanden zijn ex-vriendin vele berichten gestuurd en contact met haar familie gezocht, ondanks haar verzoek haar met rust te laten. De militaire kamer heeft een werkstraf opgelegd voor de duur van 150 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden, met als bijzondere voorwaarden een contactverbod met het slachtoffer en een locatieverbod. De militair moet ook een schadevergoeding aan het slachtoffer betalen.
Partij(en)
RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/760060-15
Datum uitspraak : 8 mei 2017
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige militaire kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1984 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] , [woonplaats]
raadsvrouw: mr. J.A.M. Kwakman, advocaat te Assen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter openbare terechtzitting van 24 april 2017.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 augustus 2015
tot en met 23 december 2015 te Borne, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] , in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer] , in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, door:
- -
meermalen met een of meer (mobiele) telefoon(s) die [slachtoffer] smsjes met hinderlijke en/of provocerende en/of beledigende en/of bedreigende teksten te sturen, en/of
- -
meermalen via / op Lineked Inn en/of Facebook, althans via / op Internet die [slachtoffer] te benaderen en/of berichten met hinderlijke en/of provocerende en/of beledigende en/of bedreigende teksten te sturen, en/of
- -
meermalen die [slachtoffer] via email, althans Internet berichten met hinderlijke en/of provocerende en/of beledigende en/of bedreigende teksten te sturen, en/of
- -
meermalen die [slachtoffer] telefonisch te benaderen en/of (daarbij) die [slachtoffer] hinderlijke en/of provocerende en/of beledigende en/of bedreigende woorden en/of teksten toe te voegen, en/of
- -
meermalen die [slachtoffer] (per post) brieven met hinderlijke en/of provocerende en/of beledigende en/of bedreigende teksten te sturen, en/of
- -
zich meermalen, althans eenmaal hinderlijk en/of bedreigend en/of provocerend in de directe omgeving van die [slachtoffer] op te houden, en/of
- -
meermalen, althans eenmaal familie en/of vrienden en/of bekenden van die [slachtoffer] op te zoeken en/of te benaderen en/of te provoceren, en/of
- -
meermalen, althans eenmaal familie en/of vrienden en/of bekenden van die [slachtoffer] telefonisch en/of per email en/of een of meer (andere) Social Media, althans via Internet te benaderen en/of te provoceren.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs1.
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte heeft een relatie gehad met [slachtoffer] (aangeefster).2.Deze relatie is in augustus 2015 beëindigd.3.Verdachte heeft sinds die tijd vaak contact met [slachtoffer] gezocht:
- verdachte heeft [slachtoffer] minimaal 23 e-mails gestuurd in de periode van 4 oktober 2015 tot en met 22 december 2015.4.Op 18 december 2015 heeft hij haar een e-mail gestuurd met onder andere de tekst: “je wil me niet toe laten, ik kan dat niet verkroppen, ik zie je op de plek waar jij ooit ook komt! De hemel.”5.
- tijdens het doen van haar aangifte ontving [slachtoffer] op 23 december 2015 twee sms-berichten van verdachte, luidende “Als je mij tot het uiterste drijft … dan ga ik tot het uiterste” respectievelijk “Je raakt de verkeerde dingen! En dat maakt dingen bij mij los!”6.
- verdachte heeft [slachtoffer] ongeveer 25 keer gebeld vanaf 14 september 2015 tot en met 23 december 2015.7.
- verdachte heeft [slachtoffer] ongeveer honderd sms-berichten gestuurd vanaf 14 september 2015 tot en met 23 december 2015.8.
- verdachte heeft [slachtoffer] in oktober en in december 2015 een brief gestuurd.9.
- verdachte is in september eerst bij de vader van [slachtoffer] langs geweest en daarna bij haar moeder.10.
- verdachte heeft in september 2015 een e-mail gestuurd naar het zusje van [slachtoffer] .11.
- verdachte heeft in november 2015 de stiefvader van [slachtoffer] tweemaal een e-mail gestuurd.12.
