204/275/1462
Rb. Rotterdam, 05-11-2014, nr. C/10/423635 / HA ZA 13-460 van, nr. C/10/446902 / HA ZA 14-299 van
ECLI:NL:RBROT:2014:10506
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
05-11-2014
- Zaaknummer
C/10/423635 / HA ZA 13-460 van
C/10/446902 / HA ZA 14-299 van
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Verbintenissenrecht (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
Juridische beroepen (V)
Erfrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2014:10506, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 05‑11‑2014; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Vindplaatsen
ERF-Updates.nl 2015-0015
Uitspraak 05‑11‑2014
Inhoudsindicatie
In eerste testament wettelijke verdeling. In latere aanpassing echtgenote niet langer benoemd als erfgenaam, waardoor wettelijke verdeling niet langer van toepassing is. Beroepsfout notaris, tenzij hij bewijst dat erflater zich ervan bewust was dat wettelijke verdeling niet meer van toepassing zou zijn als echtgenote niet langer als erfgenaam werd benoemd.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Team familie 1
Vonnis in hoofdzaak en vrijwaring van 5 november 2014
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: C/10/423635 / HA ZA 13-460 van
[eiseres] ,
wonende te [woonplaats], Zwitserland,
eiseres,
advocaat mr. A.C. Kool te Amsterdam,
tegen
1. [gedaagde1],
wonende te [woonplaats],
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde2] ,
gevestigd te [woonplaats],
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde3] ,
gevestigd te [woonplaats],
gedaagden,
advocaat mr. C.J.J.C. Arnouts te Amsterdam,
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer C/10/446902 / HA ZA 14-299 van
1. [gedaagde1],
wonende te [woonplaats],
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde2] ,
gevestigd te [woonplaats],
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde3] ,
gevestigd te Rotterdam,
eisers,
advocaat mr. C.J.J.C. Arnouts te Amsterdam,
tegen
1. [gedaage4],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. J. Blaak te Hilversum,
2. [gedaagde5],
wonende te [woonplaats],
3. [gedaagde6],
wonende te [woonplaats],
4. [gedaagde7],
wonende te [woonplaats],
gedaagden sub 2 tot en met 4,
advocaat mr. A.M.C. Helmonds te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres], [gedaagde1,2,3]. (dan wel afzonderlijk[gedaagde1], [gedaagde2] en [gedaagde3]) en [gedaagde4,5,6,7] (dan wel afzonderlijk [gedaage4], [gedaagde5], [gedaagde6] en[gedaagde7]) genoemd worden.
1. De procedure in de hoofdzaak
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
het tussenvonnis van 4 juni 2014 en daaraan ten grondslag liggende processtukken;
- -
het proces-verbaal van comparitie van 18 september 2014;
- -
de akte overlegging producties aan de zijde van [eiseres].
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De procedure in de vrijwaringszaak
2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
het tussenvonnis van 4 juni 2014 en de daaraan ten grondslag liggende processtukken;
- -
het proces-verbaal van comparitie van 18 september 2014.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
3. De feiten
3.1.
Op 29 maart 2012 is te Rotterdam overleden de heer [erflater] (hierna: erflater).
3.2.
Erflater was ten tijde van zijn overlijden gehuwd in gemeenschap van goederen met [eiseres].
3.3.
Erflater liet een zoon achter uit een eerder huwelijk ([gedaagde5]), een erkende dochter ([gedaage4]) en twee stiefdochters ([gedaagde6] en [gedaagde7]), zijnde de dochters van [eiseres] .
3.4.
Erflater heeft in 1997 de [stichting] opgericht, welke stichting ten doel heeft “het verlenen van steun aan kansloze en kansarme kinderen in de wereld en voorts al hetgeen in de ruimste zin met één en ander verband houdt, daartoe behoort en/of daartoe bevorderlijk kan zijn”.
3.5.
