Wanneer hierna wordt verwezen naar ordners en pagina’s, zijn dit ordners/pagina’s uit het dossier van de Landelijke Eenheid, Dienst Landelijke Recherche met de aanduiding 26Largo/LERAA16015. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakte processen-verbaal.
Rb. Overijssel, 21-12-2021, nr. 08/963566-16 (P)
ECLI:NL:RBOVE:2021:4767
- Instantie
Rechtbank Overijssel
- Datum
21-12-2021
- Zaaknummer
08/963566-16 (P)
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBOVE:2021:4767, Uitspraak, Rechtbank Overijssel, 21‑12‑2021; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 21‑12‑2021
Inhoudsindicatie
De rechtbank Overijssel veroordeelt vier leden van de inmiddels verboden motorclub Satudarah tot jarenlange gevangenisstraffen voor deelname aan een criminele organisatie. De vier mannen hadden allen een leidinggevende functie binnen de motorclub. Een 56-jarige man uit Enschede was de leider en medeoprichter van de motorclub. Hij krijgt de hoogste gevangenisstraf: vijf jaar. Een 44-jarige man uit Tilburg en een 52-jarige man uit Maastricht moeten vier jaar de cel in. Zij worden ook verdacht van witwassen. Een andere 44-jarige man uit Tilburg krijgt 42 maanden gevangenisstraf. De rechtbank oordeelt dat de vier mannen acht jaar lang samen met anderen leiding hebben gegeven aan Satudarah, een organisatie die het oogmerk had om criminele activiteiten te ondernemen. Binnen de club hoorden afpersing, (levens)bedreiging, (zware) mishandeling, witwassen, verboden wapenbezit en drugshandel tot de gebruikelijke gang van zaken. De vier zijn bepalend geweest bij het creëren en in stand houden van een cultuur van wetteloosheid, geweld en intimidatie. De rechtszaak tegen een vijfde verdachte in deze zaak volgt naar verwachting komend voorjaar. Zie ook: ECLI:NL:RBOVE:2021:4769
Partij(en)
RECHTBANK OVERIJSSEL
Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/963566-16 (P)
Datum vonnis: 21 december 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1965 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 28 september 2021, 30 september 2021, 5 oktober 2021, 7 oktober 2021, 12 oktober 2021,
1 november 2021, 2 november 2021, 4 november 2021, 22 november 2021, 23 november 2021 en 21 december 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officieren van justitie mr. H.J. Timmer en mr. C.A.M. van den Brand en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw
mr. K. Blonk, advocaat in Spijkenisse, naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 13 april 2018 in de gemeente(n) Tilburg en/of Enschede en/of Maastricht en/of (elders) in Nederland en/of in Duitsland, als leider en/of bestuurder heeft deelgenomen aan een organisatie ( [motorclub] ), bestaande uit hem, verdachte en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of één of meer andere perso(o)n(en), welke organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, te weten:
- diefstal al dan niet voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd door geweld en/of bedreiging met geweld, en/of
- afpersing, en/of
- bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, en/of
- (zware) mishandeling, en/of
- witwassen, en/of
- handelen in strijd met de Wet wapens en munitie, en/of
- handelen in strijd met de Opiumwet.
3. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsmotivering1.
4.1
Inleiding
In 2016 startte het onderzoek 26Largo naar aanleiding van de verdenking dat verdachte als leider, in de periode van 1 januari 2010 tot en met 13 april 2018, heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, genaamd [motorclub] (hierna: [motorclub] , een organisatie die het oogmerk heeft tot het plegen van misdrijven zoals (gekwalificeerde) diefstal, afpersing, bedreiging, (zware) mishandeling, witwassen en het overtreden van de drugs- en wapenwetgeving.
Verdachte, één van de oprichters van [motorclub] , werd op 13 april 2018 in het kader van dit onderzoek aangehouden.
4.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie en de verdediging
Het Openbaar Ministerie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde.
De standpunten van het Openbaar Ministerie en de verdediging zullen, voor zover van belang, bij de beoordeling van het bewijs nader worden weergegeven dan wel impliciet worden besproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Voor de beoordeling van de vraag of verdachte als leider heeft deelgenomen aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) zal de rechtbank de volgende onderdelen van de tenlastelegging bespreken:
I. Organisatie, II. Oogmerk van de organisatie, III. Deelneming, IV. Leiderschap en V. Periode. Ten slotte zal onder VI. de conclusie worden getrokken.
Gelet op de samenhang tussen de strafzaken van verdachte en medeverdachten zal, in verband met de leesbaarheid van het vonnis, verdachte verder worden aangeduid als verdachte of verdachte [verdachte] en de medeverdachten respectievelijk als verdachte [medeverdachte 4] , verdachte [medeverdachte 2] , verdachte [medeverdachte 1] en verdachte [medeverdachte 3] .
I. Organisatie
Onder ‘een organisatie’ als bedoeld in artikel 140 Sr wordt verstaan een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen verdachte en tenminste één andere persoon. Niet is vereist dat daarbij komt vast te staan dat een persoon – om als deelnemer aan die organisatie te kunnen worden aangemerkt – moet hebben samengewerkt met, althans bekend moet zijn geweest met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is (Hoge Raad 22 januari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BB7134).
Uit de aangetroffen documenten, te weten ‘ [document] ’2., ‘ [document] ’3., ‘ [document] ’4., ‘ [document] ’5.en ‘ [document] ’6.kan naar het oordeel van de rechtbank het volgende worden afgeleid.
Oorspronkelijk vormden de oprichters, de Malessy’s , waaronder verdachte [verdachte] , het centrale bestuur. Vanaf 2008 groeide [motorclub] sterk door de oprichting van verschillende chapters, zijnde lokale afdelingen, in binnen- en buitenland, waardoor de functies van Kapikane en Nomad in het leven werden geroepen om de Malessy’s te ondersteunen. Vanaf 2009 werd de term Nationals gebruikt voor de verschillende bestuursrollen van Malessy , Kapikanes en Nomads . Sommige Malessy en Kapikanes vervulden een specifieke bestuursfunctie zoals die van ‘President Sergeant at Arms’ (veiligheid), ‘Treasurer’ (financiën) of ‘Roadcaptain’ (veiligheid op de weg).
De chapters, waarvan de Nationals geen onderdeel uitmaakten, waren in principe gelijk aan elkaar en het onderscheid ertussen was primair gelegen in de locatie waar zij waren gevestigd. De chapters bestonden uit een bestuur, met aan het hoofd een President, een Vice-president, een Sergeant at Arms, een Treasurer, Secretary en een Road Captain.
Het chapterbestuur, het decentrale bestuur, stond in hiërarchie onder de Nationals , het centrale bestuursorgaan.
In de National-presidenten-meeting, bestaande uit Nationals en de presidenten van de verschillende chapters vond besluitvorming plaats over clubbrede onderwerpen.
Verder bestond een chapter uit leden van wie de bevoegdheden toenamen met de duur van het lidmaatschap: de full-members en aspirant-leden (Prospects, Hangarounds 2, Hangarounds 1 en Wannabe’s). De leden hadden verschillende verplichtingen zoals het betalen van contributie, de aanwezigheid bij bepaalde activiteiten/vergaderingen en de plicht tot het afleggen van de eed waarmee zij onder meer trouw en geheimhouding beloofden.
Leden, ook aspirant-leden, konden in bepaalde gevallen gedegradeerd worden in rang. Die degradatie werd ‘(terug)snijden’ genoemd.
Vanaf het full-memberschap droegen leden een lederen hesje, de zogenaamde ‘colours’, met daarop applicaties waardoor zichtbaar was dat zij lid waren van [motorclub] en welke functie zijn bekleedden.
De rechtbank concludeert op basis van het voorgaande dat sprake was van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband.
