Einde inhoudsopgave
Wet afschaffing plusregio's
Artikel XXV
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2015
- Bronpublicatie:
17-12-2014, Stb. 2014, 557 (uitgifte: 24-12-2014, kamerstukken: 33659)
- Inwerkingtreding
01-01-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-12-2014, Stb. 2014, 558 (uitgifte: 24-12-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Infrastructuur en Milieu
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Algemeen
Staatsrecht / Bestuur
Staatsrecht / Decentralisatie
1.
Bijdragen, subsidies en uitkeringen die zijn verleend of verstrekt aan een plusregio op grond van:
- a.
artikel 28 van de Wet bereikbaarheid en mobiliteit;
- b.
artikel 1 van de wet van 24 april 1991 houdende regels met betrekking tot enkele specifieke uitkeringen aan provincies en gemeenten op het terrein van Verkeer en Waterstaat (Stb. 1991, 225);
- c.
artikel 3 Wet BDU verkeer en vervoer, of
- d.
artikel 8, tweede lid, onderdeel c, van de Wet Infrastructuurfonds,
zoals deze luidden op de dag voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van deze wet, worden geacht te zijn verleend of verstrekt aan gedeputeerde staten van de provincie waarin de plusregio is gelegen of, indien van toepassing, aan het dagelijks bestuur van een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 20, derde lid, van de Wet personenvervoer 2000. Gedeputeerde staten, respectievelijk het dagelijks bestuur van een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 20, derde lid, van de Wet personenvervoer 2000, treedt dienaangaande in de rechten en verplichtingen van de plusregio aan wie de bijdragen, subsidies en uitkeringen oorspronkelijk zijn verleend of verstrekt.
2.
De gemeenten, bedoeld in artikel XXII, eerste lid, verstrekken, desgevraagd aan gedeputeerde staten en de dagelijkse besturen van een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 20, derde lid, van de Wet personenvervoer 2000, alle voor de uitoefening van de rechten en verplichtingen, bedoeld in het eerste lid, benodigde inlichtingen.
3.
De gemeenten, bedoeld in artikel XXII, eerste lid, verstrekken een overzicht van de verplichtingen en de bestuurlijke afspraken die met het oog op de gereserveerde bedragen, bedoeld in artikel 9 van de Wet BDU verkeer en vervoer, zijn aangegaan en dragen zorg voor de overdracht van deze gereserveerde bedragen aan gedeputeerde staten of, indien van toepassing, aan de dagelijkse besturen van een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 20, derde lid, Wet personenvervoer 2000.
4.
De artikelen 9 tot en met 14 van de Wet BDU verkeer en vervoer zoals deze luidden op de dag voorafgaand aan de datum van inwerkintreding van deze wet, blijven van toepassing op de voor inwerkingtreding van deze wet verstrekte uitkeringen, met dien verstande dat in artikel 11 telkens voor ‘plusregio’ moet worden gelezen: provincie waarin de plusregio is gelegen of, indien van toepassing, openbaar lichaam als bedoeld in artikel 20, derde lid, van de Wet personenvervoer 2000.
5.
In afwijking van artikel 3, eerste lid, van de Wet BDU verkeer en vervoer kan de verstrekking van de brede doeluitkering voor het uitkeringsjaar waarin deze wet in werking treedt, plaatsvinden in het jaar waarop de uitkering betrekking heeft.