Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2023/2405 inzake het waarborgen van een gelijk speelveld voor duurzaam luchtvervoer (ReFuelEU Luchtvaart)
Artikel 5 Tankverplichting voor luchtvaartuigexploitanten
Geldend
Geldend vanaf 20-11-2023
- Bronpublicatie:
18-10-2023, PbEU L 2023, 2023/2405 (uitgifte: 31-10-2023, regelingnummer: 2023/2405)
- Inwerkingtreding
20-11-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-10-2023, PbEU L 2023, 2023/2405 (uitgifte: 31-10-2023, regelingnummer: 2023/2405)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Lucht
Vervoersrecht / Luchtvervoer
Milieurecht / Energie
1.
De hoeveelheid luchtvaartbrandstof die jaarlijks door een bepaalde luchtvaartuigexploitant wordt getankt op een bepaalde Unieluchthaven, bedraagt minstens 90 % van de jaarlijks vereiste luchtvaartbrandstof.
2.
Een luchtvaartuigexploitant mag onder de in lid 1 van dit artikel vermelde drempel zakken indien dit nodig is voor de naleving van de toepasselijke brandstofveiligheidsvoorschriften. In dergelijke gevallen motiveert de betrokken luchtvaartuigexploitant tegenover de in artikel 11, lid 6, bedoelde bevoegde autoriteiten en het Agentschap naar behoren waarom hij onder die drempel is gezakt, met een indicatie van de getroffen routes. Die informatie wordt opgenomen in het in artikel 8 bedoelde rapport. De bijbehorende brandstofhoeveelheden worden afzonderlijk gerapporteerd overeenkomstig artikel 8.
3.
Bij wijze van uitzondering kan een luchtvaartuigexploitant, in naar behoren gemotiveerde gevallen de in artikel 11, lid 6, bedoelde bevoegde autoriteiten verzoeken om tijdelijke vrijstelling van de in lid 1 van dit artikel vastgestelde verplichting voor vluchten op een specifieke bestaande of nieuwe route van minder dan 850 kilometer, of 1 200 kilometer voor routes naar luchthavens op eilanden zonder spoor- of wegverbindingen, die vertrekken vanaf een Unieluchthaven. Die afstand wordt gemeten volgens de groot-cirkelmethode.
Een dergelijk verzoek wordt ten minste drie maanden voor de datum van toepassing van de beoogde vrijstelling ingediend, samen met een gedetailleerde en adequate motivering. Een dergelijke vrijstelling moet beperkt blijven tot de volgende situaties:
- a)
ernstige en terugkerende operationele problemen bij het tanken van luchtvaartuigen op de desbetreffende Unieluchthaven, waardoor luchtvaartuigexploitanten niet binnen een redelijke termijn retourvluchten kunnen uitvoeren, of
- b)
structurele problemen met de levering van luchtvaartbrandstof als gevolg van de geografische kenmerken van een bepaalde Unieluchthaven, die leiden tot aanzienlijk hogere prijzen van luchtvaartbrandstoffen dan gemiddeld voor vergelijkbare soorten luchtvaartbrandstoffen op andere Unieluchthavens worden toegepast, met name als gevolg van specifieke beperkingen op het gebied van het brandstofvervoer of de beperkte beschikbaarheid van brandstoffen op die Unieluchthaven, waardoor de betrokken luchtvaartuigexploitant een aanzienlijk concurrentienadeel ondervindt ten opzichte van de marktomstandigheden op andere Unieluchthavens met vergelijkbare mededingingskenmerken.
4.
De bevoegde autoriteiten zullen dat verzoek beoordelen. In het licht van de verstrekte motivering kunnen zij om aanvullende informatie verzoeken.
5.
De bevoegde autoriteiten nemen onverwijld en uiterlijk één maand vóór de datum van toepassing van de beoogde vrijstelling een besluit over dat verzoek. Indien de bevoegde autoriteiten overeenkomstig lid 4 om aanvullende informatie verzoeken, wordt de termijn voor het nemen van een besluit door de bevoegde autoriteiten opgeschort totdat de luchtvaartuigexploitant alle informatie heeft verstrekt.
De verleende vrijstelling heeft een beperkte geldigheidsduur van ten hoogste een jaar, waarna zij op verzoek van de luchtvaartuigexploitant wordt geëvalueerd.
6.
De bevoegde autoriteiten nemen een besluit om elk eerste overeenkomstig lid 3 ingediend vrijstellingsverzoek te aanvaarden of af te wijzen. Indien een dergelijk besluit niet binnen de in lid 5 vastgestelde termijn wordt genomen, wordt dit niet beschouwd als een besluit waarbij de gevraagde vrijstelling wordt toegestaan. Het uitblijven van een besluit met betrekking tot een verzoek om verlenging van een bestaande vrijstelling, op voorwaarde dat een dergelijk verzoek vergezeld gaat van een gedetailleerde en adequate motivering, tot uiterlijk één maand voor de datum van de voorgenomen verlenging, wordt beschouwd als een besluit tot machtiging om de gevraagde vrijstelling te blijven toepassen.
7.
De luchtvaartuigexploitant heeft het recht beroep in te stellen tegen een besluit van de bevoegde autoriteiten waarbij een verzoek om vrijstelling wordt afgewezen.
8.
De bevoegde autoriteiten stellen de Commissie in kennis van de lijst van toegestane en afgewezen vrijstellingen, met opgave van de redenen voor het besluit en de beoordeling waarop het is gebaseerd. De Commissie publiceert de lijst van toegestane vrijstellingen en actualiseert die lijst ten minste eenmaal per jaar.
9.
Na een schriftelijke klacht van een lidstaat, een luchtvaartuigexploitant, de betrokken Unieluchthavenbeheerder of van een leverancier van luchtvaartbrandstof, of op eigen initiatief, kan de Commissie, na beoordeling van de motivering van de op grond van lid 5 van dit artikel verleende vrijstelling in het licht van de criteria in lid 3 van dit artikel, uitvoeringshandelingen vaststellen waarbij de bevoegde autoriteit of autoriteiten wordt verzocht een besluit tot intrekking van die vrijstelling vast te stellen vanaf het begin van de volgende dienstregelingsperiode in de zin van artikel 2, punt d), van Verordening (EEG) nr. 95/93 van de Raad (1). Wanneer die dienstregelingsperiode minder dan twee maanden na de bekendmaking van het besluit start, wordt het besluit tot intrekking van de vrijstelling van toepassing vanaf het begin van de volgende dienstregelingsperiode. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 16, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.
10.
Om de in lid 9 bedoelde uitvoeringshandelingen te kunnen vaststellen, kan de Commissie de lidstaten en luchtvaartuigexploitanten om alle nodige informatie verzoeken. De lidstaten en luchtvaartuigexploitanten verstrekken deze informatie onverwijld. De lidstaten faciliteren de informatieverstrekking door luchtvaartuigexploitanten.
11.
De Commissie stelt uiterlijk op 1 september 2024 richtsnoeren vast voor de toepassing van de in dit artikel bedoelde vrijstellingen. Dergelijke richtsnoeren bevatten elementen die een luchtvaartuigexploitant moet verstrekken om die vrijstellingen te rechtvaardigen.
Voetnoten
Verordening (EEG) nr. 95/93 van de Raad van 18 januari 1993 betreffende gemeenschappelijke regels voor de toewijzing van ‘slots’ op communautaire luchthavens (PB L 14 van 22.1.1993, blz. 1).