In een groot deel van deze berichten smeekt verdachte of hij bij [slachtoffer] terug mag komen.13.[slachtoffer] heeft verdachte een aantal keer e-mails gestuurd waarin ze zegt dat hij hiermee moet stoppen.14.Naar aanleiding van een melding door [slachtoffer] is verdachte op 12 november 2015 door de KMar aangesproken op zijn gedrag.15.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat het tenlastegelegde kan worden bewezen, maar dan slechts voor de periode van 4 oktober tot en met 23 december 2015 en slechts voor het bellen en het sturen van hinderlijke sms’jes, e-mails en brieven. Daartoe is aangevoerd dat [slachtoffer] eerst op 4 oktober 2015 duidelijk tegen verdachte heeft medegedeeld dat hij – kort gezegd – moest stoppen met haar te benaderen.
Beoordeling door de militaire kamer
Aangeefster [slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte haar 52 Facebook messenger berichten heeft gestuurd.16.Als bijlage bij de aangifte zijn gevoegd printscreens van Facebook berichten. Hierop is te zien dat deze berichten in september, oktober en november 2015 zijn verstuurd.17.
Verbalisant heeft de berichten geteld op de printscreens die hij van aangeefster heeft ontvangen. Het betreft 22 verstuurde Facebook berichten in de periode van 11 september 2015 tot en met 7 november 2015.18.
Ten laste gelegde periode
De verdediging heeft bepleit om de tenlastelegging slechts bewezen te verklaren vanaf de datum 4 oktober 2015. De militaire kamer volgt dit niet. Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte ook in september 2015 contact met [slachtoffer] heeft gezocht. Dat dit contact tot 4 oktober 2015 minder frequent was dan daarna en dat het slachtoffer in die tijd vaker reageerde, maakt niet dat deze periode niet kan worden meegenomen bij een bewezenverklaring. Het delict belaging kenmerkt zich door de stelselmatigheid van de inbreuk op iemands persoonlijke levenssfeer. Van stelselmatigheid is vaak pas sprake wanneer naar een langere periode wordt gekeken. Er kan hierbij ook sprake zijn van een glijdende schaal waarin de inbreuk steeds frequenter wordt, zoals in deze zaak. Naar het oordeel van de militaire kamer is evenmin bepalend het moment waarop [slachtoffer] kennelijk een niet mis te verstane mededeling aan verdachte heeft gedaan dat hij moest stoppen met zijn gedrag. Noch uit de wet noch uit de jurisprudentie valt op te maken dat een dergelijke mededeling van het slachtoffer een voorwaarde is voor de bewezenverklaring van belaging. De gehele periode is dus van belang voor de bepaling of er sprake is van belaging en daarom zal de militaire kamer de periode vanaf 1 september tot en met 23 december 2015 meenemen in de beoordeling.
Gedragingen
De militaire kamer acht niet bewezen het na het zesde gedachtestreepje ten laste gelegde, dat verdachte zich rond de woning van aangeefster heeft opgehouden. Verdachte heeft verklaard eenmaal langs haar woning te zijn gereden omdat hij daar in de buurt moest zijn. Niet is vast te stellen dat deze verklaring onjuist is. Hiervan uitgaande kan de militaire kamer niet vaststellen dat verdachte hiermee opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster.
De militaire kamer acht het onder de andere gedachtestreepjes ten laste gelegde wel bewezen. Hierbij overweegt de militaire kamer in het bijzonder dat er voldoende bewijs aanwezig is dat verdachte in de ten laste gelegde periode berichten naar aangeefster heeft gestuurd via Facebook. Ook het contact met familieleden van aangeefster acht de militaire kamer bewezen. Deze gedragingen vonden in de ten laste gelegde periode plaats, verdachte heeft deze gedragingen ook bekend en met deze gedragingen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] . De militaire kamer is van oordeel dat alle berichten die verdachte naar [slachtoffer] heeft gestuurd hinderlijk van aard waren. De e-mail waarin verdachte heeft vermeld aangeefster wel weer in de hemel te zien, alsmede de beide sms-berichten die aangeefster ten tijde van het doen van aangifte op 23 december 2015 ontving, zeker in onderling verband bezien, acht de militaire kamer ook bedreigend.
