NJ 2022/44
Profijtontneming. Ondervragingsrecht geschonden nu verdediging getuige A vragen heeft kunnen stellen?
HR 30-10-2018, ECLI:NL:HR:2018:2023, m.nt. N. Jörg
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
30 oktober 2018
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, A.J.A. van Dorst, M.J. Borgers
- Zaaknummer
17/04702 P
- Conclusie
A-G mr. B.F. Keulen
- Noot
N. Jörg
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS632576:1
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Bijzondere onderwerpen
Materieel strafrecht / Sancties
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:2023, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 30‑10‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:908, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 28‑08‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 26‑12‑2017
- Wetingang
Essentie
Regels uit Vidgen-jurisprudentie van betekenis in ontnemingsprocedure voor zover beslissing inhoudt dat aanwijzingen bestaan dat betrokkene zelf concreet aangeduid strafbaar feit heeft begaan. Oordeel hof dat verdediging een effectieve mogelijkheid heeft gehad de getuige waarop dit oordeel heeft gebaseerd te ondervragen is toereikend gemotiveerd.
Samenvatting
Ondervragingsrecht geschonden nu verdediging niet in staat is geweest getuige A te ondervragen? Op ontnemingsprocedure is art. 6.1 EVRM van toepassing (vgl. EHRM 41087/98 (Phillips/VK)). In die procedure moet derhalve zijn gewaarborgd dat aan verdedigingsrechten van betrokkene wordt tegemoet gekomen. HR herhaalt relevante overwegingen uit NJ 2017/440 ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.