Erflater heeft in 2008 een testament laten verlijden voor notaris mr. [notaris] (hierna: testament 1). In artikel 2 heeft erflater aan [gedaage4] een legaat vermaakt van een bedrag ad € 1.000.000,-. Zij is niet tot erfgename benoemd. In artikel 3.1 heeft erflater [eiseres], [gedaagde5], [gedaagde6] en [gedaagde7] tot enige erfgenamen van zijn gehele nalatenschap benoemd, ieder voor een gelijk deel. Artikel 5 luidt – voor zover thans van belang – als volgt:
“5. WETTELIJKE VERDELING
Behoudens voor zover daarvan bij dit testament is afgeweken, is op mijn nalatenschap van toepassing de wettelijke verdeling als bedoeld in Boek 4, titel 3, afdeling 1 van het Burgerlijke Wetboek, in welke verdeling ik uitdrukkelijk de afstammelingen van mijn echtgenote betrek als ware het mijn eigen afstammelingen.
Door de wettelijke verdeling verkrijgt mijn echtgenote van rechtswege alle tot mijn nalatenschap behorende goederen en komt de voldoening van de schulden van mijn nalatenschap voor haar rekening.
Ieder van mijn overige erfgenamen verkrijgt als erfgenaam van rechtswege een geldvordering ten laste van mijn echtgenote, overeenkomend met de waarde van zijn erfdeel.”
3.6.
Erflater heeft in 2010 een testament laten verlijden voor [gedaagde1]. In dit testament heeft hij artikel 3.1. van testament 1 herroepen en tot enige erfgenamen van zijn gehele nalatenschap benoemd, ieder voor een gelijk deel, de [stichting], [gedaagde5], [gedaagde6] en [gedaagde7].
3.7.
Erflater heeft in 2011 een testament laten verlijden voor [gedaagde1]. In dit testament heeft hij het testament uit 2010 herroepen. Voorts heeft hij in dit testament artikel 3.1 van testament 1 herroepen en tot enige erfgenamen van zijn gehele nalatenschap benoemd, ieder voor een gelijk deel, de [stichting], [gedaagde5] (en indien [gedaagde5] vóór of gelijktijdig met erflater overlijdt de echtgenote van [gedaagde5]), [gedaagde6] en [gedaagde7].
3.8.
[stichting] heeft de nalatenschap van erflater verworpen. [gedaagde5], [gedaagde6] en [gedaagde7] hebben de nalatenschap van erflater zuiver aanvaard. [gedaage4] heeft het legaat verworpen en een beroep op haar legitieme gedaan.
3.9.
Het gezamenlijk vermogen van erflater en [eiseres] was op de sterfdatum van erflater € 47.081.925,80. De helft van voornoemd bedrag betreft de nalatenschap van erflater, zijnde een bedrag van € 23.540.962,40.
3.10.
[eiseres] en [gedaagde4,5,6,7] hebben een vaststellingsovereenkomst gesloten waarbij de erfdelen van ieder van de erfgenamen die de nalatenschap hebben aanvaard, is vastgesteld op een bedrag van € 5.645.870,58 en de legitieme portie van [gedaage4] is vastgesteld op een bedrag van € 6.603.350,65.
De partijen zijn daarbij overeengekomen dat op de verkrijgingen reserveringen worden ingehouden van in totaal € 322.500,-. Van deze reserveringen is een bedrag van € 250.000,- bestemd voor onderhavige juridische procedure van [eiseres] tegen [gedaagde1,2,3]. Partijen zijn daarbij expliciet overeengekomen dat de uitkomst van deze procedure geen invloed heeft op het aan [gedaagde4,5,6,7] toekomende bedrag en de directe opeisbaarheid daarvan zoals vastgesteld in de overeenkomst.
3.11.
[eiseres] heeft een klacht ingediend tegen [gedaagde1] bij de kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag. Bij beslissing van 11 december 2013 is de klacht gegrond verklaard en notaris [gedaagde1] de maatregel van berisping opgelegd. In deze beslissing is – voor zover thans van belang – het volgende overwogen:
“Vast is komen te staan dat artikel 5 van het testament van 2008, inhoudende de wettelijke verdeling, in het door de notaris verleden testament van 2011 niet is herroepen, hoewel de echtgenote van erflater in het testament van 2011 niet langer als erfgename was aangewezen. De notaris heeft aangevoerd dat het niet de wil van erflater was om de wettelijke verdeling in stand te laten. Indien dat juist zou zijn is onbegrijpelijk dat en waarom de bepaling in het testament van 2011 niet is herroepen. Immers voor de toepassing van de wettelijke verdeling dienen de echtgenote en een of meer kinderen erfgenamen te zijn, hetgeen in het testament van 2011 niet langer het geval was.
