Einde inhoudsopgave
Rijnvaartpolitiereglement 1995
Artikel 8.09 ‘Blijf weg’-sein
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2011
- Redactionele toelichting
Zie voor de oorspronkelijke plaatsing en voorgaande versies van dit reglement de bijlage bij het Besluit van 15-09-1994, Stb. 770.
- Bronpublicatie:
01-12-2010, Stb. 2010, 811 (uitgifte: 20-12-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2011
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
01-12-2010, Stb. 2010, 811 (uitgifte: 20-12-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Binnenvaart
Waterrecht (V)
1.
Bij een gebeurtenis of een ongeval waardoor een vervoerde gevaarlijke stof zou kunnen vrijkomen moet, indien de bemanning niet in staat is de daaruit voor personen of voor de scheepvaart voortvloeiende gevaren op te heffen, het ‘blijf weg’-sein worden gegeven voor:
- a.
tankschepen die de tekens bedoeld in artikel 3.14, eerste of tweede lid, moeten voeren, en
- b.
schepen die de tekens bedoeld in artikel 3.14, derde lid, moeten voeren.
Dit voorschrift geldt niet voor duwbakken en andere schepen niet zijnde motorschepen.
Wanneer deze evenwel deel uitmaken van een samenstel, moet het ‘blijf weg’-sein worden gegeven door het schip aan boord waarvan zich de schipper van het samenstel bevindt.
2.
Het ‘blijf weg’-sein bestaat uit een geluids- en een lichtsein.
Het geluidssein bestaat uit een gedurende ten minste 15 achtereenvolgende minuten voortdurend herhalen van ‘één korte stoot’, gevolgd door ‘één lange stoot’. Gelijktijdig met het geluidssein moet het lichtsein bedoeld in artikel 4.01, tweede lid, worden getoond.
Het ‘blijf weg’-sein moet na ingeschakeld te zijn automatisch blijven functioneren. Het bedieningsmechanisme moet zodanig zijn uitgevoerd, dat het sein niet ongewild in werking kan treden.
3.
De schepen die het ‘blijf weg’-sein waarnemen moeten alle maatregelen nemen, die nuttig zijn om het dreigende gevaar te vermijden. In het bijzonder moeten zij:
- a.
indien zij in de richting van het gevaarsgebied varen, zich zo ver mogelijk hiervan verwijderd houden en zo nodig keren;
- b.
indien zij het gevaarsgebied reeds zijn gepasseerd, hun weg met een zo groot mogelijke snelheid vervolgen.
4.
Aan boord van de schepen, bedoeld in het derde lid, dient men onmiddellijk alle vensters alsmede alle openingen naar buiten te sluiten, alle niet afgeschermde lichten en vuren te doven, niet meer te roken, de hulpmotoren, waarvan het inwerking-zijn niet noodzakelijk is, af te zetten, en in het algemeen elke vorming van vonken te vermijden. Ingeval het schip ligplaats gaat nemen, moeten alle motoren en hulpmotoren, die dan nog in werking zijn, worden afgezet.
5.
Het vierde lid is eveneens van toepassing op schepen, die in de nabijheid van het gevaarsgebied stilliggen, wanneer zij het ‘blijf weg’-sein waarnemen. Zonodig moet men het schip verlaten.
6.
Bij het nemen van de in het derde tot en met het vijfde lid bedoelde maatregelen moet rekening worden gehouden met de stroom en de windrichting.
7.
De schepen moeten de maatregelen, bedoeld in het derde tot en met het zesde lid, eveneens nemen, wanneer het ‘blijf weg’-sein vanaf de oever wordt gegeven.
8.
De schippers van schepen die het ‘blijf weg’-sein waarnemen moeten daarvan voor zover mogelijk onverwijld kennis geven aan de dichtsbijzijnde bevoegde autoriteit.