De feiten zijn ontleend aan het vonnis van het hof 's‑Gravenhage van 30 december 2008 onder 3.
HR, 17-09-2010, nr. 09/00863
ECLI:NL:HR:2010:BM8910
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
17-09-2010
- Zaaknummer
09/00863
- Conclusie
Mr. L. Timmerman
- LJN
BM8910
- Vakgebied(en)
Verzekering (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2010:BM8910, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 17‑09‑2010; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BM8910
ECLI:NL:PHR:2010:BM8910, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 18‑06‑2010
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2010:BM8910
- Wetingang
art. 81 Wet op de rechterlijke organisatie
- Vindplaatsen
Uitspraak 17‑09‑2010
Inhoudsindicatie
Verzekeringsrecht. Diefstal sieraden. Uitleg begrip “grove schuld” in polis. (art. 81 RO).
17 september 2010
Eerste Kamer
09/00863
EV/IS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. M.P. de Witte,
t e g e n
de rechtspersoon naar Duits recht AXA ART VERSICHERUNG A.G.,
gevestigd te Breda,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en Axa.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 241047 / HA ZA 05-1289 van de rechtbank 's-Gravenhage van 13 juli 2005, 19 oktober 2005 en 2 augustus 2006;
b. het arrest in de zaak 105.005.541/01 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 30 december 2008.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen Axa is verstek verleend.
De zaak is voor [eiser] toegelicht door zijn advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Axa begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, J.C. van Oven en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 17 september 2010.
Conclusie 18‑06‑2010
Mr. L. Timmerman
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Eiser]
Eiser tot cassatie
tegen
Axa Art Versicherung A.G.
(hierna: Axa)
Verweerder in cassatie
Het gaat in deze zaak om de vraag of het hof de juiste maatstaf voor grove schuld heeft toegepast. Daarnaast wordt geklaagd dat het hof onvoldoende heeft gemotiveerd welke maatregelen [eiser] had moeten nemen om de diefstal te voorkomen en bovendien de bewijslastverdeling onjuist heeft gehanteerd.
1. Feiten1.
1.1
[Eiser] heeft zijn privé collectie kunst, antiek en lijfsieraden (onder meer) tegen diefstal verzekerd bij Axa. Artikel 7 van de toepasselijke polisvoorwaarden luidt voor zover hier relevant:
‘Van deze verzekering is uitgesloten alle materiele schade aan de verzekerde voorwerpen:
(…) veroorzaakt door opzet en/of grove schuld van de verzekerde’.
1.2
In februari 2004 zijn uit de woning van [eiser] — naast een geldbedrag — sieraden en horloges gestolen. [Eiser] heeft op 23 februari 2004 aangifte van deze diefstal gedaan bij de politie Haaglanden. Hij heeft verklaard dat:
‘Ik doe aangifte van diefstal dan wel verduistering van een groot aantal sieraden en geld. (…) Sinds enige tijd, een maand of twee, is een oude vriend van mij in af en toe in mijn woning woonachtig geweest. Zijn naam luidt: [betrokkene 1], (…). Hij bleef ook wel eens in mijn woning slapen. (…) Als hij in mijn woning bleef slapen dan was dat naar aanleiding van veel drank dan wel drugsgebruik. [Betrokkene 1] rookte wel eens cocaine, door hem heb ik ook wel eens cocaine gebruikt. (…) Gaande weg voelde ik dat [betrokkene 1] mij een beetje in zijn macht probeerde te krijgen, ik was zelf ook niet 100% psychisch sterk omdat ik in een huwelijksscheiding lag waarbij veel kwam kijken. [Betrokkene 1] bood mij dus aan cocaine te gebruiken, ik moest elke keer de cocaine betalen. [Betrokkene 1] nodigde ook andere mensen in mijn huis uit, waaronder ene [betrokkene 2] (fonetisch), deze verzorgde de drugs. Ik zat niet op al die lui te wachten. Ik begon de controle over mijn thuissituatie door [betrokkene 1] te verliezen. We dronken geregeld alcohol en gebruikten dus soms cocaine.
In de woning waren sieraden aanwezig met een aanzienlijke waarde. Deze sieraden heb ik enige tijd geleden laten taxeren door een verzekeringstaxateur, de totale waarde van de sieraden was € 166.245,- De sieraden lagen in woning, niet in een kluis, maar wel in een afgesloten secretaire. De secretaire staat in de eetkamer van mijn woning op de eerste etage. De sleutel van de secretaire heb ik wel apart opgeborgen in een andere kast, maar ook in dezelfde eetkamer.’
1.3
Op 27 februari 2004 heeft hij in een aanvullende verklaring aangegeven dat het totale bedrag aan weggenomen sieraden € 116.835,- bedraagt en voorts een geldbedrag is weggenomen van € 2.700,-.
