Art. 22c, tweede lid, Sr.
HR, 05-06-2018, nr. 16/06311
ECLI:NL:HR:2018:834, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
05-06-2018
- Zaaknummer
16/06311
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2018:834, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 05‑06‑2018; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2018:565
In cassatie op: ECLI:NL:GHDHA:2016:3298, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
ECLI:NL:PHR:2018:565, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 03‑04‑2018
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2018:834
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2018-0247
Uitspraak 05‑06‑2018
Inhoudsindicatie
Vordering tul en oplegging vervangende hechtenis die duur van niet tenuitvoergelegde vrijheidsstraf overstijgt, art. 14g en 22d Sr. Omzetting vier weken voorwaardelijke hechtenis in taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis. HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2014:383 en ECLI:NL:HR:2014:776 m.b.t. redelijke wetsuitleg die meebrengt dat het de rechter niet vrij staat om vervangende hechtenis op te leggen die de duur van de niet tenuitvoergelegde vrijheidsstraf overstijgt. HR vermindert zelf duur vervangende hechtenis tot 28 dagen en merkt nog op dat hier sprake is van een onmiddellijk kenbare fout die zich voor eenvoudig herstel leent door de rechter(s) die op de zaak heeft/hebben gezeten overeenkomstig ECLI:NL:HR:2010:BJ7243 en ECLI:NL:HR:2012:BW1478, welke wijze van herstel de voorkeur verdient.
Partij(en)
5 juni 2018
Strafkamer
nr. S 16/06311
SK
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 26 oktober 2016, nummer 22/003393-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft L.E.G. van der Hut, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De plaatsvervangend Advocaat-Generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd dat het bestreden arrest zal worden vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de duur van de bij de aan de verdachte opgelegde taakstraf bevolen vervangende hechtenis ten aanzien van de zaak met parketnummer22/004598-12, dat de Hoge Raad zal bepalen dat de vervangende hechtenis 28 dagen beloopt, en dat het beroep voor het overige zal worden verworpen.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel klaagt over de toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van de door het Hof Den Haag bij arrest van 17 april 2013 voorwaardelijk opgelegde hechtenis, nu de door het Hof bevolen vervangende hechtenis de duur van de niet tenuitvoergelegde vrijheidsstraf overstijgt.
2.2.
Het Hof heeft de verdachte bij het thans bestreden arrest ter zake van "overtreding van art. 6 WVW 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl het feit mede is veroorzaakt doordat de schuldige een krachtens deze wet vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden", veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden met aftrek als bedoeld in art. 27a Sr en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van drie jaren met aftrek als bedoeld in art. 179, zesde lid, WVW 1994. Voorts houdt het dictum van het bestreden arrest, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in:
"Het hof:
(...)
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij arrest van het gerechtshof Den Haag van 17 april 2013, parketnummer 22-004598-12, te weten van hechtenis voor de duur van vier weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, te vervangen door: taakstraf, voor de duur van 100 (honderd) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door 50 (vijftig) dagen hechtenis."
2.3.
Bij de beoordeling van het middel zijn de volgende wettelijke bepalingen van belang:
- art. 14g, eerste en tweede lid, Sr:
"1. Indien enige gestelde voorwaarde niet wordt nageleefd kan de rechter, na ontvangst van een vordering van het openbaar ministerie en onverminderd het bepaalde in artikel 14f,
1°. gelasten dat de niet tenuitvoergelegde straf alsnog zal worden tenuitvoergelegd;
2°. al of niet onder instandhouding of wijziging van de voorwaarden gelasten dat een gedeelte van de niet tenuitvoergelegde straf alsnog zal worden tenuitvoergelegd.
2. In plaats van een last tot tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf te geven kan de rechter een taakstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel a, onder 3°, gelasten. De artikelen 22b tot en met 22k zijn van overeenkomstige toepassing."
"1. In het vonnis waarbij taakstraf wordt opgelegd, beveelt de rechter, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast.
2. De duur van de vervangende hechtenis wordt in gehele dagen, weken of maanden vastgesteld.
3. De vervangende hechtenis beloopt ten minste één dag en ten hoogste vier maanden. Voor elke twee uren van de taakstraf wordt niet meer dan één dag opgelegd."
2.4.
Ingevolge art. 14g, eerste lid, Sr kan de rechter gelasten dat de niet tenuitvoergelegde vrijheidsstraf alsnog geheel of gedeeltelijk zal worden tenuitvoergelegd. De wet voorziet niet in de mogelijkheid dat de rechter zal gelasten dat een vrijheidsstraf zal worden tenuitvoergelegd die van langere duur is dan de niet tenuitvoergelegde straf. Een redelijke wetsuitleg brengt mee dat het de rechter evenmin vrij staat om een vervangende hechtenis op te leggen die de duur van de niet tenuitvoergelegde vrijheidsstraf overstijgt (vgl. HR 18 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:383 en HR 1 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:776, NJ 2014/207).
2.5.
Uit het vorenoverwogene volgt dat het middel terecht is voorgesteld. De Hoge Raad zal zelf de duur van de vervangende hechtenis aldus verminderen dat deze 28 dagen beloopt.
2.6.
