Einde inhoudsopgave
Voorlopige voorzieningen en dwangregeling in het schuldsaneringsrecht (R&P nr. InsR6) 2015/2.5.11
2.5.11 Afronding
mr. B.J. Engberts, datum 01-01-2015
- Datum
01-01-2015
- Auteur
mr. B.J. Engberts
- JCDI
JCDI:ADS621460:1
- Vakgebied(en)
Insolventierecht / Schuldsanering natuurlijke personen
Burgerlijk procesrecht / Rechtspleging van onderscheiden aard
Voetnoten
Voetnoten
Vgl. Wessels Insolventierecht I 2012/1291. Kenmerkend voor het insolventieprocesrecht zijn volgens hem (i) het aanhangig maken met een verzoekschrift, (ii) het afwezig zijn van een gedaagde, (iii) het minder formeel en dus sneller zijn van de procedure, (iv) dat aan motivering minder strenge eisen worden gesteld en (v) dat het wettelijke bewijsrecht niet of in veel mindere mate van toepassing is.
Vgl. stelling 25 van J.C. Apeldoorn bij zijn proefschrift (Apeldoorn 2009) ‘De vele maatschappelijke taken die op het bordje van de curator worden gelegd zijn een geprivatiseerde vorm van overheidsbeleid’.
Te weten door een met redenen omklede verklaring van B&W van de gemeente van de woonplaats van de schuldenaar dan wel een door dat college gemandateerde kredietbank of (rechts)persoon genoemd in art. 48 lid 1 onder d Wck, zie art. 285 lid 1 onder f.
De drie te onderzoeken wetsartikelen zijn opgenomen in de Faillissementswet. Deze wet kent van oudsher eigen procesrechtelijke regels. Deze worden wel het insolventieprocesrecht genoemd. In dit hoofdstuk, en met name in deze paragraaf, is gebleken dat insolventieprocesrecht weliswaar tot het terrein van het burgerlijk procesrecht hoort, maar dat dit procesrecht een vijftal van dat rechtsterrein afwijkende uitgangspunten en kenmerken vertoont.1 Het schuldsanerings( proces)recht, dat onderdeel is van het insolventieprocesrecht, kent ten slotte nog een eigen, van het gewone procesrecht afwijkend en als zesde aan te duiden kenmerk.
Een belangrijke, zo niet de belangrijkste doelstelling van het insolventieprocesrecht is dat de insolventieprocedure voortvarend moet (kunnen) worden afgerond. Dit komt tot uitdrukking in de korte termijnen waarbinnen de rechter geacht wordt te beslissen, de korte termijnen voor het instellen van een rechtsmiddel en het gesloten stelsel van rechtsmiddelen, inhoudende dat het instellen van rechtsmiddelen tegen een beslissing soms is uitgesloten. Dit kan het eerste kenmerk worden genoemd.
Ten tweede is kenmerkend voor het procesrecht in de Faillissementswet dat de procedures niet steeds betrekking hebben op geschillen tussen partijen. Hieruit vloeit voort dat beslissingen soms niet of nauwelijks gemotiveerd behoeven te worden. Voorts is in het schuldsaneringsrecht de schuldenaar centraal komen te staan.
Ten derde gelden regels van bewijsrecht niet of in mindere mate; ook niet indien sprake is van een geschil tussen partijen. Dit vloeit voort uit de omstandigheid dat de doelstelling van het insolventieprocesrecht gericht is op een spoedige afwikkeling van de insolventie. De insolventierechter neemt zijn beslissing aan de hand van de vraag of feiten (en omstandigheden) voldoende aannemelijk zijn. Hij stelt zich bij het onderzoek naar de feiten (en omstandigheden) veelal actief op; actiever dan in procedures ingevolge het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Het ontbreken van procedurevoorschriften en het (veelal) ontbreken van juridisch geschoolde gemachtigden kunnen dit verklaren dan wel versterken. De actieve opstelling van de rechter kan mede verband houden met een vierde kenmerk van het insolventieprocesrecht.
Bijzonder voor het procesrecht is, ten vierde, namelijk dat in faillissementen en schuldsaneringsregelingen een lid van de rechtbank tot rechter-commissaris wordt benoemd en dat deze rechter niet alleen geschillenbeslechter is, maar tevens toezichthoudende, organisatorische en voorlichtende taken heeft. Daarbij valt op dat deze rechter-commissaris zijn bevoegdheden ambtshalve kan uitoefenen. Dit geldt ook voor de rechtbank. Hierin lijkt door te klinken dat met het goed en snel afwikkelen van insolventieprocedures, dat zoals opgemerkt de (primaire) doelstelling in het insolventieprocesrecht, maatschappelijke belangen zijn gemoeid die meer omvatten dan de individuele belangen van de schuldenaar en de betrokken schuldeisers.2 Dit komt onder meer tot uitdrukking in de regel dat een faillissement om redenen van openbaar belang uitgesproken kan worden en een schuldsaneringsregeling door een derde (i.e. B&W) kan worden verzocht. Dit kan als een vijfde kenmerk van insolventieprocesrecht worden gezien.
In de zesde en laatste plaats is kenmerkend voor de wettelijke schuldsaneringsregeling (niet het insolventieprocesrecht) dat de fase voorafgaand aan de (eventuele) toelating tot deze insolventieprocedure aan bepaalde eisen moet voldoen. Een schuldenaar wordt alleen tot deze insolventieprocedure toegelaten indien hij heeft geprobeerd een regeling met zijn schuldeisers te treffen. Dit wordt het minnelijke traject genoemd. De wetgever heeft bepaald dat de schuldenaar dat niet zelf mag proberen maar dat deze poging moet zijn uitgevoerd door nader in de wet omschreven personen of instellingen (art. 288 lid 2 onder b j° 48 lid 1 Wck). De schuldenaar dient dit op een voorgeschreven wijze te onderbouwen.3