Hof Amsterdam, 14-05-2013, nr. 200.103.620.01 NOT
ECLI:NL:GHAMS:2013:2158
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
14-05-2013
- Zaaknummer
200.103.620.01 NOT
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2013:2158, Uitspraak, Hof Amsterdam, 14‑05‑2013; (Hoger beroep)
Einduitspraak: ECLI:NL:GHAMS:2016:5292
- Wetingang
art. 99 Wet op het notarisambt
Uitspraak 14‑05‑2013
Inhoudsindicatie
Klacht tegen (oud- en/of kandidaat-)notarissen. De (13) klachtonderdelen zien op de economische eigendomsoverdracht van de voormalige echtelijke woning door de moeder van klaagster aan de broer van klaagster, de afwikkeling van de nalatenschap van de moeder van klaagster en het opstellen en passeren van een testament voor de broer van klaagster. Op grond van artikel 99 lid 15 Wna (voor 1 januari 2013 was dit lid 12 van dit artikel) kan een klacht slechts worden ingediend gedurende drie jaren na de dag waarop de tot klacht gerechtigde van het handelen of nalaten van een notaris dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding kan geven, kennis heeft genomen. Met betrekking tot de klachtonderdelen 1. tot en met 6. en 8. is het hof met de kamer van oordeel dat klaagster van de feiten en omstandigheden waarop deze klachtonderdelen zien eerder dan drie jaar voor 28 april 2011 - de datum waarop de klacht bij de kamer is ingekomen - kennis heeft genomen. De kamer heeft klaagster ten aanzien van die klachtonderdelen derhalve terecht niet ontvankelijk verklaard. Anders dan de kamer is het hof van oordeel dat klaagster wel ontvankelijk is in klachtonderdeel 7. nu klaagster onweersproken heeft aangevoerd dat zij op 18 mei 2010 het testament van haar broer heeft ontvangen en eerst op dat moment kennis heeft genomen van de inhoud van dat testament. Dit betekent dat de vervaltermijn ten aanzien van die klacht eerst op 18 mei 2010 is gaan lopen en de klacht is tijdig ingediend, zodat klaagster ontvankelijk is in dit klachtonderdeel. Het hof passeert het verzoek van klaagster om eventuele getuigen te doen horen, reeds omdat dit bewijsaanbod niet concreet is en daarmee onvoldoende is onderbouwd. In een tuchtrechtprocedure als de onderhavige is geen plaats voor de door klaagster in hoger beroep verzochte veroordelingen zoals weergegeven onder 4.3. Klaagster zal zich ter zake (eventueel) tot de civiele rechter dienen te wenden.
Partij(en)
beslissing
________________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer: 200.103.620/01 NOT
zaaknummer kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen: 11-13
(‘s-Gravenhage)
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 14 mei 2013
inzake:
[klaagster],
woonplaats kiezende te [plaatsnaam],
APPELLANTE,
gemachtigde: [naam],
t e g e n
1. [oud-notaris],
oud-notaris te [plaatsnaam],
2. [notaris],
notaris te [plaatsnaam],
3. [notaris],
notaris te [plaatsnaam],
4. [kandidaat-notaris],
kandidaat-notaris te [plaatsnaam],
5. [kandidaat-notaris],
voorheen kandidaat-notaris te [plaatsnaam],
GEÏNTIMEERDEN,
gemachtigde: mr. E.A.J. Nederlof, advocaat te Amsterdam.
1. Het geding in hoger beroep
Partijen worden hierna klaagster en de notarissen (geïntimeerden gezamenlijk) respectievelijk de oud-notaris, notaris [naam], notaris [naam], kandidaat-notaris [naam] en kandidaat-notaris [naam] genoemd.
1.1.
Van de zijde van klaagster is bij een op 13 maart 2012 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift - met bijlage - tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te ‘s-Gravenhage, verder de kamer, van 15 februari 2012, waarbij de kamer klaagster in haar klacht tegen de notarissen deels niet ontvankelijk heeft verklaard (klachtonderdelen 1 tot en met 8) en die klacht deels ongegrond (klachtonderdelen 9 tot en met 13) heeft verklaard.
1.2.
Op 23 april 2012 is van de zijde van klaagster een aanvullend beroepschrift - met bijlagen - ter griffie van het hof binnengekomen.
1.3.
