Einde inhoudsopgave
Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Canada inzake wederzijdse rechtshulp in strafzaken
Artikel 6 Weigering of uitstel van rechtshulp
Geldend
Geldend vanaf 01-05-1992
- Bronpublicatie:
01-05-1991, Trb. 1991, 85 (uitgifte: 10-06-1991, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-05-1992
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-04-1992, Trb. 1992, 69 (uitgifte: 01-01-1992, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Verdragenrecht
Internationaal strafrecht / Algemeen
1.
Rechtshulp kan worden geweigerd indien naar de mening van de aangezochte Staat:
- a.
zijn nationale recht het zijn autoriteiten zou beletten de gevraagde rechtshulp te verlenen, indien het handelen of nalaten waarnaar in het verzoek wordt verwezen, zich binnen hun eigen rechtsgebied zou hebben voorgedaan; of
- b.
de tenuitvoerlegging van het verzoek zou kunnen leiden tot aantasting van zijn soevereiniteit, veiligheid of soortgelijke wezenlijke openbare belangen, of van de veiligheid van een persoon dan wel een te zware last zou leggen op zijn beschikbare middelen.
2.
Rechtshulp kan eveneens worden geweigerd om enigerlei reden voorzien in het recht van de aangezochte Staat.
3.
De aangezochte Staat kan de rechtshulp uitstellen indien de tenuitvoerlegging van het verzoek een onderzoek of vervolging in de aangezochte Staat zou kunnen doorkruisen.
4.
De aangezochte Staat:
- a.
stelt de verzoekende Staat onverwijld in kennis van de reden voor een weigering of uitstel van rechtshulp; of
- b.
overlegt, indien passend, met de verzoekende Staat ten einde vast te stellen of rechtshulp kan worden verleend onder de voorwaarden en op een wijze die de aangezochte Staat noodzakelijk acht.