Door deze onduidelijkheid te laten bestaan heeft de notaris onzorgvuldig gehandeld. Juist bij het redigeren van testamenten is het van belang dat er geen onduidelijkheden blijven bestaan, aangezien de inhoud van een testament pas bekend wordt na het overlijden van de opsteller van het testament die dan zelf niet meer in staat is zijn testament toe te lichten.
Dat de notaris de gevolgen voor de wettelijke verdeling van het niet langer aanwijzen van de echtgenote van erflater tot erfgename met erflater heeft besproken, is op geen enkele wijze gebleken.
Zeker gezien het omvangrijke vermogen van erflater had de notaris aan erflater dienen uit te leggen dat het niet langer aanwijzen van zijn echtgenote als erfgename tot gevolg zou hebben, dat de wettelijke verdeling niet langer van toepassing was. Niet gesteld of gebleken is dat hij dat heeft gedaan.”
3.12.
[gedaagde1] is als notaris werkzaam voor de maatschap Notariskantoor [gedaagde1] & [gedaagde3], welke bestaat uit notarispraktijk [gedaagde1] en notarispraktijk [gedaagde3].
4. Het geschil
in de hoofdzaak
4.1.
[eiseres] vordert na wijziging van eis – samengevat – bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
- -
te verklaren voor recht dat [gedaagde1,2,3]. jegens [eiseres] onrechtmatig heeft gehandeld door het begaan van de in het lichaam van de dagvaarding beschreven (beroeps)fout(en);
- -
te verklaren voor recht dat [gedaagde1,2,3]. aansprakelijk is voor de door [eiseres] geleden en nog te lijden schade ten gevolge van vorenbedoeld onrechtmatig handelen;
- -
[gedaagde1], althans notarispraktijk [gedaagde1] en notarispraktijk [gedaagde3], te veroordelen tot vergoeding van alle door [eiseres] geleden en nog te lijden schade als gevolg van bedoeld onrechtmatig handelen op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
- -
[gedaagde1], althans notarispraktijk [gedaagde1] en notarispraktijk [gedaagde3], te veroordelen de buitengerechtelijke kosten ad € 14.339,90 en een bedrag aan wettelijke rente over voornoemde schade te voldoen;
- -
[gedaagde1], althans notarispraktijk [gedaagde1] en notarispraktijk [gedaagde3], te veroordelen in de proceskosten, alsmede de nakosten.
4.2.
[gedaagde1,2,3]. voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in de vrijwaringszaak
4.4.
[gedaagde1,2,3]. vordert – samengevat – bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
- -
[gedaagde4,5,6,7] te veroordelen om aan [gedaagde1,2,3]. te betalen al hetgeen waartoe [gedaagde1,2,3]. in de hoofdzaak mocht worden veroordeeld;
- -
te verklaren voor recht dat [gedaagde4,5,6,7] onrechtmatig jegens [gedaagde1,2,3]. handelt c.q. heeft gehandeld en/of dat [gedaagde4,5,6,7] ongerechtvaardigd is verrijkt en dientengevolge aansprakelijk is voor de schade die [gedaagde1,2,3]. daardoor heeft geleden en nog zal lijden op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
- -
[gedaagde4,5,6,7] te veroordelen in de proceskosten in de vrijwaringszaak en in de hoofdzaak, inclusief nakosten, te vermeerderen met rente.
4.5.
[gedaagde4,5,6,7] voert verweer.
4.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
5. De beoordeling in de hoofdzaak
5.1.