Van de zijde van de notarissen is op 16 juli 2012 een verweerschrift - met bijlagen - ter griffie van het hof ingekomen.
1.4.
Op 26 november 2012 zijn van de zijde van klaagster aanvullende stukken ter griffie van het hof ingekomen.
1.5.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 6 december 2012. Klaagster en haar gemachtigde alsmede de notarissen en hun gemachtigde zijn verschenen. Allen hebben het woord gevoerd; de gemachtigden aan de hand van aan het hof overgelegde pleitnota’s.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
3. De feiten
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Klaagster heeft in haar bezwaarschrift bezwaar gemaakt tegen een van de door de kamer vastgestelde feiten (het dictum van een vonnis van de rechtbank ’s-Gravenhage van 20 september 2000 waarbij klaagster partij was). Het hof zal - voor zoveel nodig - van het juiste dictum uitgaan. Klaagster heeft voorts gesteld dat in de feitenweergave door de kamer de schijn gewekt wordt dat zij ervan op de hoogte was dat de oud-notaris op 1 juli 2002 is gedefungeerd en is vervangen door notaris Van der Plas, maar dat zij daar destijds niet van op de hoogte is gesteld. Die stelling berust op een onjuiste lezing van de beslissing van de kamer. Uitsluitend is vastgesteld dat notaris [naam] de oud-notaris op 1 juli 2002 is opgevolgd, niet dat klaagster dat destijds heeft geweten. Partijen hebben tegen de vaststelling van de overige feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
4. Het standpunt van klaagster
4.1.
Het gaat in deze zaak, kort weergegeven, om het volgende.
Op 17 april 1997 is de moeder van klaagster (hierna: moeder) overleden. Zij liet als erfgenamen achter klaagster, haar zuster en haar broer, [naam] (hierna: [naam]). Bij op 9 mei 1985 door de oud-notaris verleden akte had moeder de economische eigendom van de voormalige echtelijke woning van moeder en haar sinds 24 mei 1953 op zee vermiste echtgenoot (vader van klaagster) aan [naam] overgedragen. [naam] heeft die woning op 2 april 2007 verkocht. De leveringsakte is door notaris [naam] gepasseerd. [naam] heeft op 29 november 2006 ten overstaan van notaris [naam] een testament gemaakt en is op 21 april 2010 overleden.
4.2.
De klacht, zoals door de kamer in zijn beslissing weergegeven, luidt als volgt:
1. De oud-notaris greep niet in bij de economische overdracht van de ouderlijke woning door moeder aan [naam] en heeft daarmee niet de belangen van derden gediend. Hierdoor is klaagster een groot deel van haar vaders erfenis misgelopen.
2. De oud-notaris weigerde bij Jouke de rente over het door[naam] van moeder geleende bedrag van fl. 60.000 op te eisen.
3. De oud-notaris heeft bewust en in strijd met hun belangen [naam], klaagsters zuster en klaagster geadviseerd om bij de rechtbank een uitspraak van vermoedelijk overlijden van hun vader te vragen, teneinde zo min mogelijk problemen met de afwikkeling van de nalatenschap te verkrijgen.
4. De oud-notaris heeft verzuimd in te grijpen toen[naam] weigerde om zijn schuld jegens moeder te erkennen en heeft daarmee alleen [naam] belangen behartigd.
5. De oud-notaris heeft veel te laat, namelijk pas bij brief van 10 maart 1987, aan de bank een volmacht gezonden tot royement van de hypothecaire inschrijving ten laste van moeder.
6. De oud-notaris heeft klaagster kort na het overlijden van moeder een verkeerde voorstelling van zaken gegeven door klaagster mee te delen dat het erfdeel van klaagsters vader alsnog aan onder anderen klaagster zou worden uitgekeerd zodra moeder zou komen te overlijden en dat [naam], indien hij de aan hem economisch geleverde ouderlijke woning zou willen verkopen, hiervoor de handtekening van klaagster en haar zuster nodig had.
7. Notaris [naam] heeft het testament van [naam] gepasseerd met medewerking van [naam], de buurman van [naam], zonder daarbij de zwakbegaafde [naam] in bescherming te nemen. Notaris [naam]had in dit geval zijn ministerie moeten weigeren.
