NJ 1934, p. 296
Gebruik in hooger beroep van een in eersten aanleg afgelegde verklaring, waarvan niet blijkt, dat req. ze niet heeft willen betwisten.
HR 18-12-1933, ECLI:NL:HR:1933:255, m.nt. Prof. Mr. B.M. Taverne
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
18 december 1933
- Magistraten
Mrs. Jhr. Feith, Taverne, Schepel, Meckmann en Donner
- Zaaknummer
[181933/NJ_1934,_p._296]
- Noot
Prof. Mr. B.M. Taverne
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS104291:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1933:255, Uitspraak, Hoge Raad, 18‑12‑1933
- Wetingang
(Sv art. 422.)
Essentie
Gebruik in hooger beroep van een in eersten aanleg afgelegde verklaring, waarvan niet blijkt, dat req. ze niet heeft willen betwisten.
Samenvatting
Het Hof had van de in prima afgelegde verklaring van den in hooger beroep niet gehoorden getuige C. voor het bewijs geen gebruik mogen maken, nu in het p.-v. der terechtzitting, waar die verklaring werd afgelegd, van een uitdrukkelijke verklaring van niet-betwisting niet blijkt en, bij vergelijking van de door req. na de getuigenis van C. afgelegde verklaring met die van getuige C, deze verklaringen wezenlijk verschillend olijken te zijn en dan ook uit de verklaring ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.