1.4
Er heeft een politieonderzoek plaatsgevonden naar de toedracht van de diefstal. De bevindingen van de politie zijn vastgelegd in een proces-verbaal. [Betrokkene 1] heeft op 10 maart 2004 tegenover de politie verklaard dat [betrokkene 2] een aantal sieraden en horloges uit de woning van [eiser] heeft meegenomen.
1.5
Bij brief van 13 oktober 2004 heeft Axa aan [eiser] medegedeeld dat de door [eiser] gestelde schade een gevolg is van grove schuld aan de zijde van [eiser] en er niet wordt uitgekeerd.
2. Procesverloop
2.1
Bij dagvaarding van 14 maart 2005 vordert [eiser] veroordeling van Axa om de schade als gevolg van de diefstal conform de polis(voorwaarden) te vergoeden. Axa heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
2.2
Bij vonnis van 2 augustus 2006 heeft de rechtbank het verweer van Axa gehonoreerd en beslist dat aan de zijde van [eiser] sprake is van grove schuld in de zin van art. 7 van de polisvoorwaarden. Zij heeft op die grond de vordering van [eiser] afgewezen.
2.3
[Eiser] is van dit vonnis in hoger beroep gekomen.
2.4
Bij arrest van 30 december 2008 heeft het hof het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.
2.5
[Eiser] heeft— tijdig2.— cassatieberoep ingesteld. [Eiser] heeft zijn standpunt schriftelijk doen toelichten. Tegen Axa is verstek verleend.
3. Bespreking van het cassatiemiddel
3.1
Het cassatieberoep bevat drie middelen. Middel 1 is gericht tegen rov. 7 waarin het hof heeft geoordeeld dat uit de gedragingen van [eiser] blijkt dat hij zich bewust is geweest van het risico dat één van de personen die zijn huis bezochten zijn sieraden zou stelen. Verder oordeelt het hof — net als de rechtbank — dat de maatregelen die [eiser] nam om de diefstal te voorkomen volstrekt onvoldoende zijn geweest, zodat op die grond sprake is van een in laakbaarheid aan opzet grenzende schuld aan de zijde van [eiser]. Het middel klaagt dat de rechtbank en het hof een onjuiste maatstaf hebben toegepast bij beoordeling van het begrip ‘grove schuld’ in het kader van de dekking van de polis, aangezien zij het begrip grove schuld uitsluitend hebben afgezet tegenover het begrip lichte schuld. De juiste maatstaf had moeten zijn dat iedere vorm van lichte schuld, schuld en merkelijke schuld onder de dekking valt. Nu het hof een onjuiste maatstaf heeft gehanteerd is volgens het middel niet te beoordelen of de feitelijke weging door het hof of er sprake is van grove schuld, correct is.
3.2
Het middel faalt. In rov. 3.2 overweegt de rechtbank:
‘(…) grove schuld. Dit begrip wordt in de polisvoorwaarden zelf niet nader gedefinieerd. [Eiser] stelt terecht dat daaronder in de rechtspraak van de Hoge Raad gewoonlijk wordt verstaan: ‘een in laakbaarheid aan opzet grenzende schuld’. Dit impliceert dat niet iedere vorm van ‘lichte schuld’ (of anders gezegd: onvoorzichtigheid) aan uitkering op grond van de polis in de weg staat.’
Het hof verenigt zich met hetgeen de rechtbank heeft overwogen. De rechtbank wil zeggen dat er vormen van onvoorzichtigheid zijn die onder de dekking van de desbetreffende verzekering vallen. Het hof en rechtbank maken daarmee een onderscheid tussen de verschillende schuldgradaties. Het middel faalt mitsdien.
3.3
Middel 2 komt op tegen rov. 7 en 8 voor zover het hof daarin heeft overwogen dat de preventieve maatregelen die [eiser] heeft genomen volstrekt onvoldoende waren en [eiser] daarom blijkbaar, in de visie van het hof, roekeloos onvoorzichtig is geweest. Het middel betoogt dat dit oordeel van het hof onjuist, onbegrijpelijk of in ieder geval onvoldoende gemotiveerd is. Daarbij is volgens het middel volstrekt onduidelijk welke maatregelen [eiser] dan volgens het hof wel had moeten nemen om de diefstal te voorkomen. Daarnaast volgt volgens het middel uit rov. 8 dat [eiser] onvoldoende voorzichtig is geweest. Dat zou dan betekenen dat de voorzorgsmaatregelen van [eiser] volgens het hof wel voldoende waren maar onvoldoende voorzichtig waren uitgevoerd. Dat oordeel is dan strijdig met de stelling van het hof dat de door [eiser] genomen maatregelen op zich volstrekt onvoldoende zijn geweest.