8. Notaris [naam], bijgestaan door kandidaat-notaris [naam], heeft meegeholpen de ouderlijke woning per 2 april 2007 via voornoemde [naam] aan een andere buurman te verkopen tegen een prijs van fl. 180.000, terwijl een soortgelijke woning op dat moment te koop stond voor fl. 289.500. Daarmee heeft notaris [naam] niet voldoende getracht de financiële belangen van [naam] veilig te stellen.
9. Na het overlijden van [naam] ontdekte klaagster dat notaris [naam] ervoor zou hebben gezorgd dat [naam] als mentor en bewindvoerder voornoemde [naam] werd toegewezen, terwijl dit niet nodig was gelet op het schrijven van psychiater [naam]. Hiermee werkte notaris [naam] eraan mee dat de familie van [naam] op afstand werd gehouden.
1. Notarissen [naam] en [naam] hebben structureel geweigerd om verder met klaagster te onderhandelen of haar vragen te beantwoorden en hebben een advocaat in de arm genomen omdat klaagster hen aansprakelijk heeft gesteld voor de door haar geleden schade.
1. Kandidaat-notaris [naam] heeft bij e-mail van 4 mei 2010 aan klaagster beloofd nader onderzoek te doen over de depotgelden die nog aanwezig zouden moeten zijn na het overlijden van klaagsters moeder. Daarop is de kandidaat-notaris nog steeds niet teruggekomen.
1. Notaris [naam] heeft verzuimd klaagster op de hoogte te brengen van het verzoek van [naam] tot benoeming van een mentor en de onderbewindstelling van [naam].
1. Notaris [naam] weigert klaagster de door haar gevraagde inlichtingen te geven over onder meer de financiële afwikkeling van de nalatenschap.
4.3.
In haar beroepschrift heeft klaagster haar oorspronkelijke klachten gehandhaafd en voorts het hof verzocht over te gaan tot het horen van getuigen en het notariskantoor [kantoornaam] te veroordelen tot het nakomen van zijn verplichtingen en tot het herstellen van de geleden schade, het testament van [naam] “terug te draaien” en de aansprakelijkheid van de notarissen voor een aantal in het appelschrift omstandigheden vast te stellen.
5. Het standpunt van de notarissen
De notarissen hebben de stellingen van klaagster betwist en zich als volgt verweerd.
5.1.
De oud-notaris heeft aangevoerd dat de klachtonderdelen 7. tot en met 13. hem niet regarderen, nu de kwesties waarop deze klachtonderdelen zien zich na zijn defungeren op 1 juli 2002 hebben afgespeeld. Ten aanzien van de overige klachtonderdelen (1. tot en met 6.) heeft de oud-notaris gemotiveerd verweer gevoerd, dat hierna - voor zover nodig - aan de orde zal komen.
5.2.
De notarissen hebben aangevoerd dat het recht van klaagster om een klacht in te dienen op grond van artikel 99 lid 12 van de Wet op het notarisambt (Wna) voor wat betreft de klachtonderdelen 1. tot en met 8. is komen te vervallen. Toegelicht is wanneer klaagster - in hun visie - bekend is geworden met het handelen of nalaten dat tot deze klachtonderdelen heeft geleid, op welke respectieve momenten de vervaltermijn van drie jaar is gaan lopen.
Met betrekking tot klachtonderdeel 7. hebben de notarissen opgemerkt dat het enkele feit dat iemand een beroerte heeft gehad en/of niet meer goed kan spreken niet betekent dat die persoon zwakbegaafd is. Overigens is kan een zwakbegaafd persoon ook in staat zijn om zijn/haar wil te bepalen. [naam] was in elk geval heel goed in staat om zijn wil te bepalen. Dat blijkt ook uit de brief van psychiater [naam] van 14 maart 2007, aldus de notarissen.
Ten aanzien van de klachtonderdelen 9., 12. en 13. hebben de notarissen gesteld dat notaris [naam] niet bij het verzoek bij de rechtbank om onderbewindstelling van [naam] betrokken is geweest. Voorts is klaagster in deze kwestie niet aan te merken als belanghebbende, zodat notaris [naam] - indien dat wel het geval was geweest - klaagster van het verzoek tot onderbewindstelling van [naam] ook niet op de hoogte had mogen stellen. De geheimhoudingsplicht belette notaris [naam] verder klaagster de door haar gewenste inlichtingen over onder meer de financiële afwikkeling van de nalatenschap te geven.