[eiseres] legt aan haar vordering de volgende stellingen ten grondslag. [gedaagde1,2,3]. heeft een beroepsfout gemaakt. Het was de wens van erflater dat de erfgenamen pas aan de beurt zouden komen als [eiseres] zou zijn overleden. Daarom is ook de wettelijke verdeling opgenomen in testament 1. Doordat echter [eiseres] in het laatste testament (uit 2011) niet langer als erfgenaam is benoemd, is de wettelijke verdeling gezien het bepaalde in artikel 4:13 lid 1 BW niet langer van toepassing. Bij het opstellen van het testament in 2010 had [gedaagde1,2,3]. erflater hierop moeten wijzen. Ook bij het opstellen van het testament in 2011 heeft [gedaagde1,2,3]. de fout niet hersteld. Door de beroepsfout heeft [gedaagde1,2,3]. onrechtmatig jegens [eiseres] gehandeld, waardoor [eiseres] schade heeft geleden.
5.2.
[gedaagde1,2,3]. heeft primair betwist dat er sprake is van een beroepsfout. Het was de wens en de bedoeling van erflater dat de wettelijke verdeling niet langer van toepassing zou zijn. Erflater heeft immers duidelijk aangegeven dat hij [eiseres] niet langer als erfgenaam wilde aanwijzen. [gedaagde1] heeft erflater er ook op gewezen dat de consequentie hiervan was dat de wettelijke verdeling niet langer van toepassing zou zijn.
5.3.
De rechtbank overweegt als volgt. Vast staat dat het ten tijde van het opstellen van testament 1 de wens van erflater was dat de wettelijke verdeling van toepassing zou zijn. Dit is uitdrukkelijk opgenomen in testament 1 en dit is ook niet betwist door [gedaagde1,2,3]. Tussen partijen is voorts niet in geschil dat het in 2010 de wens van erflater was om in plaats van [eiseres] de [stichting] als erfgenaam te benoemen. Uit dit enkele feit kan echter niet afgeleid worden dat hiermee de wens van erflater om de wettelijke verdeling van toepassing te laten zijn, is vervallen. Weliswaar is de wettelijke verdeling enkel van toepassing indien de echtgenoot tevens erfgenaam is, maar van iemand die geen deskundige is op het gebied van het erfrecht mag niet verwacht worden dat hij deze consequentie zelf overziet. Op grond hiervan neemt de rechtbank voorshands als vaststaand aan dat erflater in 2010 nog steeds de wens had om de wettelijke verdeling in stand te laten. Dit is slechts anders indien komt vast te staan dat erflater uitdrukkelijk is gewezen op het feit dat door [eiseres] niet langer als erfgenaam te benoemen de wettelijke verdeling niet langer van kracht was. [gedaagde1] heeft ter comparitie gesteld dat hij erflater hier uitdrukkelijk op heeft gewezen. [gedaagde1,2,3]. zal worden toegelaten tot het bewijs van deze stelling.
Indien [gedaagde1,2,3]. slaagt in dit bewijs staat vast dat erflater zich ervan bewust was dat de wettelijke verdeling niet langer van toepassing zou zijn doordat [eiseres] niet langer als erfgenaam werd benoemd. In dat geval is het tegenbewijs geleverd tegen de voorshands bewezen geachte stelling van [eiseres] dat erflater de wettelijke verdeling van toepassing wilde laten zijn op zijn nalatenschap. Dit heeft dan tot gevolg dat geen sprake is van een beroepsfout aan de zijde van [gedaagde1,2,3], zodat de vorderingen van [eiseres] zullen worden afgewezen.
5.4.
Voor het geval [gedaagde1,2,3]. niet slaagt in het bewijs overweegt de rechtbank als volgt. In dat geval komt vast te staan dat [gedaagde1] een beroepsfout heeft gemaakt, doordat de uiterste wilsbeschikking van erflater niet overeenkomt met de wil van erflater. Alsdan staat immers vast dat erflater de wettelijke verdeling van toepassing wilde laten zijn, terwijl dit thans niet het geval is doordat [eiseres] geen erfgenaam is.