II. Oogmerk van de organisatie
Vervolgens is de vraag aan de orde of deze organisatie als oogmerk had het plegen van misdrijven. Het oogmerk van de organisatie moet weliswaar gericht zijn op het plegen van misdrijven, maar niet is vereist dat het plegen van misdrijven de voornaamste bestaansgrond van de organisatie is (HR 15 juni 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK6148). Voor een bewezenverklaring is voldoende dat het plegen van misdrijven wordt beoogd, zodat geen aanvang hoeft te zijn gemaakt met het daadwerkelijk plegen daarvan. Voor bewijs van het bestanddeel ‘oogmerk’ zal onder meer betekenis kunnen toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie reeds zijn gepleegd, aan het meer duurzaam of gestructureerde karakter van de samenwerking, zoals daarvan kan blijken uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie, en, meer algemeen, aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op dit doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie (HR 15 mei 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA0502, NJ 2008/559).
Bij het beantwoorden van de vraag of de organisatie het oogmerk had op het plegen van misdrijven komt naar het oordeel van de rechtbank betekenis toe aan de volgende feiten en omstandigheden.
A. Criminogene factoren
1% Outlaw Motor Gang
Bij haar oprichting heeft [motorclub] zich naar het oordeel van de rechtbank geplaatst binnen de gewelddadige cultuur van zogenoemde 1%-MC's, ook wel Outlaw Motor Gangs genoemd (OMG's). Dit zijn groeperingen die zich buiten de maatschappelijke orde plaatsen en deze ook trotseren; zij eisen een eigen geweldmonopolie voor zich op en ontlenen hun bestaansrecht aan deze zelfgekozen positie van wetteloze outlaws. Het zijn zeer gesloten organisaties met een militair karakter: sterke hiërarchische verhoudingen tussen de 'broeders' die zich conformeren aan regels die zijn geworteld in begrippen als loyaliteit, broederschap, respect en eer. Bovendien heerst er een traditie van intimidatie en geweld die intern is ingemetseld in een strikte zwijgplicht. Door het gewelddadige karakter en een gecultiveerd gevoel van onaantastbaarheid wordt maatschappelijke angst aangewakkerd. Dat geweld keert zich ook naar binnen, waardoor het moeilijk is om uit de groep te treden.
In het aangetroffen [document] is hierover opgenomen: ‘ [motorclub] is een 1%-MC opgericht in 1990 (…)’7.. Ook wordt in dit beleidsdocument uitleg gegeven over het 1% teken: 'Daarmee wordt aangegeven, dat je je onderscheidt van andere, 'in het gareel lopende motorrijders’, (…) ‘en behoort tot een ‘hardcore MC’8.. Leden van [motorclub] , waaronder verdachte [verdachte] en verdachte [medeverdachte 4]9., droegen in sommige gevallen ook een patch met de tekst '1%' als ereteken op hun 'colours'. Daarmee draagt [motorclub] uit dat zij moet worden geplaatst binnen de traditie van de OMG's.
Het beeld van [motorclub] als 1%-MC wordt versterkt door de interne organisatiestructuur, de sterke hiërarchische verhoudingen tussen de leden, maar ook door het bestaan van verschillende regels, sancties en gewoonten binnen de club.
Broederschap vormde blijkens de verschillende beleidsdocumenten een belangrijke waarde binnen [motorclub] . Voor het geval leden niet uit zichzelf loyaal waren aan de club, bestond er een stelsel van regels en sancties om deze loyaliteit af te dwingen. Aan leden die de eed af wilden leggen werd voorgehouden dat deze eed nooit meer verbroken kon worden.10.Leden die toch wilden breken met [motorclub] liepen het risico met een bad standing uit de club gezet te worden. Het verplichtende karakter van loyaliteit komt onder meer tot uiting in de statuten van [motorclub] : ‘Alle leden van [motorclub] dienen te geloven in de doelstellingen, die [motorclub] nastreeft (…) Ieder lid behoort een meerdere te gehoorzamen indien de opdracht te maken heeft met [motorclub] belangen c.q. activiteiten (…)’11.Het eisen van loyaliteit van leden komt verder tot uiting in een aanwezigheidsplicht bij clubactiviteiten, zoals het bijwonen van vergaderingen en deelnemen aan ritten.12.
Afscherming
[motorclub] heeft voorts een gesloten clubcultuur die op verschillende manieren wordt afgeschermd voor buitenstaanders. In de statuten, die alleen mochten worden ingezien door volwaardige leden op straffe van een boete en in het bezit waren van een Malessy , is opgenomen dat rekening moet worden gehouden met geheimhouding van bepaalde zaken binnen de organisatie en dat informatie niet mag worden doorgespeeld aan derden.13.Om te voorkomen dat leden werden binnengehaald die niet te vertrouwen waren, werden nieuwe leden eerst gescreend.14.
Verder gold binnen [motorclub] de regel te zwijgen tegenover politie en justitie. In het [document] is hierover opgenomen: ‘Wanneer een broeder onverhoopt in aanraking komt met de autoriteiten, kan dat nooit anders zijn dan op persoonlijke titel – in elk geval dient desbetreffende broeder te zwijgen totdat de chapter een advocaat heeft geregeld die in goede justitie de onderhavige belangen dan zal behartigen.’15.De omstandigheid dat verdachte [verdachte] en verdachte [medeverdachte 4] zich bij de politie en ter terechtzitting niet op een zwijgrecht dan wel verschoningsrecht hebben beroepen, doet hieraan niet af.
Er werd tevens gebruik gemaakt van afgeschermde communicatie via PGP.16.Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat criminele organisaties gebruik maken van een PGP-telefoon teneinde afluisteren door de justitiële autoriteiten tegen te gaan.
Ook waren er regels over het gebruik van Whatsapp, telefoon, email en de Member Area.17.Zo moest de geschiedenis van de groep-app één keer per week worden verwijderd. De groep-app moest elke maand worden vernieuwd. Nadat dit gebeurd was, moest iedereen de oude groep-app van zijn telefoon verwijderen. Clubaangelegenheden moesten over de telefoon met grote voorzichtigheid worden besproken. Verzonden e-mails moesten altijd meteen worden verwijderd (‘clean mailbox policy’). Bepaalde informatie kon alleen worden gecommuniceerd via de MemberArea, een afgeschermd deel van de website van [motorclub] waar alleen volwaardige leden toegang tot hadden.
Door het afschermen van informatie over de organisatie en haar leden werd de cultuur van de club beschermd, werd de onderlinge verbondenheid vergroot en werd het justitie moeilijk gemaakt strafrechtelijk onderzoek te doen.
Jailfund
Passend bij het beeld van [motorclub] als 1%-MC is het bestaan van een jailfund, een fonds ter ondersteuning van leden, en hun gezin, die gedetineerd zijn. Dat [motorclub] een dergelijk fonds heeft, volgt onder meer uit een verslag van de Treasurer meeting van 5 juni 2013: ‘We hebben het gehad over jailhouse. Ze willen het geld wat ze deze keer bij elkaar hebben gekregen verdelen onder de jongens die nu vastzitten. Ze willen het verder niet meer doen en dat de jongens die vast komen te zitten uit eigen kas worden betaald als we dat willen. De nationals die vast komen te zitten moeten uit de hoofdkas betaald worden. Mocht je vast komen te zitten voor de club dan wordt het wel vergoed uit het noodfonds.’18.
[motorclub] betaalde in sommige gevallen ook juridische bijstand van advocaten voor leden. Dat dit stelselmatig plaatsvond volgt uit notulen van een vergadering van Nationals en Presidenten op 30 november 2012: ‘Feedback op financiën, Kapikane [verdachte] legt uit dat er veel kosten zijn geweest om advocaten te betalen. Het 20 jarig feest heeft geld gekost, er zijn meerdere kosten geweest. Al met al is de hoofdkas een heel stuk geslonken (…)’19.
Door het financieel ondersteunen van gedetineerde leden en hun gezin en het betalen van advocaten door de club ten behoeve van leden, volgt naar het oordeel van de rechtbank dat het plegen van strafbare feiten door [motorclub] leden door de club wordt gefaciliteerd.