Met betrekking tot de klachtonderdelen 10. en 11. is aangevoerd dat het niet klachtwaardig is dat een aangeklaagde notaris zijn belangen laat behartigen door een advocaat. De e-mail van 4 mei 2010 waaraan klaagster refereert dateert van gelijke datum als de aansprakelijkstelling door klaagster. Het is onder deze omstandigheden begrijpelijk dat kandidaat-notaris [naam] voor wat betreft de communicatie met klaagster een pas op de plaats maakte, terwijl de afwikkeling van de nalatenschap primair een kwestie tussen de erfgenamen van [naam] was. Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft notaris [naam] opgemerkt dat dit op zijn uitdrukkelijke instructie is geschied en hij hiervoor reeds zijn excuses heeft aangeboden, omdat het beter was geweest wel te reageren.
5.3.
In hoger beroep is - voor zover van belang - voorts aangevoerd dat notaris [naam] van de wilsbekwaamheid van [naam] overtuigd is geraakt gedurende de verschillende gesprekken die hij alleen en ook samen met kandidaat-notaris [naam] voorafgaand aan het verlijden van de diverse akten met [naam] heeft gevoerd. Het testament is uitdrukkelijk met [naam] besproken en in aanwezigheid van twee getuigen gepasseerd. Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft notaris [naam] in dit kader op vragen van het hof verklaard dat hij van meet af aan heel voorzichtig is geweest omdat het allereerste contact over het te maken testament is gelegd door buurman [naam]. Het feit dat [naam] de familie [naam] tot erfgenaam wilde benoemen, was voor de notaris aanleiding om meerdere gesprekken met [naam] te voeren. In totaal heeft hij vier keer met [naam] gesproken, waarvan twee keer alleen en een keer met kandidaat-notaris [naam]. De laatste keer was ter gelegenheid van het passeren van het testament. Bij de (voor)besprekingen is verder nooit een derde aanwezig geweest. Ook wist niemand van deze afspraken. Het was moeizaam communiceren met [naam] omdat zijn verbale uitdrukkingsvaardigheden toen al beperkt waren. Wat er toen is besproken, valt onder de geheimhoudingsplicht van de notaris. Hij had in elk geval geen enkele reden om aan de wilsbekwaamheid van [naam] te twijfelen. [naam] had een consistent verhaal en notaris [naam] was ervan overtuigd dat hetgeen in het testament is vastgelegd de wil van [naam] was. Het Stappenplan Beoordeling Wilsbekwaamheid van de KNB (hierna: het Stappenplan) bestond toen net, maar hier kwam hij niet aan toe. Als hij in de communicatie een heldere en consistente beeldvorming krijgt in de rust van het moment zelf, kan hij daarmee uit de voeten en is verder onderzoek niet noodzakelijk, aldus notaris [naam]. Ten tijde van de beoogde verkoop van de ouderlijke woning in het voorjaar van 2007 heeft notaris [naam] wel een psychiater geraadpleegd, omdat hij in februari 2007 pittige telefoontjes en brieven van klaagster kreeg en zij uitdrukkelijk twijfel zaaide over de geestelijke toestand van [naam]. Dit was voor hem aanleiding om op dat moment extra voorzichtig te zijn.
6. De beoordeling
6.1.
Op grond van artikel 99 lid 15 Wna (voor 1 januari 2013 was dit lid 12 van dit artikel) kan een klacht slechts worden ingediend gedurende drie jaren na de dag waarop de tot klacht gerechtigde van het handelen of nalaten van een notaris dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding kan geven, kennis heeft genomen. Met betrekking tot de hiervoor onder 4.1. weergegeven klachtonderdelen 1. tot en met 6. en 8. is het hof met de kamer van oordeel dat klaagster van de feiten en omstandigheden waarop deze klachtonderdelen zien eerder dan drie jaar voor 28 april 2011 - de datum waarop de klacht bij de kamer is ingekomen - kennis heeft genomen. De eerste zes klachten hebben betrekking op handelingen van de oud-notaris, die, zoals hiervoor is overwogen, op 1 juli 2002 is gedefungeerd. De klacht onder 8. heeft betrekking op een transactie die in april 2007 heeft plaatsgevonden en waarvan klaagster destijds kennis heeft genomen. De kamer heeft klaagster ten aanzien van die klachtonderdelen derhalve terecht niet ontvankelijk verklaard. Met betrekking tot klachtonderdeel 7. overweegt het hof dat klaagster onweersproken heeft aangevoerd dat zij op 18 mei 2010 van kandidaat-notaris [naam] het testament van [naam] heeft ontvangen en eerst op dat moment kennis heeft genomen van de inhoud van dat testament en dus van het feit dat notaris [naam], die het heeft gepasseerd, aan dat testament had meegewerkt. Dit betekent dat de vervaltermijn ten aanzien van die klacht eerst op 18 mei 2010 is gaan lopen en de klacht is tijdig ingediend, zodat klaagster ontvankelijk is in dit klachtonderdeel.
