De rechtspositie van de sollicitant en van de werknemer tijdens de proeftijd
Einde inhoudsopgave
De rechtspositie van de sollicitant en van de werknemer tijdens de proeftijd (MSR nr. 53) 2010/7.8.0:7.8.0 Verhandeling
De rechtspositie van de sollicitant en van de werknemer tijdens de proeftijd (MSR nr. 53) 2010/7.8.0
7.8.0 Verhandeling
Documentgegevens:
mr. R.F. Kötter, datum 30-09-2010
- Datum
30-09-2010
- Auteur
mr. R.F. Kötter
- JCDI
JCDI:ADS387258:1
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Wet van 20 juli 1995 (BGBLI 5.946), laatstelijk gewijzigd door § 32 van de wet van 13 juli 2001 (BGBLI 5.1542).
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Naar Duits recht komt de arbeidsovereenkomst tot stand door aanbod en aanvaarding (§ 151 Satz 1, 1 Halbsatz BGB). De arbeidsovereenkomst is in beginsel vormvrij. Wel zijn er minimale arbeidsvoorwaarden, waaraan een werkgever zich via de wet of cao-afspraken moet houden. Uit het oogpunt van bewijspositie is het voor werkgevers wel aan te raden om de arbeidsovereenkomst schriftelijk aan te gaan, omdat zij in gerechtelijke procedures de bewijslast dragen voor niet-schriftelijk overeengekomen bepalingen in de arbeidsovereenkomst. Bovendien heeft de werknemer op grond van §2 van het Nachweisgesetz,1 indien hij daarom verzoekt, recht op afgifte van een schriftelijke arbeidsovereenkomst. In dat geval dient de werkgever de schriftelijke arbeidsovereenkomst binnen een maand na het aangaan van de arbeidsovereenkomst te verstrekken.