Angst voor represailles
De gewelddadige cultuur binnen [motorclub] komt verder tot uitdrukking in het feit dat mensen niet of nauwelijks een verklaring durven af te leggen ten nadele van [motorclub] uit vrees voor represailles. Zo wil [naam 2] , slachtoffer van een bad standing, zijn laatste verklaring bij de politie niet lezen of ondertekenen omdat hij belastende dingen had verklaard over leden van [motorclub] en hij om die reden vreesde voor zijn leven.20.[naam 2] verklaart hierover :
‘Ik geloofde in de club en het sprookje daarachter. Dat je je mond moet houden enz.. Ik bedoel daarmee dat je geen gevoelige zaken over de club naar buiten brengt. Dat is wat je de club hebt beloofd tijdens de eedaflegging en rituelen als je een andere rang krijgt. Dat je geen dingen zegt die de club kunnen schaden. Dit is tegenover iedereen buiten de club.’
Ook [naam 3] werd met een bad standing de club uitgezet en durfde daarvan geen aangifte te doen, hij verklaart hierover: ‘Jullie van de politie hebben geen idee hoe gek en gevaarlijk deze gasten zijn.’21.
Bij de rechter-commissaris verklaarde [naam 3] : ‘Ik ben geloof ik een keer gebeld maar ik wilde niet met ze (politie, OvJ) praten want daar schiet je niets mee op. Het is een grote machtige club voor je het weet heb je een handgranaat in je tuin.’ en ‘Ik zeg u, ik zit hier niet graag om een verklaring af te leggen. Ik ben nog steeds bang.’
en ‘Dit wordt allemaal op papier gezet. Ik zit hier niet op te wachten. Straks komen ze vanavond weer bij mij langs terwijl jullie vanavond gewoon naar huis gaan.’22.
Uitvaartverzekering
Ten slotte overweegt de rechtbank dat de verplichte uitvaarverzekering die ieder lid van [motorclub] blijkens ‘ [document] ’ diende te hebben, past bij de gewelddadige cultuur van [motorclub] .23.Kennelijk werd de kans op overlijden groter dan gemiddeld geacht. Niet valt in de te zien waarom leden van een motorclub anders een dergelijke verzekering dienen te hebben.
B. Gepleegde strafbare feiten
In de onderhavige zaak heeft de organisatie volgens de tenlastelegging het oog op vier specifieke categorieën van misdrijven: het plegen van gewelds- en vermogensdelicten, witwassen en het plegen van overtredingen van de Opiumwet en de Wet wapens en munitie. De rechtbank zal zich bij de beoordeling van dit onderdeel van de tenlastelegging daarom beperken tot deze categorieën van misdrijven.
Gewelds- en vermogensdelicten – Bad standing
Zoals hiervoor overwogen bestaat er binnen [motorclub] een stelsel van regels en sancties om loyaliteit jegens te club af te dwingen en er is tevens sprake van een gewelddadige cultuur. Leden die de regels overtreden of toch willen breken met [motorclub] liepen het risico een bad standing te krijgen. Deze sanctie is erop gericht om een lid op een oneervolle manier uit [motorclub] te zetten. Het was bijna onmogelijk om [motorclub] probleemloos te verlaten. Zo heeft Vice- Malessy [naam 4] verklaard ‘niemand heeft het recht om te zeggen ik stop ermee’24.. President [naam 5] verklaarde in dit verband: ‘als je binnenkomt, dan is dat voor het leven’25.En: ‘je moet wel een hele goede reden hebben natuurlijk’, aldus president [naam 6] .
In zijn algemeenheid waren de redenen voor een bad standing dat je als lid de club in gevaar had gebracht, van de club had gestolen, had gelogen of de normen en waarden van [motorclub] had geschonden. In het kader van een bad standing moest een lid dan een geldboete betalen en/of was hij verplicht zijn motor en/of een ander voertuig af te staan aan de club. Tevens was een lid bij bad standing verplicht om al zijn ‘clubtattoos’ te laten verwijderen of weg te werken. De besluitvorming in individuele gevallen over het al dan niet opleggen van een bad standing kon plaatsvinden in een interne rechtbank, bestaande uit onder meer Nationals .26.
In het ‘ [document] ’ is deze sanctie van een bad standing ook opgenomen. Hierin staat vermeld dat bij een bad standing een boete van € 5.500,00 betaald moet worden aan het chapter, waarvan € 5.000,00 was bestemd voor de hoofdkas en € 500,00 voor het chapter. De hoogte van het boetebedrag bij een bad standing was vastgesteld in de meeting van Nationals en Presidenten.27.
Uit het dossier blijkt dat naast het betalen van een geldboete een bad standing in de praktijk ook gepaard ging met verschillende misdrijven. De rechtbank zal dat in het hiernavolgende uiteenzetten.
Zo volgt uit het dossier dat [naam 7] op 1 september 2017 met een bad standing uit [motorclub] is gezet.28.Hem werd verweten dat hij diverse malen niet conform de regels van de club had gecommuniceerd en dat hij zich negatief had uitgelaten over de Sergeant at Arms van zijn chapter.29.Uit de op 1 september 2017 opgenomen vertrouwelijke communicatie volgt dat bij de bad standing van [naam 7] geweld is gebruikt en dat hij € 5.500,00 moest betalen. Verder volgt uit de opgenomen vertrouwelijke communicatie dat georganiseerd werd dat het geld van [naam 7] , de papieren van diens motor en zijn motor zouden worden opgehaald. Bij deze bad standing werd een strategie gebruikt, die erop neerkwam dat bij [naam 7] de indruk moest worden gewekt dat hij er van af zou zijn als hij zijn motor zou afstaan en € 5.500,00 zou betalen aan de club en dat hij aan niemand mocht vertellen wat hem in het kader van zijn bad standing was afgenomen en aangedaan.30.
Bevestiging van deze gang van zaken rondom de bad standing van [naam 7] kan worden gevonden in de verklaring van [naam 7] zelf. Op 15 september 2017 verklaarde hij dat hij twee weken daarvoor een bad standing had gekregen en dat hij in elkaar was geslagen. In het ziekenhuis was vastgesteld dat hij enkele gebroken ribben, een gebroken oogkas en kapotte zenuwen in zijn linkerwang had. Geld, zijn motor, een Ducati ter waarde van € 14.000,00, en de bijbehorende kentekenpapieren, waren door [motorclub] afgenomen. Hij wenste geen aangifte te doen tegen [motorclub] , omdat hij anders alleen maar meer problemen van de club verwachtte.31.
Uit onderzoek bleek voorts dat er op 5 september 2017 een bedrag van in totaal € 5.000,00 was opgenomen van de bankrekening van [naam 7] en/of zijn echtgenote.32.
Blijkens de verklaring van [naam 8] op 19 september 2017 stond de motor van [naam 7] bij hem voor onderhoud en verbouwing en dat hij op 31 augustus of 1 september 2017 was gebeld door een onbekend iemand met de mededeling dat hij de motor van [naam 7] kwam ophalen. [naam 7] moest volgens hem de motor zelf ophalen of daar toestemming voor geven. Op 2 september 2017 kwam [naam 7] met een bont en blauw gezicht bij hem om de factuur te betalen en vertelde hij hem dat iemand zijn motor zou ophalen. Op 6 september 2017 kwamen drie onbekende mannen de motor van [naam 7] ophalen. De motor was € 14.000,00 waard.33.
In een telefoongesprek tussen [naam 7] en zijn echtgenote op 7 september 2017 zegt hij bang te zijn dat de 'hogere' erachter zouden komen wat er gebeurd was, dat ze het er niet mee eens zijn en 'verhaal komen doen'. [naam 7] noemde daarbij de namen [medeverdachte 2] (de rechtbank begrijpt verdachte [medeverdachte 2] ) en [medeverdachte 4] (de rechtbank begrijpt verdachte [medeverdachte 4] ).34.