6.2.
Ten aanzien van klachtonderdeel 7. is door klaagster gesteld dat er verschillende indicatoren aanwezig waren om te vermoeden dat [naam] niet wilsbekwaam was ten tijde van het opmaken en passeren van het testament en dat deze indicatoren voor notaris [naam] aanleiding hadden moeten zijn om het Stappenplan toe te passen.
Als feitelijke omstandigheden heeft klaagster het volgende aangevoerd:
- -
[naam] was vanaf zijn geboorte zwakbegaafd;
- -
vanwege een hersenbloeding kon [naam] vanaf november 2006 niet meer spreken;
- -
[naam] verbleef in een verpleegtehuis;
- -
[naam] was net ontslagen uit het ziekenhuis vanwege een cerebraal accident;
- -
met het oog op de verkoop van de ouderlijke woning op 2 april 2007 is op verzoek van notaris [naam] wel (psychiatrisch) onderzocht.
6.3.
Naar het oordeel van het hof rechtvaardigden de vorenstaande feiten en omstandigheden niet zonder meer het vermoeden dat [naam] bij het opstellen van zijn testament niet wilsbekwaam was. De omstandigheid dat [naam] zwakbegaafd was, hetgeen overigens door de notarissen is betwist, betekent niet dat hij niet in staat was om zijn wil te bepalen en die wil bij de bespreking en het passeren van het testament (duidelijk) kenbaar te maken. Dat [naam] vanaf november 2006 helemaal niet kon praten, zoals klaagster in hoger beroep heeft aangevoerd, is onvoldoende aannemelijk gemaakt. Het verblijf van [naam] in een verpleegtehuis en de opname in het ziekenhuis vanwege een cerebraal accident kort voor het passeren van het testament hoefden voor notaris [naam] geen reden te zijn om nader onderzoek te laten doen naar de wilsbekwaamheid van [naam]. Notaris [naam] was immers niet gehouden in de bespreking met [naam] te onderzoeken welke (overige) indicatoren aanwezig zouden kunnen zijn, als de inhoud van het gesprek alsmede de wijze waarop Jouke zich presenteerde, daartoe geen aanleiding gaf. Notaris [naam] heeft in dit verband genoegzaam aannemelijk gemaakt dat het verhaal van [naam] consistent was en hij daarom van de wilsbekwaamheid van [naam] overtuigd was. Voorts heeft notaris [naam] - ook in aanwezigheid van kandidaat-notaris [naam] - in totaal vier gesprekken met [naam] gevoerd, met name omdat [naam] de familie [naam] tot erfgenaam wilde benoemen. Daarnaast heeft notaris [naam] aangevoerd het testament uitdrukkelijk met [naam] te hebben besproken alvorens het testament in aanwezigheid van twee getuigen te passeren. Op grond van het voorgaande heeft notaris [naam] naar het oordeel van het hof aannemelijk gemaakt dat hij tijdens de bespreking en het passeren van het testament voldoende alert is geweest op de wilsbekwaamheid van [naam] en geen aanleiding had om aan die wilsbekwaamheid te twijfelen. Het feit dat notaris [naam] onder deze omstandigheden het Stappenplan niet heeft toegepast, acht het hof daarom niet laakbaar. De verklaring die notaris [naam] heeft gegeven waarom ter gelegenheid van de verkoop van de ouderlijke woning in het voorjaar van 2007 wel voor een nader onderzoek naar de geestvermogens van [naam] is gekozen, komt het hof niet onaannemelijk voor. Het voorgaande leidt ertoe dat dit klachtonderdeel ongegrond zal worden verklaard.
6.4.
