Einde inhoudsopgave
De exhibitieplicht (BPP nr. X) 2010/12.4.2
12.4.2 Het indienen van de vordering ofhet verzoek
mr. J. Ekelmans, datum 02-12-2010
- Datum
02-12-2010
- Auteur
mr. J. Ekelmans
- JCDI
JCDI:ADS377086:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
HR 15 november 1991, NJ 1992, 724, r.o. 3.3(Boogaard/NVPI).
De tekst luidde: 'Ingevolge de artikelen 25 t/m 27 van het Besluit vaartijden en bemanningssterkte binnenvaart dient een binnenschipper een vaartijdenboek bij te houden. In dit boek worden onder meer de exploitatiewijze van het schip (dagvaart, semi-continuvaart of continuvaart) en de werken rusttijden van de bemanning van het schip bijgehouden. Aangezien Cornelis wettelijk verplicht is dit vaartijdenboek bij te houden en aangezien in dit vaartijdenboek alle gegevens die voor deze procedure noodzakelijk zijn kunnen worden gevonden is Meijer van mening dat Cornelis dit vaartijdenboek in het geding dient te brengen', waarover: HR 6 oktober 2006, NJ 2006, 547, r.o. 3.3.3(Meijer/Cornelis).
De tekst luidde: '... een aantal nota's heeft de man in het begin van de procedure overhandigd aan de raadsvrouw van de vrouw en zijn derhalve niet (meer) in zijn bezit. De vrouw wordt hierbij uitgenodigd deze nota's in het geding te brengen. Het gaat om de nota's van [A], [B] en de nota's met betrekking tot het aanbrengen van het alarm en de open haard.', waarover: HR 25 januari 2008, LJN BC1256, r.o. 3 (X/Y).
Een procespartij die bewijs door bescheiden wil leveren heeft er derhalve belang bij om die of tijdig in het geding te brengen of om verstrekking daarvan te vorderen. Aan beoordeling van een vordering tot verstrekking van bescheiden moet de rechter immers toekomen, wanneer een partij daarom verzoekt, aldus art. 843a Rv. Gebruikelijk is dat de vordering aan het slot van een processtuk wordt verwoord. Noodzakelijk is dat echter niet. Vereist is echter in beginsel wel dat de vordering op een voldoende in het oog springende wijze in een afzonderlijk en als zodanig herkenbaar petitum is opgenomen, opdat is gewaarborgd dat de wederpartij voldoende duidelijk is wat van hem wordt verlangd, opdat hij zich daartegen behoorlijk kan verdedigen.1
Het opnemen van een helder petitum aan het slot van een processtuk heeft dan ook de voorkeur. Is de tekst met betrekking tot op te vragen bescheiden voor verschillende uitleg vatbaar, dan kan onzeker worden of de rechter daarin een vordering tot verstrekking moet lezen. Zodoende beschouwde de feitenrechter wel als een vordering de tekst, waarin een procespartij gemotiveerd aangaf dat en waarom hij meende dat een vaartijdenboek in het geding gebracht moest worden.2 Daarentegen behoefde hij niet als een vordering te beschouwen de tekst, waarbij een procespartij werd uitgenodigd om bepaalde nota's in het geding te brengen.3 Het als vordering accepteren van het in de tekst van een processtuk opgenomen verlangen dat bescheiden worden verstrekt, heeft het voordeel, dat bewijslevering door bescheiden op deze manier meer kan plaatsvinden op dezelfde wijze als bewijslevering door getuigen: daarvoor is immers evenmin vereist dat een incidentele vordering wordt ingesteld. Het aldus als vordering aanmerken van een in de tekst uitgesproken verlangen, komt echter slechts in aanmerking, wanneer voldoende duidelijk is voor én de rechter én de wederpartij om welke bescheiden het de verzoeker te doen is, zodat de houder daar op kan (en moet) reageren. Al snel verdient het dan ook meer aanbeveling om de vordering uitdrukkelijk als (desnoods: voorwaardelijk) petitum in een processtuk op te nemen.