Uit het dossier volgt ook dat jegens [naam 9] in de nacht van 6 op 7 maart 2017, tijdens een clubavond van [motorclub] in [café] in Weert, in het kader van een bad standing zodanig geweld is gebruikt dat artsen voor zijn leven hebben gevreesd. [naam 10] , de dochter van [naam 9] , verklaarde hierover dat haar vader zijn ribben had gebroken, een gescheurde milt had, bloedingen in zijn buik, overal kneuzingen en blauwe plekken en dat er op zijn voorhoofd vier of vijf strepen zaten waardoor het leek of er met een schoen tegen zijn voorhoofd was getrapt. Zijn telefoon, horloge, pasjes en rijbewijs waren gestolen. [naam 9] ontkende bij de politie weliswaar dat zijn mishandeling te maken had met [motorclub] maar uit onderzoek bleek dat zijn telefoon de telefoonmast aan de [locatie] had aangestraald op maandag 6 maart 2017 om 22:56 uur en op 7 maart 2017 om 00:56 uur, welke mast zich hemelsbreed op circa 375 meter van [café] bevindt, en dat hij in de nacht van 6 op 7 maart 2017 met een voertuig op naam van een clublid [naam 11] ) zwaar gewond was afgezet vlakbij het ziekenhuis in Geldrop.35.Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de verwondingen van [naam 9] verband hielden met zijn bad standing, uitgevoerd in de nacht van 6 op 7 maart 2017 tijdens een clubavond van [motorclub] .
Uit het dossier blijkt ook dat [naam 3] op 20 mei 2016 met een bad standing uit [motorclub] is gezet. [naam 3] was tot mei 2016 President van het chapter Arnhem/Riverside. Op een gegeven moment moest [naam 3] zich melden bij het clubhuis in Apeldoorn met zijn motor. In Apeldoorn werd hem door drie Nomads gezegd dat hij zijn [motorclub] hesje uit moest doen en werd hij mishandeld door zes tot acht mannen. Daarna werd hij met een auto op ongeveer 100 meter van het ziekenhuis Rijnstate in Arnhem afgezet waar hij moest worden behandeld aan zijn verwondingen, bestaande uit: twee gebroken armen, gebroken ribben, een gebroken oogkas en een scheve neus. [naam 3] wilde geen aangifte doen van zijn mishandeling of van de diefstal van zijn motor, uit angst voor zijn eigen veiligheid, die van zijn gezin en zijn zaakmedewerkers. [naam 3] was bang dat in opdracht van de Malessy 's bijvoorbeeld een handgranaat in zijn woning zou worden gegooid. Op 23 mei 2016 liet [naam 3] een wijkagent weten geen aangifte van mishandeling te willen doen en verklaarde: ‘Jullie van de politie hebben geen idee hoe gek en gevaarlijk deze gasten zijn. lk heb ze inmiddels ook al hier thuis gehad en moet aan mijn vrouw en kinderen denken. lk heb mijn motor en Porsche in moeten leveren en hoop dat het daarmee klaar is’.36.
Op 4 juni 2016 en 15 juni 2016 werd [medeverdachte 2] als bestuurder gezien in de Porsche Cayenne van [naam 3] . Op 29 juni 2016 werd de auto van [naam 3] uit Nederland uitgevoerd.37.
Bij de rechter-commissaris verklaarde [naam 3] ten slotte dat hij met bad standing uit de club was gezet toen hij op een gegeven moment geen lid meer wilde zijn. Zijn motor en auto werden afgepakt, hij moest € 50.000,00 betalen en hij kreeg klappen. Hij verklaarde voorts dat [motorclub] een grote machtige club is, dat de Nomads en Malessy ’s de club aansturen en dat Presidenten niet veel te zeggen hebben.38.
De rechtbank constateert op grond van het voorgaande dat bij een bad standing een duidelijk patroon zichtbaar is van (extreem) gewelddadig gedrag uitgeoefend door leden van [motorclub] . Daarbij kregen ze een boete opgelegd en moesten ze hun motor onder bedreiging inleveren. De slachtoffers van een bad standing durfden vaak geen aangifte te doen uit angst voor represailles. Gelet hierop concludeert de rechtbank dat het oogmerk van [motorclub] mede was gericht op diefstal met geweld, afpersing, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en (zware) mishandeling.
Witwassen
Uit de verklaring van verdachte [verdachte] ter terechtzitting39.blijkt dat van de boete van
€ 5.500,00 voor een bad standing, € 5.000,00 de hoofdkas invloeide. De wijze van verkrijgen van de bad standing gelden – namelijk door diefstal met geweld, afpersing, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en (zware) mishandeling- maakt de afdracht aan de hoofdkas crimineel. De inkomsten uit bad standing hebben dan ook een criminele herkomst. Het geld van de hoofdkas werd blijkens de verklaring van verdachte ter terechtzitting gebruikt om onder andere reiskosten voor de Nationals te betalen. Daarnaast volgt uit de administratie van de hoofdkas dat met het geld ook PGP-toestellen werden aangeschaft, een stash werd bekostigd en kosten voor juridisch advies werden betaald.40.Het geld met een criminele herkomst is beoogd om omgezet te worden in goederen of diensten. Hiermee is het oogmerk van [motorclub] ook gericht op witwassen van de ontvangen bad standing gelden.
Opiumwet
Uit in het dossier bevindende Ennetcom data volgt dat verdachte [medeverdachte 3] in april 2016 via zijn PGP gesprekken voerde over ‘Ke’ en ‘M’.41.De rechtbank is van oordeel dat verdachte [medeverdachte 3] hiermee Ketamine en MDMA bedoelde. Voorts blijkt uit de PGP gesprekken dat verdachte [medeverdachte 3] de beschikking had over een stash, een geheime opslagplaats voor waardevolle spullen en/of geld42.en dat er zich op 16 april 2016 800 gram MDMA in die stash bevond.43.
De verdediging heeft in dit verband aangevoerd dat de Ennetcom data niet voor het bewijs kunnen worden gebezigd omdat dat een inbreuk maakt op het recht op vertrouwelijke communicatie en de onschuldpresumptie van de gebruikers van Ennetcom, doordat het Openbaar Ministerie bij de verkrijging van de Ennetcom data artikel 125la Sv niet in acht heeft genomen. De rechtbank overweegt dat uit de jurisprudentie van de Hoge Raad blijkt dat, als het niet de verdachte is die door de niet-naleving van een voorschrift is getroffen in het belang dat de overtreden norm beoogt te beschermen, geen rechtsgevolg behoeft te worden verbonden aan het verzuim (de zogenoemde Schutznorm). De Hoge Raad heeft weliswaar geoordeeld dat ook buiten de gevallen van artikel 359a Sv (dus buiten het voorbereidend onderzoek en/of buiten het onderzoek tegen deze verdachte) onder omstandigheden een rechtsgevolg kan worden verbonden aan een vormverzuim, maar in dat geval moet het betreffende vormverzuim van bepalende invloed zijn geweest op het verloop van het opsporingsonderzoek naar en/of de (verdere) vervolging van de verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank is daarvan in dit geval geen sprake; de schending van de privacy rechten van derden heeft geen invloed gehad op het opsporingsonderzoek tegen en de vervolging van de verdachten.
Nu de rechtbank van oordeel is dat onvoldoende is gebleken van een concreet nadeel voor de verdachten, volstaat zij met de enkele constatering dat sprake is van een vormverzuim. De Ennetcom data zijn derhalve bruikbaar voor het bewijs.
Voorts is gebleken dat in februari en maart 2016, een periode die is gelegen vlak voordat de hierboven genoemde PGP gesprekken van verdachte [medeverdachte 3] in april 2016 plaatsvonden in de administratie van de hoofdkas van [motorclub] € 250,0044.en € 200,0045.is opgenomen voor de huur van een stash. Op grond hiervan acht de rechtbank het aannemelijk dat verdachte [medeverdachte 3] in april 2016 middels PGP heeft gesproken over een door [motorclub] gehuurde stash, dat deze stash werd gebruikt voor de opslag van MDMA en dat zich in deze stash 800 gram MDMA bevond. Nu de kosten van de stash werden betaald uit de clubkas van [motorclub] , is de rechtbank van oordeel dat verdachte [medeverdachte 3] zich uit hoofde van [motorclub] bezig hield met de handel in drugs en dat het oogmerk van [motorclub] derhalve gericht is op overtreding van de Opiumwet.