Het hof passeert het verzoek van klaagster om eventuele getuigen te doen horen, reeds omdat dit bewijsaanbod niet concreet is en daarmee onvoldoende is onderbouwd.
6.5.
Met betrekking tot de klachtonderdelen 9. tot en met 13. heeft het onderzoek in hoger beroep niet geleid tot de vaststelling van andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die zijn vervat in de beslissing van de kamer, waarmee het hof zich verenigt. Ten aanzien van de klachtonderdelen 9., 10. en 12. voegt het hof nog toe dat (ook) in hoger beroep niet is gebleken dat notaris [naam] vragen van klaagster niet heeft beantwoord die hij wel had moeten beantwoorden of informatie heeft achtergehouden die hij wel mocht en had behoren te verstrekken.
6.6.
In een tuchtrechtprocedure als de onderhavige is geen plaats voor de door klaagster in hoger beroep verzochte veroordelingen zoals weergegeven onder 4.3. Klaagster zal zich ter zake - eventueel - tot de civiele rechter dienen te wenden.
6.7.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
6.8.
Nu het hof met betrekking tot klachtonderdeel 7. tot een ander oordeel is gekomen dan de kamer, kan de beslissing van de kamer in zoverre niet in stand blijven en zal deze worden vernietigd.
6.9.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.
7. De beslissing
Het hof:
- vernietigt de bestreden beslissing doch uitsluitend voor zover klaagster niet ontvankelijk is verklaard in haar klachtonderdeel 7. en in zoverre opnieuw rechtdoende:
- verklaart klachtonderdeel 7. ongegrond;
- bevestigt de beslissing van de kamer voor het overige;
- verklaart klaagster niet ontvankelijk in de hiervoor onder 4.3. weergegeven verzoeken.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.C.W. Rang, A.M.A. Verscheure en
J.W. van Zaane en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 14 mei 2013 door de rolraadsheer.
Kamer van Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-Notarissen ’s−Gravenhage
Beslissing van 15 februari 2012inzake de klacht onder nummer 11-13 van:
[klaagster], hierna ook te noemen: klaagster,
gemachtigde [naam],
tegen
1. [notaris],oud-notaris, voorheen gevestigd te [plaatsnaam],hierna ook te noemen: de oud-notaris,
2. [notaris], notaris gevestigd te [plaatsnaam], hierna ook te noemen: notaris [naam],
3. [notaris], notaris gevestigd te [plaatsnaam], hierna ook te noemen: notaris [naam],
4. [kandidaat-notaris], kandidaat−notaris, in dienst van voormelde notarissen, hierna ook te noemen: kandidaat−notaris [naam],
5. [kandidaat-notaris], kandidaat−notaris, toentertijd in dienst van voormelde notarissen, hierna ook te noemen: kandidaat−notaris [naam],
advocaat mr. E.A.J. Nederlof.
De procedure
De Kamer heeft kennisgenomen van:
- -
de klacht, ingekomen op 28 april 2011, met bijlagen, aangevuld bij brief van 22 mei 2011;
- -
het antwoord van de oud-notaris;
- -
het antwoord van de overige verweerders, met bijlagen;
- -
de repliek van klaagster, met bijlagen;
- -
de dupliek van de oud-notaris;
- -
de dupliek van de overige verweerders.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 7 december 2011.
Daarbij waren aanwezig:
- -
klaagster met haar gemachtigde,
- -
de oud-notaris, de twee notarissen en de twee kandidaat−notarissen met hun advocaat.
Van het verhandelde is procesverbaal opgemaakt met daaraan in kopie gehecht de pleitaantekeningen van de gemachtigde.
De feiten
Bij beschikking van 19 oktober 1960 droeg de kantonrechter te Leiden wegens vermissing op zee vanaf 24 mei 1953 van klaagsters vader aan klaagsters moeder het bestuur van de goederen van klaagsters vader op.
Op 9 mei 1985 leverde de moeder van klaagster ten overstaan van de oud-notaris de economische eigendom van de ouderlijke woning aan haar zoon [naam], tevens broer van klaagster. Bij brief van 17 november 1992 aan klaagsters moeder en [naam] correspondeerde de gemachtigde van klaagster namens klaagster over deze overdracht.
Op 17 april 1997 overleed de moeder van klaagster. Kort daarna ontving klaagster het testament van haar moeder. Bij beschikking van 20 oktober 1997 verklaarde de rechtbank te ’s−Gravenhage op verzoek van klaagster, [naam] en klaagsters zuster [naam] dat klaagsters vader op 24 mei 1953 was overleden.