Opmerking verdient nog het volgende. Het opleggen van een vervangende hechtenis die de duur van de niet tenuitvoergelegde vrijheidsstraf overstijgt vormt een onmiddellijk kenbare fout die zich voor eenvoudig herstel leent door de rechter(s) die op de zaak heeft/hebben gezeten overeenkomstig hetgeen de Hoge Raad heeft beslist in zijn arresten van 6 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BJ7243, NJ 2012/248 en 12 juni 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW1478, NJ 2012/490. Deze wijze van herstel verdient de voorkeur, omdat daardoor ondubbelzinnig duidelijkheid komt te bestaan omtrent de voor tenuitvoerlegging vatbare strafoplegging.
3. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de bij de aan de verdachte opgelegde taakstraf bevolen vervangende hechtenis;
beveelt dat de vervangende hechtenis 28 dagen beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier A. El Mokhtari, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 juni 2018.
Conclusie 03‑04‑2018
Inhoudsindicatie
Vordering tul en oplegging vervangende hechtenis die duur van niet tenuitvoergelegde vrijheidsstraf overstijgt, art. 14g en 22d Sr. Omzetting vier weken voorwaardelijke hechtenis in taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis. HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2014:383 en ECLI:NL:HR:2014:776 m.b.t. redelijke wetsuitleg die meebrengt dat het de rechter niet vrij staat om vervangende hechtenis op te leggen die de duur van de niet tenuitvoergelegde vrijheidsstraf overstijgt. HR vermindert zelf duur vervangende hechtenis tot 28 dagen en merkt nog op dat hier sprake is van een onmiddellijk kenbare fout die zich voor eenvoudig herstel leent door de rechter(s) die op de zaak heeft/hebben gezeten overeenkomstig ECLI:NL:HR:2010:BJ7243 en ECLI:NL:HR:2012:BW1478, welke wijze van herstel de voorkeur verdient.
Nr. 16/06311 Zitting: 3 april 2018 (bij vervroeging) | Mr. D.J.M.W. Paridaens Conclusie inzake: [verdachte] |
De verdachte is bij arrest van 26 oktober 2016 door het gerechtshof Den Haag wegens “overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl het feit mede is veroorzaakt doordat de schuldige een krachtens deze wet vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden” veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met aftrek als bedoeld in art. 27(a) Sr en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 jaren met aftrek als bedoeld in art. 179, zesde lid, WVW 1994. Daarnaast heeft het hof de vordering van de benadeelde partij toegewezen, met oplegging van een schadevergoedingsmaatregel, een en ander zoals nader omschreven in het arrest. Ook heeft het hof de tenuitvoerlegging gelast van de bij vonnis van de kantonrechter in Amsterdam op 4 april 2014, parketnummer 13-076168-13 voorwaardelijk opgelegde geldboete van € 440,-, subsidiair 8 dagen hechtenis, en eveneens de tenuitvoerlegging gelast van een hechtenis van 4 weken, zoals eerder voorwaardelijk is opgelegd door het hof Den Haag bij arrest van 17 april 2013, parketnummer 22-004598-12, met dien verstande dat deze is vervangen door een taakstraf voor de duur van 100 uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door 50 dagen hechtenis.
Namens de verdachte heeft mr. L.E.G. van der Hut, advocaat te ’s-Gravenhage, één middel van cassatie voorgesteld.
Het middel klaagt over de toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van de door het hof Den Haag bij arrest van 17 april 2013, parketnummer 22-004598-12 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, nu de door het hof bevolen vervangende hechtenis de duur van de niet ten uitvoer gelegde vrijheidsstraf overstijgt.
De bestreden uitspraak houdt ten aanzien van de in het middel genoemde toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging het volgende in:
“BESLISSING
(…)
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij arrest van het gerechtshof Den Haag van 17 april 2013, parketnummer 22-004598-12, te weten van hechtenis voor de duur van vier weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, te vervangen door: taakstraf voor de duur van 100 (honderd) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door 50 (vijftig) dagen hechtenis.”
5. Op grond van artikel 14g, tweede lid, Sr kan de rechter een taakstraf gelasten in plaats van een last te geven tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke vrijheidsstraf. De duur van die taakstraf bedraagt ten hoogste 240 uur.1.Het hof heeft de tenuitvoerlegging gelast van de door het hof Den Haag bij arrest van 17 april 2013, parketnummer 22-004598-12, voorwaardelijk opgelegde hechtenis voor de duur van vier weken en deze vervangen door een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis. Een redelijke wetsuitleg brengt evenwel mee dat het de rechter niet vrij staat om voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, op de voet van art. 22d Sr vervangende hechtenis op te leggen die de duur van de niet tenuitvoergelegde vrijheidsstraf overstijgt.2.
6. Het middel is terecht voorgesteld. De Hoge Raad kan de zaak zelf afdoen door te bevelen dat de vervangende hechtenis achtentwintig dagen beloopt.
7. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
8. Deze conclusie strekt ertoe dat de bestreden uitspraak zal worden vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de duur van de bij de aan de verdachte opgelegde taakstraf bevolen vervangende hechtenis ten aanzien van de zaak met parketnummer 22-004598-12, dat de Hoge Raad zal bepalen dat de vervangende hechtenis achtentwintig dagen beloopt, en dat het beroep voor het overige zal worden verworpen.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
plv. AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 03‑04‑2018
Vgl. HR 18 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:383; HR 1 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:776, NJ 2014/207 en HR 9 mei 2017, ECLI:NL:HR:2017:831, NJ 2017/261 m.nt. Kooijmans.