Wapens en munitie
Ten aanzien van het oogmerk van [motorclub] op het overtreden van de Wet wapens en munitie overweegt de rechtbank het volgende. Bij vonnis van de rechtbank Overijssel van 19 januari 2016 werd verdachte [medeverdachte 1] veroordeeld voor de uitvoer van vuurwapens en het voorhanden hebben van een pistool met munitie. In het vonnis is overwogen dat verdachte [medeverdachte 1] binnen [motorclub] een leidende en sturende rol heeft en vanuit die positie automatische vuurwapens en munitie naar Duitsland heeft doen uitgaan.46.
Daarnaast werd [naam 13] , lid van chapter South Clan, op 18 februari 2017 veroordeeld voor het voorhanden hebben van diverse wapens, waaronder een handgranaat.47.In een OVC-gesprek geeft [naam 5] , president van chapter Southclan, aan dat de strafzaak van [naam 13] een clubaangelegenheid is en dat de advocaatkosten door de club moeten worden betaald.48.
Voorts is uit OVC-gesprekken en camerabeelden, opgenomen in het clubhuis van het chapter Geleen, af te leiden dat [naam 14] , president van de chapter Geleen, op 18 november 2017 een vuurwapen gelijkend op een Kalasjnikov in handen heeft gehad.49.De rechtbank Limburg heeft bij vonnis d.d. 22 februari 2019 (onderzoek Fuut) overwogen dat dit heeft plaatsgevonden in clubverband.50.
Gelet op deze veroordelingen in combinatie met de OVC-gesprekken is de rechtbank van oordeel dat het oogmerk van [motorclub] ook gericht is op overtreding van de Wet wapens en munitie.
C. Conclusie
Gelet op het feit dat [motorclub] alle kenmerken draagt van een ‘Outlaw Motorcycle Gang’, met soortgelijke rangen en standen en gebruiken zoals broederschap, zwijgplicht, bad standing en de jailhouseprocedure, alsmede de concreet gepleegde strafbare feiten, is de rechtbank van oordeel dat de organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, waaronder diefstal met geweld of dreiging met geweld, afpersing, bedreiging, (zware) mishandeling, witwassen en handelen in strijd met de Wet wapens en munitie en de Opiumwet.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat deze misdrijven gepleegd, gepland en/of besproken werden binnen het clubverband. Het zijn dan ook geen misdrijven die gepleegd zijn door individuen op persoonlijke titel, die daarnaast toevallig ook nog lid zijn van [motorclub] , zoals door de verdediging is aangevoerd. Dat een organisatie naast een crimineel oogmerk ook andere - legale - doelstellingen heeft, doet daaraan niet af.
III. Deelneming
Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad is sprake van deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr als de verdachte behoort tot het samenwerkingsverband én als de verdachte een aandeel heeft in, dan wel ondersteunt bij, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in artikel 140 Sr bedoelde oogmerk.
A. Behoren tot de organisatie
Verdachte [verdachte] ( [alias] ) was in 1990 één van de oprichters van [motorclub] . Hij was tussen 1997 en 2010 geen lid omdat hij in bad standing [motorclub] moesten verlaten. In maart 2010 werd verdachte [verdachte] in ere hersteld als National en Malessy .51.
Verdachte [medeverdachte 4] (President World Malessy [medeverdachte 4] ) werd in 2008 lid van [motorclub] en hij bekleedde achtereenvolgens de volgende functies binnen de club: Sergeant at Arms van chapter Southside, President van chapter Southside en Kapikane .52.
Verdachte [medeverdachte 2] ( Kapikane [medeverdachte 2] ) was sinds 2000 lid van [motorclub] en was vanaf dat moment Sergeant at Arms bij chapter Southside. Sinds 2007 bekleedde hij de functie van president bij dit chapter. Op 22 januari 2011 werd verdachte [medeverdachte 2] gepromoveerd tot Nomad National en vanaf november 2014 was hij Kapikane .53.
Verdachte [medeverdachte 1] ( Kapikane [medeverdachte 1] ) was sinds 2000 lid van [motorclub] . In 2011 werd hij bevorderd tot National Nomad en in 2013 tot Kapikane .54.
Op 6 juni 2015 werden verdachte [verdachte] , verdachte [medeverdachte 4] , verdachte [medeverdachte 2] en verdachte [medeverdachte 1] als ‘nieuwe generatie leiders’ van [motorclub] gepresenteerd.55.
Verdachte [medeverdachte 3] ( [medeverdachte 3] ) werd lid van [motorclub] in 2008 en in 2009 full member. Vervolgens werd hij in 2012 lid van chapter Southside in de functie van Treasurer. Volgens aangetroffen notulen was hij in oktober 2013 National Nomad en aanwezig bij Treasurermeetings.56.Vanaf eind 2014 vervulde hij de rol van National Treasurer.57.
De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat verdachte [verdachte] en zijn medeverdachten behoorden tot de organisatie van [motorclub] .
B. Aandeel in/ondersteuning van gedragingen oogmerk
Elke bijdrage aan de organisatie kan strafbaar zijn. Een dergelijke bijdrage kan bestaan uit het (mede)plegen van enig misdrijf, maar ook uit het verrichten van hand- en spandiensten die op zichzelf niet strafbaar zijn, zolang van bovenbedoeld aandeel of ondersteuning kan worden gesproken. In het bestanddeel deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 lid 1 Sr ligt tevens het opzet van de verdachte besloten. Redelijke wetsuitleg brengt volgens de Hoge Raad mee dat voor ‘deelneming’ voldoende is dat de verdachte in zijn algemeenheid weet (in de zin van onvoorwaardelijk opzet) dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Het opzet van de verdachte moet dus zijn gericht op het deelnemen aan de organisatie. Volgt uit de bewijsvoering dat de verdachte een aan de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie bijdragende of ondersteunende handeling heeft verricht, dan ligt daarin zijn wetenschap met betrekking tot dat oogmerk besloten.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt, zoals hiervoor is overwogen, uit de verschillende beleidsdocumenten van [motorclub] dat de club kenmerken draagt van een ‘Outlaw Motorcycle Gang’. Blijkens de verklaring van verdachte [verdachte] ter terechtzitting58.waren een aantal van deze beleidsdocumenten (mede) door hem opgesteld en moesten alle clubleden, alvorens full-member te kunnen worden, op de hoogte zijn van de inhoud van deze beleidsdocumenten. Voor verdachte en zijn medeverdachten geldt dan ook dat zij in zijn algemeenheid hebben geweten dat [motorclub] niet alleen een club was die zich richtte op motorrijden, maar ook het oogmerk had op het plegen van (gewelds)misdrijven.
Verdachte heeft daarvan op geen enkel moment afstand genomen. De stelling van verdachte dat de gepleegde misdrijven chapter aangelegenheden waren en dan met name van de Trailer Trash, waar hij geen enkele weet van had, gaat naar het oordeel van de rechtbank niet op. De groep die behoorde tot de zogenoemde Trailer Trash is immers in juni 2014 al weggegaan bij [motorclub] .59.De hiervoor aangehaalde misdrijven hebben na deze periode plaatsgevonden. Ook blijkt nergens uit dat hij het initiatief heeft genomen het lidmaatschap van leden, die volgens hem uit naam van de club strafbare feiten pleegden, te laten beëindigen. De stelling van verdachte dat hij daarover in onwetendheid heeft verkeerd, acht de rechtbank niet geloofwaardig, maar moet juist worden begrepen in het licht van de clubregels waar verdachte zich aan heeft gecommitteerd.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte heeft deelgenomen aan de criminele organisatie [motorclub] .