Bij vonnis van 20 september 2000 overwoog de rechtbank te ’s−Gravenhage onder meer dat voormelde economische overdracht rechtsgeldig was, wees de rechtbank de vordering af van klaagster, optredende als eiseres tegen [naam], tot betaling van de restantkoopsom, alsmede de vordering tot betaling door [naam] van rente aan de nalatenschap over het door [naam] van klaagsters moeder geleende bedrag van fl. 60.000.
De oud-notaris is op 1 juli 2002 als notaris gedefungeerd. Zijn protocol is daarna aan notaris [naam] toegewezen.
[naam] maakte op 29 november 2006 ten overstaan van notaris [naam] zijn testament op. Daarbij wees hij klaagster niet als erfgenaam aan.
Bij emails van 19 februari 2007 en 1 maart 2007 gericht aan het kantoor van de (oud-)notarissen correspondeerde klaagsters gemachtigde over de in april 2007 beoogde verkoop door [naam] van de ouderlijke woning.
Daarna verkocht [naam] de ouderlijke woning. De leveringsakte werd op 2 april 2007 gepasseerd door notaris [naam]. Op 21 april 2010 overleed [naam].
De klacht en het verweer van de oud-notaris, de twee notarissen en de twee kandidaat−notarissen
De klacht voor zover ter zitting gehandhaafd valt zakelijk weergegeven uiteen in de volgende onderdelen.
1. De oud-notaris greep niet in bij de economische overdracht van de ouderlijke woning door klaagsters moeder aan haar zoon [naam] en heeft daarmee niet de belangen van derden gediend. Hierdoor is klaagster een groot deel van haar vaders erfenis misgelopen.
2. De oud-notaris weigerde bij [naam] de rente over het door [naam] van klaagsters moeder geleende bedrag van fl. 60.000 op te eisen.
3. De oud-notaris heeft bewust en in strijd met hun belangen [naam], klaagsters zuster en klaagster geadviseerd om bij de rechtbank een uitspraak van vermoedelijk overlijden van hun vader te vragen, teneinde zo min mogelijk problemen met de afwikkeling van de nalatenschap te verkrijgen.
4. De oud-notaris heeft verzuimd in te grijpen toen Jouke weigerde om zijn schuld jegens klaagsters moeder te erkennen en heeft daarmee alleen [naam] belangen behartigd.
5. De oud-notaris heeft veel te laat, namelijk pas bij brief van 10 maart 1987, aan de bank een volmacht gezonden tot royement van de hypothecaire inschrijving ten laste van klaagsters moeder.
6. De oud-notaris heeft klaagster kort na het overlijden van haar moeder een verkeerde voorstelling van zaken gegeven door klaagster mee te delen dat het erfdeel van klaagsters vader alsnog aan onder anderen klaagster zou worden uitgekeerd zodra klaagsters moeder zou komen te overlijden en dat [naam], indien hij de aan hem economisch geleverde ouderlijke woning zou willen verkopen, hiervoor de handtekening van klaagster en haar zuster nodig had.
7. Notaris [naam] heeft het testament van [naam] gepasseerd met medewerking van [naam], de buurman van [naam], zonder daarbij de zwakbegaafde [naam] in bescherming te nemen. Notaris [naam] had in dit geval zijn ministerie moeten weigeren.
8. Notaris [naam], bijgestaan door kandidaat−notaris [naam], heeft meegeholpen de ouderlijke woning per 2 april 2007 via voornoemde [naam] aan een andere buurman te verkopen tegen een prijs van fl. 180.000, terwijl een soortgelijke woning op dat moment te koop stond voor fl. 289.500. Daarmee heeft notaris [naam] niet voldoende getracht de financiële belangen van [naam] veilig te stellen.
9. Na het overlijden van [naam] ontdekte klaagster dat notaris [naam] ervoor zou hebben gezorgd dat [naam] als mentor en bewindvoerder voornoemde [naam] werd toegewezen, terwijl dit niet nodig was gelet op het schrijven van psychiater [naam]. Hiermee werkte notaris [naam] mee aan het houden van de familie op afstand van [naam].