Belaging
Naar het oordeel van de militaire kamer heeft verdachte met zijn gedragingen op stelselmatige en intensieve wijze getracht in contact te komen met aangeefster. Ook is de militaire kamer van oordeel dat het handelen van verdachte als wederrechtelijk is aan te merken. Het was verdachte in de ten laste gelegde periode bekend dat aangeefster geen berichten meer van hem wenste te ontvangen. Aangeefster heeft diverse malen te kennen gegeven dat zij geen contact meer met verdachte wenste. Aangeefster heeft zelfs in de ten laste gelegde periode een melding gedaan bij de politie waarna verdachte door de KMar is aangesproken op zijn gedrag.
Ondanks al deze duidelijke signalen dat verdachte diende te stoppen met het zoeken van contact met aangeefster, is verdachte telkens weer doorgegaan met het sturen van berichten. Door het handelen van verdachte is aldus met het daarvoor vereiste opzet inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. De militaire kamer is voorts van oordeel dat de handelingen van verdachte plaatsvonden met het oogmerk aangeefster te dwingen contact met hem te zoeken.
Op grond van genoemde bewijsmiddelen acht de militaire kamer wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan belaging.
3. Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de militaire kamer is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 september 2015
tot en met 23 december 2015 te Borne, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] , in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer] , in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, door:
- meermalen met een of meer (mobiele) telefoon(s) die [slachtoffer] smsjes met hinderlijke en/of provocerende en/of beledigende en/of bedreigende teksten te sturen, en/of
- meermalen via / op Linked-inn en/of Facebook, althans via / op Internet die [slachtoffer] te benaderen en/of berichten met hinderlijke en/of provocerende en/of beledigende en/of bedreigende teksten te sturen, en/of
- meermalen die [slachtoffer] via e-mail, althans Internet berichten met hinderlijke en/of provocerende en/of beledigende en/of bedreigende teksten te sturen, en/of
- meermalen die [slachtoffer] telefonisch te benaderen en/of (daarbij) die [slachtoffer] hinderlijke en/of provocerende en/of beledigende en/of bedreigende woorden en/of teksten toe te voegen, en/of
- meermalen die [slachtoffer] (per post) brieven met hinderlijke en/of provocerende en/of beledigende en/of bedreigende teksten te sturen, en/of
- zich meermalen, althans eenmaal hinderlijk en/of bedreigend en/of provocerend in de directe omgeving van die [slachtoffer] op te houden, en/of
- meermalen, althans eenmaal familie en/of vrienden en/of bekenden van die [slachtoffer] op te zoeken en/of te benaderen en/of te provoceren, en/of
- meermalen, althans eenmaal familie en/of vrienden en/of bekenden van die [slachtoffer] telefonisch en/of per email en/of een of meer (andere) Social Media, althans via Internet te benaderen en/of te provoceren.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Belaging.
5. De strafbaarheid van het feit
Het feit is strafbaar.
6. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
7. Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot het verrichten van 150 uren werkstraf, te vervangen door 75 dagen hechtenis, waarvan 110 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, en voorts tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De officier van justitie heeft bij zijn strafeis uitdrukkelijk verwezen naar het bij Defensie bestaande beleid aangaande de bevoegdheid om de Verklaring van Geen Bezwaar (VGB) in te trekken. Daarnaast heeft de officier van justitie geëist dat verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel krijgt opgelegd in de vorm van een contactverbod met [slachtoffer] en een locatieverbod voor de bebouwde kom van Borne, voor de duur van 5 jaar met 7 dagen vervangende hechtenis voor elke overtreding.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat er een onherstelbaar vormverzuim heeft plaatsgevonden, nu er bij de aanhouding van verdachte nog geen klacht was gedaan door het slachtoffer. Dit zou volgens de verdediging tot strafvermindering dienen te leiden. De verdediging heeft daarnaast primair verzocht te volstaan met een geheel voorwaardelijke werkstraf dan wel detentie met als bijzondere voorwaarde een contactverbod met [slachtoffer] . Subsidiair heeft de verdediging verzocht een eventueel onvoorwaardelijk deel te beperken tot minder dan 40 uur werkstraf.
Beoordeling door de militaire kamer
De militaire kamer heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het justitieel documentatieregister, gedateerd 16 maart 2017.
De militaire kamer overweegt als volgt.