IV. Leiderschap
Verdachte wordt tevens verweten dat hij als leider heeft deelgenomen aan de criminele organisatie. Degene die het in de organisatie feitelijk voor het zeggen heeft, een zekere macht of gezag bezit en naar wie de overige deelnemers zich deswege richten, kan als leider worden aangemerkt.
Verdachte maakte als Malessy , oprichter, deel uit van de groep van Nationals . De Nationals waren degenen die regels invoerden waaraan de chapters en individuele leden zich moesten houden. Dit komt met name tot uitdrukking in de statuten van [motorclub] : ‘Zowel nieuwe regels en/of wijzigingen in de statuten kunnen worden ingebracht door de secretaris, mits deze vooraf schriftelijk zijn voorgelegd aan de leiding van de chapter. Na goedkeuring door de verantwoordelijke National vindt opname ervan in de Statuten plaats.’60.Daarnaast volgt uit de statuten dat de Nationals beslisten over de oprichting van chapters, over de toedeling van kaderfuncties, over de plaatsing van gewone leden, over promoties binnen de chapters en zij beslisten over het reilen en zeilen van buitenlandse chapters.61.De Nationals hadden het, gelet op hun rang en functie, voor het zeggen binnen [motorclub] en zij presenteerden zich ook zo naar de leden en de buitenwereld. Tekenend hiervoor is een tapgesprek van 10 mei 2010 waarin verdachte [verdachte] zegt: ‘Jij viel onder dat moment viel jij onder mij ….. want ik was op dat moment degene die een leidinggevende functie had en die de hoogste daar was in rang, dus de totale verantwoordelijkheid leg daar bij mij.’62.
Zoals hierboven overwogen, is van autonoom opererende chapters die niet zijn gebonden aan de regels van [motorclub] geenzins gebleken. Er was juist sprake van een zeer hiërarchische organisatie die van bovenaf door de leiders werd aangestuurd en waarvan verdachte [verdachte] een van de leiders was.
Op grond van het voorgaande kan worden bewezen dat verdachte als leider heeft deelgenomen aan de criminele organisatie [motorclub] .
V. Periode
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte [verdachte] vanaf 1 januari 2010, het moment waarop hij in ere is hersteld als National en Malessy , tot aan 13 april 2018 als leider deelgenomen aan de criminele organisatie. Dat verdachte gedurende een gedeelte van de ten laste gelegde periode gedetineerd heeft gezeten, maakt dit naar het oordeel van de rechtbank niet anders. Ook dan is het immers feitelijk mogelijk deel te nemen aan een criminele organisatie.
VI. Conclusie
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat de verdachte in de periode van 1 januari 2010 tot en met 13 april 2018 als leider heeft deelgenomen aan een criminele organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr, welke organisatie onder meer bestond uit verdachte en verdachte [medeverdachte 4] , verdachte [medeverdachte 2] , verdachte [medeverdachte 1] en verdachte [medeverdachte 3] . Het ten laste gelegde kan derhalve wettig en overtuigend worden bewezen.
Voorwaardelijke verzoeken
De verdediging heeft subsidiair, indien de rechtbank niet mocht komen tot integrale vrijspraak van het ten laste gelegde, een aantal voorwaardelijke verzoeken gedaan.
De verdediging heeft allereerst verzocht om alle eerder afgewezen onderzoekswensen alsnog uit te voeren. Als onderbouwing van dit herhaald verzoek heeft de verdediging verwezen naar de pleidooien en de daarop gegeven toelichting van 18 januari 2021.
De rechtbank heeft deze verzoeken onder andere bij beslissing van 1 februari 2021 afgewezen. Nu de verdediging deze verzoeken ter terechtzitting heeft herhaald maar niet nader heeft gemotiveerd, ziet de rechtbank geen aanleiding om op de eerder gegeven beslissingen terug te komen en zij verwijst dan ook naar de in de beslissingen gegeven motiveringen. Dit betekent dat het voorwaardelijke gedane verzoek om alle eerder afgewezen onderzoekswensen alsnog uit te voeren, zal worden afgewezen.
De verdediging heeft voorts verzocht om [naam 12] te horen als getuige in verband met een bad standing van [naam 15] . Nu de rechtbank de bad standing van [naam 15] niet heeft gebezigd voor het bewijs, ontbreekt de noodzaak om deze getuige alsnog te horen. Het voorwaardelijk verzoek tot het horen van deze getuige zal dan ook worden afgewezen.
Ten aanzien van het voorwaardelijke verzoek om [medeverdachte 2] als getuige te horen overweegt de rechtbank dat deze getuige weliswaar is toegewezen door de rechtbank, maar dat hij zich bij de rechter-commissaris op zijn verschoningsrecht heeft beroepen. Ter terechtzitting van 28 september 2021 was [medeverdachte 2] aanwezig en verklaarde dat hij zonder aanwezigheid van zijn advocaat zich wederom op zijn verschoningsrecht zou gaan beroepen indien hij gehoord zou worden als getuige. Gelet hierop heeft de verdediging afgezien van het horen van deze getuige. De rechtbank ziet geen aanleiding het voorwaardelijke verzoek om [medeverdachte 2] alsnog te horen toe te wijzen. De rechtbank acht hierbij van belang dat de raadsman van [medeverdachte 2] niet eerder dan in april 2022 in de gelegenheid is zijn cliënt bij te staan. De rechtbank wijst ook dit voorwaardelijk verzoek tot het horen van deze getuige af.
De rechtbank heeft bij dit alles de vraag onder ogen gezien of de procedure in zijn geheel (‘as a whole’) voldoet aan het in artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces. Naar het oordeel van de rechtbank is dit het geval.
4.4.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 januari 2010 tot en met 13 april 2018, als leider heeft deelgenomen aan een organisatie ( [motorclub] ), bestaande uit hem, verdachte en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] en één of meer andere perso(o)n(en), welke organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, te weten:
- diefstal al dan niet voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd door geweld en/of bedreiging met geweld, en
- afpersing, en
- bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, en
- (zware) mishandeling, en
- witwassen, en
- handelen in strijd met de Wet wapens en munitie, en
- handelen in strijd met de Opiumwet.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
5. De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 140 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
het misdrijf: als leider deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
6. De strafbaarheid van verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.
7. De op te leggen straf of maatregel
7.1
De vordering van het Openbaar Ministerie
Het openbaar ministerie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf van zeven jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit. Voor het geval het tot een bewezenverklaring mocht komen, heeft de verdediging subsidiair een beroep gedaan op verschillende strafmatigende omstandigheden die hieronder nader zullen worden besproken.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Ernst van het feit
Verdachte heeft gedurende acht jaar, samen met anderen, leiding gegeven aan [motorclub] . Binnen deze club behoorden afpersing, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, (zware) mishandeling, witwassen, handelen in strijd met de Wet wapens en munitie en handelen in strijd met de Opiumwet tot de gebruikelijke gang van zaken. Zoals hiervoor overwogen is [motorclub] daarmee een criminele organisatie. Van [motorclub] ging een sterk ondermijnend effect uit op de samenleving en de club is inmiddels door de civiele rechter verboden. Verdachte was de oprichter van [motorclub] en was (met uitzondering van de periode 1997 tot maart 2010) één van de belangrijkste leiders van de organisatie.
Bij [motorclub] heerste een cultuur van geweld en intimidatie waarbij de leden zich lange tijd onaantastbaar hebben gewaand en dat ook daadwerkelijk zijn geweest. Er was sprake van een soort parallelle samenleving die draaide om macht, geweld, angst en intimidatie. Onderzoeken naar verdenkingen jegens de club of leden van de club waren lastig, juist door de cultuur van afscherming, geweld en intimidatie en de angst die daarmee gepaard ging.