[gedaagde1,2,3]. heeft subsidiair aangevoerd dat als komt vast te staan dat het de wens van erflater was dat de wettelijke verdeling van toepassing zou zijn, de uiterste wilsbeschikking op die wijze krachtens artikel 4:46 BW uitgelegd en afgewikkeld had moeten worden. [eiseres] had dit [gedaagde4,5,6,7] tegen moeten werpen. Door in plaats daarvan de vaststellingsovereenkomst aan te gaan met [gedaagde4,5,6,7] heeft [eiseres] haar rechten richting [gedaagde1,2,3]. verwerkt, althans is onderhavige vordering naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar c.q. onder de gegeven omstandigheden misbruik van recht.
5.5.
De rechtbank verwerpt dit subsidiaire verweer van [gedaagde1,2,3]. en overweegt hiertoe als volgt. Indien [gedaagde1,2,3]. niet slaagt in het bewijs staat vast dat erflater enerzijds de wettelijke verdeling wilde en anderzijds de [stichting] in plaats van [eiseres] als erfgenaam wilde benoemen zonder zich ervan bewust te zijn dat deze combinatie wettelijk gezien niet mogelijk was. [gedaagde1,2,3]. heeft ter comparitie gesteld dat de uiterste wilsbeschikking in dat geval zo uitgelegd moet worden dat [eiseres] tevens als erfgenaam wordt aangemerkt. De rechtbank kan [gedaagde1,2,3]. hierin niet volgen. Juist doordat erflater niet is gewezen op de wettelijke onmogelijkheid van zijn wensen, is niet duidelijk wat hij zou hebben gewild als hij hierop wel gewezen zou zijn. Nu niet met zekerheid vastgesteld kan worden wat de wil van erflater in dat geval zou zijn geweest, had de wettelijke verdeling via uitleg van de uiterste wilsbeschikking ex artikel 4:46 BW niet alsnog van toepassing kunnen worden.
5.6.
[gedaagde1,2,3]. heeft onder verwijzing naar artikel 6:89 BW nog aangevoerd dat [eiseres] niet binnen bekwame tijd heeft geklaagd, nu zij vanaf het begin op de hoogte was van de testamentaire wijzigingen. De rechtbank verwerpt ook dit verweer. [eiseres] heeft onbetwist gesteld dat zij eerst bekend is geworden met de veronderstelde beroepsfout van [gedaagde1] na het openvallen van de nalatenschap. Gesteld noch gebleken is dat zij vanaf dat moment niet binnen bekwame tijd heeft geklaagd.
5.7.
Nu [gedaagde1,2,3]. voor het overige geen verweer heeft gevoerd, volgt uit het voorgaande dat indien [gedaagde1,2,3]. niet slaagt in het bewijs de vorderingen van [eiseres] kunnen worden toegewezen.
6. De beoordeling in de vrijwaringszaak
6.1.
[gedaagde1,2,3]. heeft aan zijn vordering primair ten grondslag gelegd dat als zou komen vast te staan dat erflater de wettelijke verdeling heeft beoogd hieraan via artikel 4:46 BW uitvoering gegeven had kunnen en moeten worden. Dit hebben partijen niet gedaan, waardoor de erfgenamen nu reeds ten onrechte een erfdeel hebben ontvangen in plaats van een niet-opeisbare vordering. Hierdoor is [gedaagde4,5,6,7] ongerechtvaardigd verrijkt, aldus [gedaagde1,2,3].
De rechtbank gaat onder verwijzing naar hetgeen hiervoor in de hoofdzaak onder 5.5 is overwogen voorbij aan deze stellingen van [gedaagde1,2,3] Via uitleg van de uiterste wilsbeschikking van erflater had de wettelijke verdeling niet toegepast kunnen worden. [gedaagde4,5,6,7] had derhalve recht op uitbetaling van de legitieme portie c.q. de erfdelen. Van ongerechtvaardigde verrijking is geen sprake.
6.2.