Allereerst overweegt de militaire kamer dat een formele klacht inderdaad ontbrak ten tijde van de aanhouding van verdachte, maar dat het Openbaar Ministerie er van uit mocht gaan dat aangeefster vervolging wenste. Zij heeft in haar aangifte namelijk verklaard dat ze bang was en dat ze wilde dat verdachte stopt met haar lastig vallen. Bovendien had zij eerder al een melding gedaan, en volgt uit het feit dat zij later alsnog aangifte heeft gedaan dat ze door middel van deze aangifte ervoor wilde zorgen dat justitie zou optreden tegen verdachte. Nu een duidelijke wens tot strafvervolging het gebrek aan een formele klacht heelt, is van een vormverzuim geen sprake. De militaire kamer zal dan ook niet tot strafvermindering overgaan. Ten overvloede merkt de militaire kamer op dat indien dit wel tot een vormverzuim had geleid, de militaire kamer had kunnen volstaan met de enkele constatering dat een onherstelbaar vormverzuim was begaan.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belaging van zijn ex-vriendin. Verdachte heeft in een periode van ongeveer vier maanden zijn ex-vriendin meermalen gebeld, haar brieven, e-mails, sms’jes en Facebook berichten gestuurd, en contact met haar familie gezocht, terwijl hij wist dat zijn ex-vriendin hier niet van gediend was. Verdachte heeft hierdoor in ernstige mate inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van zijn ex-vriendin. Door het handelen van verdachte heeft zij het gevoel gekregen dat haar vrijheid is afgepakt, zoals blijkt uit de verklaring die zij ter terechtzitting heeft voorgelezen. Zij is hierdoor constant op haar hoede en heeft continue het gevoel bekeken te worden.
Verdachte is met zijn handelen volkomen voorbijgegaan aan de gevoelens van zijn ex-vriendin. Hoewel verdachte ter terechtzitting heeft bekend dat hij zijn ex-vriendin veel berichten heeft gestuurd, heeft hij geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen. Hij heeft geen enkele keer laten blijken besef te hebben van de gevoelens van zijn ex-vriendin ten gevolge van zijn gedrag en voor wat hij haar heeft aangedaan. Verdachte had ten tijde van het feit, maar ook ter terechtzitting nog steeds, slechts oog voor zijn eigen belangen. De militaire kamer neemt verdachte dit zeer kwalijk.
Gelet op de voorgaande omstandigheden zal de militaire kamer een werkstraf opleggen voor de duur van 150 uren alsmede een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaren. Aan die voorwaardelijke gevangenisstraf zal de militaire kamer als bijzondere voorwaarden een contactverbod met [slachtoffer] en een locatieverbod voor de bebouwde kom van Borne verbinden. Hiermee heeft verdachte een stok achter de deur om geen contact meer met [slachtoffer] te zoeken.
De militaire kamer realiseert zich dat deze veroordeling zou kunnen leiden tot het ontslag van verdachte bij Defensie, omdat de aan hem – gelet op de Beleidsregel veiligheidsonderzoeken Defensie – verstrekte verklaring van geen bezwaar (VGB) kan worden ingetrokken. Gelet op de houding van verdachte en de ernst van het feit, vindt de militaire kamer een voorwaardelijke straf of een geringe werkstraf zoals voorgesteld door de officier van justitie en de verdediging echter niet passend.
De militaire kamer merkt hierbij nog op dat wanneer een deel van de 150 uur werkstraf voorwaardelijk zou worden opgelegd, dit het mogelijke gevolg voor de carrière van verdachte bij Defensie niet anders zou maken. Immers, anders dan het voorstel van de officier van justitie kennelijk suggereert, worden ook voorwaardelijke straffen meegenomen in het kader van het veiligheidsonderzoek.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezen verklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 3.733,44.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe te wijzen tot het bedrag van € 2.833,44, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd. Voor het overige heeft de officier van justitie verzocht dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de materiële schadevergoeding af te wijzen, nu het gedrag van verdachte de aanschaf van een bewakingssysteem en nieuwe sloten niet noodzakelijk maakte. Daarnaast heeft de verdediging verzocht de immateriële schade sterk te matigen, nu de uitspraak die in de vordering is aangehaald niet vergelijkbaar is.
