De goede procesorde
Einde inhoudsopgave
De goede procesorde (BPP nr. IV) 2006/10.3.2:10.3.2 Bron van buitenwettelijke bevoegdheden
De goede procesorde (BPP nr. IV) 2006/10.3.2
10.3.2 Bron van buitenwettelijke bevoegdheden
Documentgegevens:
Mr. V.C.A. Lindijer, datum 08-11-2006
- Datum
08-11-2006
- Auteur
Mr. V.C.A. Lindijer
- JCDI
JCDI:ADS381075:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
HR 5 november 1993, NJ 1994, 119.
HR 29 april 1994, NJ 1994, 497.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
580. De eisen van een goede procesorde blijken niet alleen de omvang en de inhoud van processuele bevoegdheden nader bepalen, maar ook buitenwettelijke bevoegdheden te kunnen creëren. Deze kwaliteit van de eisen van een goede procesorde hangt dikwijls samen met de aanvullende werking van de eisen van een goede procesorde bij de normering van de uitoefening van processuele bevoegdheden die hun basis wel in de wet vinden. De driehoeksverhouding waarin partijen en rechter in een procedure tot elkaar staan, brengt mee dat een buitenwettelijke, op de goede procesorde gebaseerde, verplichting van partijen bij de uitoefening van een wettelijke bevoegdheid, veelal correspondeert met een buitenwettelijke bevoegdheid van de rechter en andersom, dat buitenwettelijke bevoegdheid van partijen correspondeert met een buitenwettelijke verplichting van de rechter.
Verzoekt een partij bijvoorbeeld om pleidooi, terwijl dat verzoek gezien de omstandigheden van het geval als strijdig met een goede procesorde moet worden aangemerkt, dan is de rechter bevoegd dat verzoek om die reden (ambtshalve) af te wijzen. De wettelijke regeling van het pleidooi kende en kent (zie art. 144 (oud) resp. art. 134 Rv) echter niet de voorwaarde van afwezigheid van strijd met de goede procesorde, noch de bevoegdheid van de rechter om een verzoek om pleidooi op die grond af te wijzen.1
Omgekeerd creëerde de Hoge Raad met het arrest Boulisi/Koet2 bijvoorbeeld een buitenwettelijke herstelbevoegdheid voor de niet in het geding verschenen eiser, door daarin te beslissen dat de eisen van een behoorlijke rechtspleging in aanvulling op de wettelijke regeling meebrachten dat de rechter, alvorens hij verstek verleende tegen eiser, aan deze de gelegenheid diende te bieden om zijn verzuim te herstellen op een wijze die verweerder niet op onredelijke wijze benadeelde.
Dat de buitenwettelijke bevoegdheden die uit de eisen van een goede procesorde voortvloeien evenwel niet altijd een bijkomstigheid zijn van de aanvullende normering van de uitoefening van wettelijke bevoegdheden, moge blijken uit het arrest Bodair/Meijboom.3 In dit arrest besliste de Hoge Raad dat, gezien de eisen van proceseconomie en van een goede procesorde, een kennelijke, ook voor partijen kenbare en voor eenvoudig herstel vatbare verschrijving in een uitspraak, buiten de aanwending van een rechtsmiddel om ambtshalve of op verzoek van partijen kan geschieden door de rechter die de uitspraak deed.