[gedaagde1,2,3]. heeft subsidiair aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat [gedaagde4,5,6,7] onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld door de vaststellingsovereenkomst te sluiten. De afspraak dat [eiseres] € 250.000,- uit de nalatenschap mag aanwenden ten behoeve van onderhavige procedure is in strijd met de goede zeden c.q. met de maatschappelijke betamelijkheid. Deze handelswijze van [gedaagde4,5,6,7] strekt er de facto toe de omvang van de nalatenschap ten koste van de notaris te verdubbelen, aldus [gedaagde1,2,3]. Voorts profiteren [gedaagde4,5,6,7] hierdoor van de door [gedaagde1] gepleegde wanprestatie.
De rechtbank gaat ook aan deze stellingen van [gedaagde1,2,3]. voorbij. Deze stellingen van [gedaagde1,2,3]. lijken voort te bouwen op zijn stelling dat partijen via artikel 4:46 BW de nalatenschap hadden moeten afwikkelen via de wettelijke verdeling. Uit hetgeen hiervoor in de hoofdzaak en in de vrijwaring is overwogen, gaat de rechtbank aan deze stelling van [gedaagde1,2,3]. voorbij. Hieruit volgt dat [eiseres] en [gedaagde4,5,6,7] destijds met het sluiten van de vaststellingsovereenkomst de nalatenschap hebben afgewikkeld op een wijze zoals dat volgens de uiterste wilsbeschikking van erflater diende te geschieden. Dit kan geen onrechtmatig handelen jegens [gedaagde1,2,3]. opleveren. Ook het feit dat [gedaagde4,5,6,7] kennelijk bereid is (een deel van) de proceskosten van onderhavige procedure ten laste van de nalatenschap te laten komen, is niet onrechtmatig jegens [gedaagde1,2,3].
De rechtbank overweegt voorts dat de stelling van [gedaagde1,2,3]. dat de handelswijze van [gedaagde4,5,6,7] ertoe strekt de omvang van de nalatenschap ten koste van de notaris te verdubbelen, miskent dat indien de vordering jegens hem wordt toegewezen, hij [eiseres] een vergoeding dient te betalen van de door haar als gevolg van de beroepsfout geleden schade. Dit is iets wezenlijks anders dan (een deel van) de nalatenschap en kan daar dus niet mee gelijkgesteld worden.
6.3.
Het voorgaande betekent dat de vordering van [gedaagde1,2,3]. voor afwijzing gereed ligt. De rechtbank zal deze beslissing aanhouden totdat in de hoofdzaak een einduitspraak is gedaan, zodat de hoofdzaak en vrijwaring niet uit elkaar gaan lopen in het geval dat één der partijen appel instelt. De zaak zal daartoe naar de parkeerrol worden verwezen.
7. De beslissing
De rechtbank
in de hoofdzaak
7.1.
laat [gedaagde1,2,3]. toe te bewijzen dat [gedaagde1] erflater uitdrukkelijk heeft gewezen op het feit dat door [eiseres] niet langer als erfgenaam te benoemen de wettelijke verdeling niet langer van kracht was,
7.2.
bepaalt dat [gedaagde1,2,3]., indien hij getuigen wil laten horen, binnen twee weken na de datum van dit vonnis schriftelijk aan de rechtbank ter attentie van de roladministratie van de afdeling privaatrecht - de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden december 2014 tot en met februari 2015 moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
7.3.
bepaalt dat [gedaagde1,2,3]., indien hij het bewijs niet door getuigen wil leveren maar door overlegging van bewijsstukken en/of door een ander bewijsmiddel, hij dit binnen twee weken na de datum van deze uitspraak schriftelijk aan de rechtbank ter attentie van de roladministratie van de afdeling privaatrecht- en aan de wederpartij moet opgeven,
7.4.
bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van de daartoe tot rechter-commissaris benoemde mr. M. Fiege in het gerechtsgebouw te Rotterdam aan Wilhelminaplein 100/125,
7.5.
bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
7.6.
houdt iedere verdere beslissing aan,
in de zaak in vrijwaring
7.7.
houdt de beslissing in deze vrijwaringszaak aan,
7.8.
bepaalt dat de zaak op de parkeerrol zal komen van 1 april 2015 .
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Fiege, mr. H.M. van de Ven en mr. M.B. van den Enden en in het openbaar uitgesproken op 5 november 2014.1.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 05‑11‑2014