JONDR 2019/575
Prejudiciële vragen over de loonvorderingen van UWV in het faillissement van een vof
HR (A-G) 01-03-2019, ECLI:NL:PHR:2019:189
- Instantie
Hoge Raad (Advocaat-Generaal)
- Datum
1 maart 2019
- Zaaknummer
18/02700
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Arbeidsovereenkomstenrecht
Insolventierecht / Faillissement
Ondernemingsrecht / Personenvennootschappen
Arbeidsrecht / Einde arbeidsovereenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:649, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 19‑04‑2019
ECLI:NL:PHR:2019:189, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 01‑03‑2019
- Wetingang
Art. 392 Rv, art. 40 Fw, art. 7:610 BW
Essentie
De werknemer die in dienst is van een vof moeten geacht worden in dienst te zijn van de gezamenlijke vennoten als zodanig als werkgever. Preferente vorderingen en boedelvorderingen van UWV in het faillissement van de vof hebben niet diezelfde preferentie en status in het faillissement van de individuele vennoten.
Samenvatting
Deze prejudiciële procedure draait om de vraag of bepaalde preferente vorderingen en boedelvorderingen die door eiser in eerste aanleg (hierna: UWV) zijn ingediend in het faillissement van een vennootschap onder firma (hierna: vof) met dezelfde rang en status kunnen worden geldend gemaakt in de wettelijke schuldsaneringsregelingen van de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.