1. Notarissen [naam] en [naam] hebben structureel geweigerd om verder met klaagster te onderhandelen of haar vragen te beantwoorden en hebben een advocaat in de armen genomen omdat klaagster hen aansprakelijk heeft gesteld voor de door haar geleden schade.
1. Kandidaat−notaris [naam] heeft bij email van 4 mei 2010 aan klaagster beloofd nader onderzoek te doen over de depotgelden die nog aanwezig zouden moeten zijn na het overlijden van klaagsters moeder. Daarop is de kandidaat−notaris nog steeds niet teruggekomen.
1. Notaris [naam] heeft verzuimd klaagster op de hoogte te brengen van het verzoek van [naam] tot benoeming van een mentor en de onderbewindstelling van [naam].
1. Notaris [naam] weigert klaagster de door haar gevraagde inlichtingen te geven over onder meer de financiële afwikkeling van de nalatenschap.
De oud-notaris, de twee notarissen en de twee kandidaat−notarissen hebben gemotiveerd verweer gevoerd, dat hierna voor zover nodig zal worden besproken.
De beoordeling van de klacht
Klachtonderdelen 1 tot en met 8
Ingevolge de in artikel 99 lid 12 Wet op het notarisambt genoemde vervaltermijn van drie jaren kan een klacht slechts worden ingediend gedurende drie jaren na de dag waarop de tot de klacht gerechtigde heeft kennisgenomen van het handelen of nalaten van een (kandidaat-)notaris dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding kan geven. Niet van belang is wanneer klaagster zich gerealiseerd heeft, dat zij een klacht zou kunnen indienen.
De reden voor het opnemen van deze termijn in de wet is naar uit de wetsgeschiedenis blijkt dat het na langere tijd onmogelijk is om de feitelijke toedracht nog naar behoren vast te stellen, terwijl ook de (kandidaat)notaris in zijn verdediging zou worden geschaad.
Uit de overlegde processtukken blijkt dat klaagster in de periode vóór 28 april 2008 te weten drie jaren vóór het op 28 april 2011 ingediend hebben van haar klacht heeft kennisgenomen van het door haar in deze klachtonderdelen verweten handelen of nalaten van de oud-notaris, notaris Van Heijst en kandidaat−notaris Weewer.
Dit betekent dat klaagster niet kan worden ontvangen in haar klacht voor wat betreft deze klachtonderdelen.
Klachtonderdelen 9 tot en met 13
Klaagster heeft onderbouwd, noch aannemelijk gemaakt dat notaris [naam] op de een of andere wijze betrokken was bij (het verzoek tot) de benoeming van een mentor voor en de onderbewindstelling van [naam], terwijl de notaris gezien zijn geheimhoudingsplicht evenmin gehouden was om klaagster hierover in te lichten, indien hij wel bij dit verzoek betrokken was geweest. Die geheimhoudingsplicht verhindert notaris [naam] ook inlichtingen te geven over de financiële afwikkeling van de nalatenschap van [naam]. Indien en voor zover met klachtonderdeel 13 gedoeld wordt op de financiële afwikkeling van de nalatenschap van klaagsters moeder, is klaagster op dezelfde gronden als vermeld voor de onderdelen 1 tot en met 8 niet-ontvankelijk in haar klacht.
Dat de notarissen en de kandidaat−notarissen, nadat klaagster hen aansprakelijk gesteld had voor de door klaagster geleden schade, klaagster naar hun advocaat hebben verwezen voor haar verdere vragen over de afwikkeling van de nalatenschap is gezien de omstandigheden alleszins te billijken en derhalve aanvaardbaar.
Dat kandidaat−notaris [naam] geen gevolg gegeven heeft aan haar email van 4 mei 2010 moge minder correct geweest zijn, maar levert niet een klachtwaardig handelen op.
Deze klachtonderdelen zijn daarom ongegrond.
De beslissing
De Kamer voornoemd:
verklaart klaagster nietontvankelijk in haar klacht op de klachtonderdelen 1 tot en met 8;
verklaart de klacht op de overige klachtonderdelen ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. R.J. Paris, voorzitter, O. van der Burg, J.Z. Moree, J. Smal en L.G. Vollebregt, bijgestaan door de secretaris, mr. A. Saab, en in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2012.
Kopie van deze beslissing wordt bij aangetekende brief aan partijen gezonden. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam, binnen dertig dagen na de dagtekening van genoemde brief.