De gepleegde strafbare feiten hebben een enorme impact gehad en hebben grote angst veroorzaakt bij de slachtoffers. Met name het geweld dat werd gebruikt bij de slachtoffers in het dossier die met bad standing [motorclub] hebben of moesten verlaten is naar het oordeel van de rechtbank zeer ernstig. Hun angst was zodanig dat zij niet durfden te vertellen wat hen was aangedaan. Daarbij komt dat het gepleegde geweld enorm was. Zo had een slachtoffer enkele gebroken ribben, een gebroken oogkas en kapotte zenuwen in zijn linkerwang en had een ander slachtoffer gebroken ribben, een gescheurde milt, bloedingen in zijn buik, overal kneuzingen en blauwe plekken. De omstandigheid dat verdachte hier geen afstand van heeft genomen, rekent de rechtbank hem zwaar aan. Daarbij komt dat men op allerlei manieren probeerde uit het zicht van politie en justitie te blijven door onder andere het gebruik van PGP toestellen te faciliteren en door de eerder beschreven geldende zwijgplicht binnen [motorclub] .
Verdachte en zijn medeverdachten hebben jarenlang leiding gegeven aan deze internationale criminele organisatie. Zij zijn bepalend geweest bij het creëren en in standhouden van een cultuur van wetteloosheid, geweld en intimidatie.
Het gegeven dat de verdachte en zijn medeverdachten niet zelf actief hebben deelgenomen aan de gewelddadigheden zoals die door andere leden zijn gepleegd, doet aan de strafwaardigheid van de deelname aan een criminele organisatie niet af.
Deelnemen aan een criminele organisatie is als zelfstandig delict strafbaar gesteld omdat van dergelijke samenwerkingsverbanden een bijzondere dreiging richting de maatschappij uitgaat. Het is een misdrijf tegen de openbare orde.
De rechtbank is van oordeel dat voor een feit als het onderhavige enkel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is.
Overschrijding van de redelijke termijn
Namens de verdachte is aangevoerd dat sprake is van overschrijding van de redelijke termijn en dat dit moet leiden tot strafvermindering. De rechtbank overweegt daarover het volgende.
De rechtbank is van oordeel dat de redelijke termijn is aangevangen op 13 april 2018, omdat verdachte op die datum is aangehouden en hij daaraan in redelijkheid de verwachting kon ontlenen dat jegens hem strafvervolging zou worden ingesteld.
De einddatum staat niet ter discussie en is heden, de dag waarop vonnis wordt gewezen.
Voor wat betreft de met de berechting van de zaak gemoeide tijd overweegt de rechtbank het volgende.
Verdachte [verdachte] was gedagvaard voor de zitting van 30 maart 2018. De verdediging heeft toen de nietigheid van de dagvaarding bepleit, hetgeen de rechtbank heeft gevolgd. De officier van justitie had reeds voor de eerste zitting van de medeverdachten op 4 januari 2018 ook in de zaak tegen verdachte [verdachte] via een vordering als bedoeld in artikel 181 Sv zijn onderzoekswensen ingediend bij de rechter-commissaris.
Op 19 juni 2018 was een regiezitting gepland om de onderzoekswensen te bespreken. Reeds op 3 juni 2018 had de verdediging in een uitgebreide brief kenbaar gemaakt dat de voorbereidingstijd gelet op de omvang van het dossier te kort was en gevraagd om schriftelijke rondes over de onderzoekswensen. Evenals de medeverdachten heeft de verdediging van verdachte [verdachte] ook niet een deel van haar onderzoekswensen willen indienen, terwijl zij aanvoerde vanaf 13 april 2018 kon beginnen mert het doornemen van dossiers. De rechtbank heeft beslist dat er schriftelijke rondes zouden komen en dat dat wordt afgerond met een zitting op 13 november 2018. Ook op die zitting kwam de verdediging weer met aanvullende wensen, waarna de beslissing over de onderzoekswensen werd bepaald op 27 november 2018. Op die datum heeft de rechtbank 59 van de ongeveer 300 verzochte getuigen toegewezen. Dat veel van deze getuigen zich hebben beroepen op hun verschoningsrecht kan de verdediging niet worden verweten.
De planning van de verhoren bij het kabinet van de rechter-commissaris bleek zeer lastig, omdat alle vijf de raadslieden bij de verhoren aanwezig wilden zijn en dus met al hun verhinderdata rekening moest worden gehouden. Uiteindelijk bleek bij een groot aantal verhoren dat slechts één raadsman/vrouw aanwezig was, die waarnam voor zijn/haar collega’s. Daarbij heeft een ongegronde wraking van de rechter-commissaris er voor gezorgd dat er vertraging is gecreëerd.
Van 23 maart 2020 tot en met 7 april 2020 stonden 7 zittingsdagen gepland voor de inhoudelijke behandeling. Bij brieven van 12 maart 2020 heeft de verdediging wederom onderzoekswensen ingediend. Als gevolg van de corona-uitbraak moest de rechtbank de deuren sluiten en zijn de eerste zes zittingsdagen vervallen. Dit laatste kan de verdediging uiteraard niet worden verweten. Gelet op het hiervoor weergegeven procesverloop kan de verdediging wel worden verweten dat de inhoudelijke behandeling pas in maart 2020 aan de orde was. Nu de inhoudelijke zitting geen doorgang kon vinden heeft de voorzitter voorgesteld de nieuwe onderzoekswensen schriftelijk af te handelen en ter zitting van 7 april 2020 daarop te beslissen. De officier van justitie heeft zijn irritatie over de nieuwe onderzoekswensen alsmede een inhoudelijke reactie op die onderzoekswensen schriftelijk kenbaar gemaakt. De verdediging wenste hier niet aan mee te werken en daarom moest een nieuwe regiezitting worden gepland.
Die nieuwe regiezitting is gepland op dinsdag 1 september 2020, zodat de reeds in januari en februari 2021 geplande inhoudelijke behandeling doorgang zou kunnen vinden. De regiezitting van 1 september 2020 ving echter aan met een wrakingsverzoek tegen mrs. Jordaans en Taalman dat door de wrakingskamer is afgewezen. Dit wrakingsverzoek had echter wel tot gevolg dat er wederom vertraging optrad.
Gevolg van de hiervoor genoemde wraking was dat op 18 januari 2021 de regiezitting is gehouden, die heeft geleid tot een beslissing op de hernieuwde onderzoekswensen en het voor de derde keer plannen van de inhoudelijke zitting. Overigens heeft de beslissing op de onderzoekswensen op 1 februari 2021 wederom geleid tot een (wederom ongegrond verklaard) wrakingsverzoek.
De inhoudelijke zitting kon, gelet op de vele verhinderdata van de raadslieden, pas in de periode van 28 september tot en met 23 november 2021 worden ingepland. Voorts is bij het plannen rekening gehouden met de door de raadslieden opgegeven gewenste pleittijd van anderhalve dag per advocaat, terwijl uiteindelijk de helft van de tijd ruim voldoende bleek. Bij de inhoudelijke behandelingen zijn de raadslieden ook niet aanwezig geweest bij de pleidooien van de medepleiters, waar ze zich overigens wel bij hebben aangesloten.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank het eens met de verdediging dat het tijdsverloop in deze zaak onredelijk lang is geweest. De rechtbank kan echter niet anders vaststellen dan dat dit in grote mate het gevolg is van de strategie van de verdediging. Gelet op de vier aanhoudingsverzoeken die zelfs tijdens de inhoudelijke behandeling nog zijn gedaan en het bij pleidooi reeds aangekondigde hoger beroep met de voorspelling van de raadslieden dat de arresten niet eerder dan in 2023 of 2024 zullen volgen, kan het niet ander zijn dan dat de verdachten geen enkel ander doel hebben dan met het tijdsverloop een strafmaatverweer te creëren. Deze strategie leidt uiteraard tot overschrijding van de redelijke termijn, maar daaraan worden, nu de verdediging daar dus zelf voor het overgrote deel debet aan is, door de rechtbank geen consequenties verbonden voor wat betreft de strafmaat.