3.4
Hof en rechtbank hebben de gedragingen van [eiser] getoetst aan grove schuld. Zoals het hof en de rechtbank terecht opmerken, valt onder grove schuld (of roekeloosheid3.) een in laakbaarheid aan opzet grenzende schuld. Grove schuld verschilt van opzet. Van grove schuld kan sprake zijn, wanneer de dader zich niet bewust is van de schade die zijn handeling kan meebrengen. Zo is bij bewuste roekeloosheid iemand zich bewust van de aanmerkelijke kans dat zijn gedraging schade veroorzaken kan, maar denkt hij dat dit gevolg zal uitblijven of staat hij in het geheel niet stil bij de schade4.. Bij onbewuste roekeloosheid is dit bewustzijn er niet maar had hij zich daarvan wel bewust behoren te zijn.
3.5
Het hof geeft (in rov. 8 eerste deel) aan dat [eiser] zich bewust is geweest van de kans dat zijn sieraden gestolen zouden worden, maar [eiser] heeft gedacht dat dit gevolg zou uitblijven. Het hof verwijst daarvoor naar grief 1 waarin [eiser] zelf aangeeft dat hij onvoorzichtig is geweest door de betreffende personen in zijn huis te laten en de sieraden te laten zien, maar hij niet verwachtte dat ze onder zijn neus de sieraden zouden stelen. Vervolgens geeft het hof in rov. 8 aan dat [eiser] ondanks dit bewustzijn volstrekt onvoldoende maatregelen heeft genomen om diefstal te voorkomen. Deze overweging van het hof is in het licht van de gedingstukken niet onbegrijpelijk. De rechtbank geeft in rov. 3.4 aan welke maatregelen [eiser] had kunnen nemen5.. Volgens de rechtbank had [eiser] de betreffende personen de toegang tot zijn woning kunnen ontzeggen en de sieraden zorgvuldiger kunnen opbergen, bijvoorbeeld in een kluis. Uit het feit dat het hof aan het betoog van [eiser] over de maatregelen die hij heeft genomen voorbij gaat, blijkt dat het hof deze niet voldoende heeft geacht. Dit is niet onbegrijpelijk. Het feit dat de sieraden in een afgesloten kamer in een afgesloten secretaire lagen heeft niet voorkomen dat de sieraden zonder braaksporen gestolen konden worden. Bovendien heeft [eiser] zelf aangegeven dat de sleutel van de secretaire in het slot zat toen hij de diefstal ontdekte. Hieruit blijkt wel dat de maatregelen die [eiser] nam onvoldoende waren. Het oordeel van het hof is niet onjuist, onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd, zodat het middel faalt.
3.6
Middel 3 komt op tegen rov. 9 waar het hof heeft overwogen dat de stelling van [eiser] dat het ook mogelijk is dat de diefstal op een andere wijze en/of door geheel iemand anders is gepleegd, naar het oordeel van het hof een onvoldoende gemotiveerde betwisting van de stellingen en standpunten van Axa is. Het middel voert aan dat het hof een verkeerde bewijslastverdeling heeft toegepast. Nu Axa zich op grove schuld beroept, is het volgens het middel aan Axa om te bewijzen op welke wijze de diefstal heeft plaatsgevonden.
3.7
Axa heeft aangevoerd dat de sieraden door één van de personen die [eiser] een bezoek brachten zijn gestolen en [eiser] niet voldoende maatregelen heeft genomen om deze diefstal te voorkomen. Aanknopingspunten voor de diefstal zijn te vinden in het proces-verbaal. [Eiser] heeft daarin zelf aangegeven dat hij [betrokkene 1] verdenkt en dat hij de sieraden van hem terug wil kopen6.. [Betrokkene 1] verklaart uiteindelijk dat [betrokkene 2] de sieraden heeft gestolen7. Het hof heeft deze feiten als vaststaand aangenomen en mocht dat ook doen nu [eiser] enkel heeft gesteld dat het ook mogelijk is dat de diefstal op een andere wijze en/of door iemand anders is gepleegd. Nu [eiser] deze stelling niet verder heeft onderbouwd, mocht het hof hieraan voorbij gaan. Het middel faalt mitsdien.
4. Conclusie
De conclusie strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
A-G
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 18‑06‑2010
De cassatiedagvaarding is op 25 februari 2009 uitgebracht.
In het Wetsvoorstel 2002 is, in navolging van het Voorstel 2000, de term roekeloosheid geïntroduceerd. Met deze aanpassing is volgens de Memorie van Toelichting 2000 geen inhoudelijke wijziging beoogd ten aanzien van het begrip grove schuld. Zie MvA, Kamerstukken II 1985/1986, 19 529, nr. 3, p. 25
M. van Ardenne-Dick en A. Blom, Eigen schuld en opzet in het verzekeringsrecht in Bewuste roekeloosheid in het privaatrecht, 2004, p. 106.
Axa heeft in haar CvA ook aangegeven dat [eiser] de sieraden in een kluis had dienen te bewaren, p. 2.
Zie o.a. p. 6, 8 en 42 van het politie dossier.
Zie p. 107 van het politie dossier.