Einde inhoudsopgave
Grensoverschrijdende juridische splitsing van kapitaalvennootschappen (VDHI nr. 122) 2014/3.3
3.3 Basis van splitsing in de Zesde richtlijn
mr. E.R. Roelofs, datum 01-04-2014
- Datum
01-04-2014
- Auteur
mr. E.R. Roelofs
- JCDI
JCDI:ADS433285:1
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Europees ondernemingsrecht
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
Voetnoten
Voetnoten
Zesde Richtlijn 82/891/EEG van de Raad van 17 december 1982 op de grondslag van artikel 54, lid 3, sub g), van het Verdrag betreffende splitsingen van naamloze vennootschappen, PB L 378 van 31.12.1982, p. 47 – 54.
Eerste Richtlijn 68/151/EEG van de Raad van 9 maart 1968 strekkende tot het coördineren van de waarborgen, welke in de Lid-Staten worden verlangd van de vennootschappen in de zin van de tweede alinea van artikel 58 van het Verdrag, om de belangen te beschermen zowel van de deelnemers in deze vennootschappen als van derden, zulks ten einde die waarborgen gelijkwaardig te maken, PB L 65 van 14.3.1968, p. 8 – 12.
Richtlijn 2007/63/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007 tot wijziging van Richtlijn 78/855/EEG van de Raad en Richtlijn 82/891/EEG van de Raad wat betreft de verplichte opstelling van een verslag van een onafhankelijke deskundige bij fusies of splitsingen van naamloze vennootschappen, PB L 300 van 17.11.2007, p. 47 – 48.
Richtlijn 2009/109/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 tot wijziging van de Richtlijnen 77/91/EEG, 78/855/EEG en 82/891/EEG van de Raad en Richtlijn 2005/56/EG wat verslaggevings- en documentatieverplichtingen in geval van fusies en splitsingen betreft, PB L 259 van 2.10.2009, p. 14 – 21.
Kamerstukken II, 2007-2008, 31 334, nr. 1 (Koninklijke boodschap), en nr. 2 (Voorstel van wet) en Wet van 6 november 2008 tot uitvoering van richtlijn nr. 2007/63/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 13 november 2007 tot wijziging van Richtlijn nr. 78/855/EEG van de Raad en Richtlijn nr. 82/891/EEG van de Raad wat betreft de verplichte opstelling van een verslag van een onafhankelijke deskundige bij fusies of splitsingen van naamloze vennootschappen, Stb. 2008, 469.
Kamerstukken II, 2009-2010, 32 458, nr. 1 (Koninklijke boodschap) en nr. 2 (Voorstel van wet) en Wet van 12 mei 2011 tot wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek ter uitvoering van richtlijn nr. 2009/109/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 september 2009 tot wijziging van de richtlijnen nr. 77/91/EEG, 78/855/EEG en 82/891/EEG van de Raad en richtlijn nr. 2005/56/EG wat verslaggevings- en documentatieverplichtingen in geval van fusies en splitsingen betreft (PbEU L 259), Stb. 2011, 234 en Besluit van 14 juni 2011 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet van 12 mei 2011 tot wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek ter uitvoering van richtlijn nr. 2009/109/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 september 2009 tot wijziging van de richtlijnen nr. 77/91/EEG, 78/855/EEG en 82/891/EEG van de Raad en richtlijn nr. 2005/56/EG wat verslaggevings- en documentatieverplichtingen in geval van fusies en splitsingen betreft (PbEU L 259) en artikel I van de Wet van 20 mei 2010 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en enkele andere wetten in verband met lastenverlichting voor burgers en bedrijfsleven, Stb. 2011, 294.
Tweede Richtlijn 77/91/EEG van de Raad van 13 december 1976 strekkende tot het coördineren van de waarborgen welke in de Lid-Staten worden verlangd van de vennootschappen in de zin van artikel 58, tweede alinea, van het Verdrag, om de belangen te beschermen zowel van de deelnemers in deze vennootschappen als van derden met betrekking tot de oprichting van de naamloze vennootschap, alsook de instandhouding en wijziging van haar kapitaal, zulks ten einde die waarborgen gelijkwaardig te maken, PB L 26 van 31.1.1977, p. 1 – 13.
Kamerstukken II, I, 2002-2012, 28 746 en Kamerstukken II, I, 2006-2012, 31 065.
Zoals uiteengezet in Hoofdstuk 2, vormt de Zesde richtlijn1 betreffende splitsing binnen de lidstaten van de EU de basis voor alle nationale wetgevingen van de lidstaten waarin een regeling omtrent splitsing van naamloze vennootschappen is opgenomen. De wetgeving van een lidstaat moet ten minste voldoen aan de minimumvoorschriften van de Zesde richtlijn, als die lidstaat een regeling omtrent splitsing van naamloze vennootschappen als opgesomd in de Eerste richtlijn2 heeft opgenomen of wenst op te nemen.
Zoals aan bod gekomen in paragraaf 2.3.4., is de Zesde richtlijn twee keren gewijzigd, namelijk door middel van Richtlijn 2007/63/EG3 en door middel van Richtlijn 2009/109/EG.4 Richtlijn 2007/63/EG ziet op het al dan niet verplichte verslag van een onafhankelijke deskundige bij fusies en splitsingen en is in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd met het van kracht worden van de bepalingen zoals opgenomen in Wetsvoorstel 31 334.5 Richtlijn 2009/109/EG ziet op de vereenvoudiging van de verslaggevings- en documentatieverplichtingen bij fusies en splitsingen en is in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd met het van kracht worden van de voorgestelde bepalingen van Wetsvoorstel 32 348.6
De Nederlandse wetgever heeft bij de invoering van de splitsingswetgeving ervoor gekozen de bepalingen betreffende splitsing ook toe te passen op andere vennootschappen dan naamloze vennootschappen. Het recht betreffende naamloze vennootschappen is binnen de lidstaten van de EU grotendeels geharmoniseerd door middel van de Eerste richtlijn en de Tweede richtlijn.7 Het recht betreffende vennootschappen, niet naamloze vennootschappen, zoals besloten vennootschappen, stichtingen, verenigingen, onderlinge waarborgmaatschappijen en coöperaties is niet, of in het geval van de besloten vennootschap, slechts ten dele, geharmoniseerd door middel van de Eerste richtlijn en de Tweede richtlijn. Hoewel de regelgeving betreffende deze rechtsvormen niet of slechts beperkt geharmoniseerd is binnen de lidstaten van de EU, heeft de Nederlandse wetgever de rechtshandeling splitsing ook mogelijk gemaakt voor besloten vennootschappen, stichtingen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen. Personenvennootschappen, zoals de maatschap, de vennootschap onder firma en de commanditaire vennootschap, kunnen geen partij zijn bij een juridische splitsing. Ook in het wetsvoorstel betreffende de openbare vennootschap (Titel 7.13 BW)8 was niet voorzien in de mogelijkheid tot fusie of splitsing van een openbare of commanditaire vennootschap, al dan niet met rechtspersoonlijkheid.