Richtlijn 98/4/EG tot wijziging van Richtlijn 93/38/EEG
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 21-04-1998
- Bronpublicatie:
16-02-1998, PbEG 1998, L 101 (uitgifte: 01-04-1998, regelingnummer: 98/4/EG)
- Inwerkingtreding
21-04-1998
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-02-1998, PbEG 1998, L 101 (uitgifte: 01-04-1998, regelingnummer: 98/4/EG)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
EU-recht / Marktintegratie
Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 tot wijziging van Richtlijn 93/38/EEG houdende coördinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en telecommunicatie
Het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 57, lid 2, artikel 66 en artikel 100 A,
Gezien het voorstel van de Commissie(1)
Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité(2),
Volgens de procedure van artikel 189 B van het Verdrag(3), gezien de op 26 november 1997 door het Bemiddelingscomité goedgekeurde gemeenschappelijke ontwerptekst,
- (1)
Overwegende dat de Raad bij Besluit 94/800/EG van 22 december 1994 betreffende de sluiting, namens de Europese Gemeenschap, voor wat betreft de onder haar bevoegdheid vallende aangelegenheden, van de uit de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguay-ronde (1986—1994) voortvloeiende overeenkomsten(4), onder meer zijn goedkeuring heeft gehecht aan de Overeenkomst inzake overheidsopdrachten (hierna te noemen ‘de Overeenkomst’), welke ten doel heeft een multilateraal kader van evenwichtige rechten en verplichtingen op het gebied van overheidsopdrachten tot stand te brengen met het oog op een verdere liberalisatie en uitbreiding van de wereldhandel; dat deze overeenkomst niet rechtstreeks toepasselijk is;
- (2)
Overwegende dat Richtlijn 93/38/EEG(5)heeft gezorgd voor een coördinatie van de nationale procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en telecommunicatie, teneinde in alle lidstaten te komen tot gelijke mededingingsvoorwaarden voor dergelijke opdrachten;
- (3)
Overwegende dat de in de Overeenkomst bedoelde aanbestedende instanties die zich houden aan Richtlijn 93/38/EEG, als gewijzigd bij deze richtlijn, en die dezelfde bepalingen toepassen ten aanzien van aannemers, leveranciers en dienstverleners van derde landen die de Overeenkomst hebben ondertekend, derhalve conform de Overeenkomst handelen;
- (4)
Overwegende dat, gezien de internationale rechten en verplichtingen die voor de Gemeenschap voortvloeien uit de aanvaarding van de Overeenkomst, voor inschrijvers en producten uit de landen die de Overeenkomst hebben ondertekend, de regelingen gelden van de Overeenkomst, waarvan de werkingssfeer zich niet uitstrekt tot opdrachten die zijn geplaatst door de in artikel 2, lid 1, onder b), van Richtlijn 93/38/EEG, bedoelde aanbestedende diensten, opdrachten die zijn geplaatst door aanbestedende diensten die in de bijlagen III, IV, V, VI en X van die richtlijn genoemde activiteiten uitoefenen, opdrachten voor diensten van bijlage XVI B van die richtlijn, opdrachten voor O & O-diensten van categorie 8 van bijlage XVI A van die richtlijn, opdrachten voor telecommunicatiediensten van categorie 5 van bijlage XVI A van die richtlijn met de CPC-referentienummers 7524, 7525 en 7526, en opdrachten voor financiële diensten van categorie 6 van bijlage XVI A van die richtlijn betreffende de emissie, aankoop, verkoop of overdracht van effecten of andere financiële instrumenten, noch tot door de centrale banken verleende diensten;
- (5)
Overwegende dat sommige bepalingen van de Overeenkomst gunstiger voorwaarden voor inschrijvers inhouden dan Richtlijn 93/38/EEG;
- (6)
Overwegende dat, wanneer opdrachten worden geplaatst door aanbestedende diensten in de zin van de Overeenkomst, de mogelijkheden waarover ondernemingen en producten uit de lidstaten krachtens het Verdrag beschikken om te worden toegelaten tot overheidsopdrachten voor diensten, leveringen en de uitvoering van werken minstens even gunstig moeten zijn als de voorwaarden waaronder ondernemingen en producten uit derde landen die de Overeenkomst hebben ondertekend op grond van de bepalingen van de Overeenkomst toegang hebben tot overheidsopdrachten in de Gemeenschap;
- (7)
Overwegende dat het derhalve noodzakelijk is Richtlijn 93/38/EEG aan te passen en aan te vullen;
- (8)
Overwegende dat de noodzaak om te komen tot een echte openstelling van de markt en tot een billijk evenwicht bij de toepassing van de aanbestedingsregels in deze sectoren nog steeds vereist dat een ander criterium dan de juridische status wordt gehanteerd om uit te maken op welke aanbestedende instanties de richtlijn van toepassing is;
- (9)
Overwegende dat de wijzigingen van Richtlijn 93/38/EEG geen negatieve invloed mogen hebben op de gelijke behandeling van aanbestedende instanties in de openbare en de privé-sector;
- (10)
Overwegende dat in overeenstemming met artikel 222 van het Verdrag erop moet worden toegezien dat de regeling van het eigendomsrecht in de lidstaten onverlet wordt gelaten;
- (11)
Overwegende dat de toepassing van Richtlijn 93/38/EEG moet worden vereenvoudigd en dat het evenwicht dat in de huidige communautaire regelgeving op het gebied van overheidsopdrachten in deze sectoren is bereikt, zoveel mogelijk moet worden gehandhaafd;
- (12)
Overwegende dat het daarom noodzakelijk is sommige aanpassingen van Richtlijn 93/38/EEG bij uitbreiding van toepassing te verklaren op alle onder die richtlijn vallende aanbestedende diensten en sectoren;
- (13)
Overwegende dat de aanbestedende instanties bij het opstellen van specificaties voor een bepaalde opdracht advies mogen vragen of aanvaarden, mits een dergelijk advies niet leidt tot uitschakeling van de mededinging;
- (14)
Overwegende dat de Commissie kleine en middelgrote ondernemingen scholings- en voorlichtingsmateriaal ter beschikking dient te stellen dat hen in staat stelt volledig deel te nemen aan de veranderde markt voor overheidsopdrachten;
- (15)
Overwegende dat de openstelling van opdrachten in de sectoren die onder deze richtlijn vallen een negatief effect zou kunnen hebben op de economieën van de Helleense Republiek en de Portugese Republiek, die grote moeilijkheden zullen ondervinden; dat het passend is dat deze lidstaten voldoende extra tijd krijgen voor de tenuitvoerlegging van deze richtlijn,
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Voetnoten
PB C 138 van 3.6.1935, blz. 49 en PB C 28 van 29.1.1997, blz. 4.
PB C 256 van 2.10.1995, blz. 4 en PB C 212 van 22.7.1996, blz. 13.
Advies van het Europees Parlement van 22.10.1996 (PB C 347 van 18.11.1996, blz. 25), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 20 december 1996 (PB C 111 van 9.4.1997, blz. 65) en besluit van het Europees Parlement van 14 mei 1997 (PB C 167 van 2.6.1997, blz. 53). Besluit van het Europees Parlement van 16 december 1997 en van de Raad van 15 december 1997.
PBPB L 336 van 23.12.1994, blz. 1.
PB L 199 van 9.8.1993, blz. 84. Besluit laatstelijk gewijzigd bij de Akte van Toetreding van 1994.