Beoordeling door de militaire kamer
Materiële schade
Naar het oordeel van de militaire kamer is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde handelen tot het gevorderde bedrag van € 1.583,44 schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De militaire kamer is van oordeel dat de benadeelde partij, wegens het aanhoudende gedrag van verdachte, redelijkerwijs kon vrezen dat verdachte naar haar huis zou komen en haar daar lastig zou vallen. Dat zij om die reden een bewakings-installatie en nieuwe sloten heeft aangeschaft acht de militaire kamer een niet onredelijke reactie. Het staat dan ook in rechtstreeks verband tot het bewezen verklaarde feit. De militaire kamer zal dit deel van de vordering dus toewijzen.
Immateriële schade
De militaire kamer stelt vast dat de benadeelde partij door het strafbare feit ook immateriële schade heeft geleden, zoals bedoeld in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek. De militaire kamer zal het gevorderde bedrag ter vergoeding van die schade vaststellen op een bedrag van € 1.250,-, gelet op de hoogte van schadevergoedingen die worden toegekend in soortgelijke zaken. De militaire kamer acht de uitspraak die in de bijlage bij de vordering is aangehaald niet vergelijkbaar. Wat betreft het meer of anders gevorderde zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering.
De militaire kamer zal hierbij eveneens de schadevergoedingsmaatregel opleggen en de gevorderde wettelijke rente toewijzen.
8. De toegepaste wettelijke bepalingen
9. De beslissing
De meervoudige militaire kamer:
verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden;
bepaalt, dat deze gevangenisstraf, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden voor het einde van de proeftijd die op twee jaren wordt bepaald:
- de algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
1. zich niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
2. op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op 19 juni 1984;
3. zich niet zal bevinden binnen de bebouwde kom van de plaats Borne.
veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde voorts tot een werkstraf gedurende 150 (honderdvijftig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 75 (vijfenzeventig) dagen;
beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de werkstraf in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .
veroordeelt verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer], van een bedrag van € 2.833,44 (tweeduizend achthonderddrieëndertig euro en vierenveertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 december 2015 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering;
legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag te betalen van € 2.833,44 (tweeduizend achthonderddrieëndertig euro en vierenveertig eurocent), met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 38 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
bepaalt dat voormelde betalingsverplichting vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 23 december 2015 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.C. Quak (voorzitter) en mr. C. van Linschoten, als rechters, alsmede kapitein ter zee logistieke dienst mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, als militair lid, in tegenwoordigheid van mr. L. Ruizendaal-van der Veen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 mei 2017. | ||
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 08‑05‑2017
Proces-verbaal aangifte [slachtoffer] , p.13.
Proces-verbaal aangifte [slachtoffer] , p.13.
Proces-verbaal van bevindingen, p.145, een schriftelijk bescheid bestaande uit e-mailberichten, p.18-44 en p.46-56.
Een schriftelijk bescheid bestaande uit e-mailberichten, p.51.
Proces-verbaal aangifte [slachtoffer] , p.15, eerste alinea
Proces-verbaal aangifte [slachtoffer] , p.14-15 en een schriftelijk bescheid bestaande uit printscreens p.62-66.
Proces-verbaal aangifte [slachtoffer] , p.14 en een schriftelijk bescheid bestaande uit printscreens p.62-67.
Proces-verbaal aangifte [slachtoffer] , p.13, een schriftelijk bescheid bestaande uit brieven, p.68-79 en proces-verbaal van verhoor [verdachte] , p.119-120.
Proces-verbaal aangifte [slachtoffer] , p.15 en proces-verbaal van verhoor [verdachte] , p.119.
Proces-verbaal aangifte [slachtoffer] , p.15 en proces-verbaal van verhoor [verdachte] , p.119.
Proces-verbaal aangifte [slachtoffer] , p.15 en een schriftelijk bescheid bestaande uit e-mailberichten p.45.
Proces-verbaal aangifte [slachtoffer] , p.13.
Proces-verbaal aangifte [slachtoffer] , p.13, een schriftelijk bescheid bestaande uit e-mailberichten, p.23, 24, 26, 43, 44, 48.
Proces-verbaal aangifte [slachtoffer] , p.14.
Proces-verbaal aangifte [slachtoffer] , p.14.
Een schriftelijk bescheid bestaande uit printscreens, p.57-61.
Proces-verbaal, p.145.