Doorzoeking Duitse politie
De verdediging heeft aangevoerd dat in strafmatigende zin rekening moet worden gehouden met de wijze waarop een speciaal interventieteam van de Duitse politie op 8 november 2017 een doorzoeking heeft uitgevoerd, waarbij twee van verdachtes honden zijn doodgeschoten en dat er op ramen en deuren is geschoten terwijl er twee gezinnen met kleine kinderen lagen te slapen.
De rechtbank overweegt dat zij niet beschikt over de onderliggende stukken met betrekking tot de doorzoeking van de woning van verdachte zodat niet kan worden vastgesteld of het door de Duitse politie toegepaste geweld disproportioneel of onaanvaardbaar is geweest. De rechtbank verwerpt het verweer op dit punt.
Opsporing Verzocht
Verdachte heeft verzocht de eventuele straf aanzienlijk te matigen en aangevoerd dat er op 10 oktober 2017 een opsporingsbericht is gedaan in een uitzending van het televisieprogramma ‘Opsporing verzocht’, waardoor een ongerechtvaardigde en ernstige inbreuk is gemaakt op verdachtes privacy, zoals voortvloeit uit artikel 8 EVRM, en welke inbreuk in strijd is met de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit.
De rechtbank stelt vast dat met de opsporing van verdachte een zwaarwegend belang was gediend nu de verdenking bestond dat verdachte leiding gaf aan een criminele organisatie. De rechtbank is van oordeel dat het openbaar ministerie conform de regels van de Aanwijzing Opsporingsberichtgeving heeft gehandeld. De Landelijke Eenheid heeft op 27 september 2017 contact met de raadsvrouw opgenomen met het verzoek of verdachte zich zou willen komen melden om te voorkomen dat de personalia en de foto van verdachte zouden worden verspreid in de media, in het programma Opsporing Verzocht. De raadsvrouw van verdachte heeft de Landelijke Eenheid vervolgens laten weten dat verdachte ‘vooralsnog’ niet voornemens was zich te melden en dat zij contact op zou nemen als dit standpunt zou veranderen. Met het niet voldoen aan de oproep zich te melden, heeft hij over zichzelf afgeroepen dat zijn foto en personalia via de media bekend zijn gemaakt. Dat de Landelijke Eenheid de raadsvrouw nogmaals had moeten benaderen, volgt de rechtbank niet, nu de raadsvrouw heeft aangegeven dat zij contact op zou nemen indien verdachtes standpunt zou veranderen. De rechtbank overweegt dat er op grond van het voorgaande geen sprake is van een schending van het bepaalde in de artikel 8 EVRM. Het verweer wordt dan ook verworpen.
Overlevering
De verdediging heeft aangevoerd dat de overlevering van verdachte van Oostenrijk naar Nederland op onjuiste gronden heeft plaatsgevonden en dat dit strafverminderend zou moeten werken.
De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van de toepassing en voortduring van de voorlopige hechtenis van verdachte – in overeenstemming met hetgeen daaromtrent is bepaald in de desbetreffende bepalingen in het Wetboek van Strafvordering – telkens rechterlijke toetsing heeft plaatsgevonden. Voorts is de verdachte in de gelegenheid geweest om tijdens de behandeling van zijn zaak de rechtmatigheid van (de voortduring van) zijn voorlopige hechtenis en de door het openbaar ministerie aangevoerde gronden en gepresenteerde ernstige bezwaren door een rechter te laten beoordelen, van welke mogelijkheid de verdachte ook verschillende malen gebruik heeft gemaakt. Dit maakt dat de rechtbank geen aanleiding ziet om gestelde gebreken in de overleveringsprocedure te verdisconteren in de op te leggen straf.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft verder acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 1 oktober 2021, waaruit volgt dat verdachte de laatste 8 jaren niet meer voor een strafbaar feit is veroordeeld.
Strafoplegging
Alles afwegend acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf jaar passend en geboden. Deze gevangenisstraf is langer dan die van de medeverdachten gelet op de langere periode dat verdachte leider was van [motorclub] en hij tevens oprichter van de club was.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv, aan de orde is.
Voorlopige hechtenis
Een afweging van de belangen van de maatschappij tegenover die van verdachte heeft eerder geleid tot schorsing van de voorlopige hechtenis. Nu is sprake van een andere situatie. De inhoudelijke behandeling heeft plaatsgevonden en verdachte is schuldig bevonden aan een ernstig strafbaar feit. Een hernieuwde afweging van de belangen van de maatschappij en verdachte leidt tot de conclusie dat de belangen van de maatschappij bij de detentie van verdachte nu zwaarder moeten wegen dan de belangen van verdachte en dat de schorsing van de voorlopige hechtenis daarom moet worden opgeheven. Dat de verdediging reeds bij pleidooi hoger beroep heeft aangekondigd met de voorspelling dat de arresten niet eerder dan in 2023 of 2024 zullen volgen, maakt dit niet anders. Een als gevolg van het indienen van hoger beroep optredend tijdsverloop is ter weging van het Gerechtshof, waarbij ook artikel 75, eerste lid, laatste volzin, Sv gewicht in de schaal kan leggen.
8. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel.
9. De beslissing
De rechtbank:
voorwaardelijk verzoeken
- wijst af het verzoek van de verdediging tot het uitvoeren van eerder ingediende onderzoekswensen, het horen van [naam 12] en het horen van [medeverdachte 2] ;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf: als leider deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaren;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft op de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. R.M. van Vuure en
mr. N.J.C. Monincx, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.C. van Druten en mr. S.J. de Vries, griffiers, en is in het openbaar uitgesproken op 21 december 2021.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 21‑12‑2021
Ordner 7 pagina 48 tot en met 74
Ordner 7 pagina 102 tot en met 105
Ordner 7 pagina 88 tot en met 101
Ordner 10 pagina 1730 tot en met 1735
Ordner 10 pagina 1370 tot en met 1458
Ordner 7 pagina 90
Ordner 7 pagina 249
Ordner 8 pagina 471
Ordner 7 pagina 95
Ordner 7 pagina 69
Ordner 7 pagina 70
Ordner 7 pagina 63
Ordner 10 pagina 164
Ordner 10, pagina 1369
Ordner 32 pagina 416
Ordner 5 pagina 391
Ordner 9 pagina 1026
Ordner 7 pagina 164
Ordner 16 pagina 2717
Ordner 16 pagina 2993
Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 19 juni 2019
Ordner 7 pagina 105
Ordner 12 pagina 936
Ordner 12 pagina 962 en 975
Ordner 11 pagina 7 en 124 en 225
Ordner 11 pagina 290
Ordner 14 pagina 1997-1998
Ordner 14 pagina 2040-2057
Ordner 15 pagina 2068-2075
Ordner 14 pagina 1997-1998
Ordner 15 pagina 2148-2150
Ordner 15 pagina 2152-2153
Ordner 15 pagina 2180-2182
Ordner 15 pagina 2187-2202
Ordner 16 pagina 2993
Ordner 16 pagina 2954-2967
Proces-verbaal van het verhoor van [naam 3] afgelegd ten overstaan van de rechter-commissaris d.d. 19 juni 2019
Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 30 september 2021, verklaring van verdachte
Ordner 32 pagina 417
Ordner 33 pagina 710
Ordner 24 pagina 770
Ordner 33 pagina 713
Ordner 24, pagina 791
Ordner 24, pagina 770
Ordner 20 pagina 166 tot en met 209
Ordner 20 pagina 260 tot en met 286
Ordner 20 pagina 290
Ordner 20 pagina 246 en 247
Ordner 31 pagina 15 tot en met 27 en proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 28 september 2021, verklaring verdachte
Ordner 1 pagina 19 tot en met 23
Ordner 2 pagina 11 tot en met 19
Ordner 3 pagina 30-31
Ordner 7 loopproces-verbaal pagina 7-8
Ordner 4 pagina 3 tot en met 9
Ordner 4 pagina 43
Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 28 september 2021, verklaring verdachte
Ordner 9, pagina 877
Ordner 7 pagina 11
Ordner 7 pagina 12
Ordner 5 pagina 21