Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2016/1036 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (codificatie)
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 20-07-2016
- Bronpublicatie:
08-06-2016, PbEU 2016, L 176 (uitgifte: 30-06-2016, regelingnummer: 2016/1036)
- Inwerkingtreding
20-07-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
08-06-2016, PbEU 2016, L 176 (uitgifte: 30-06-2016, regelingnummer: 2016/1036)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Algemeen
Internationaal publiekrecht / Vrij verkeer
Ondernemingsrecht / Economische ordening
Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (codificatie)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, lid 2,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (1),
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad (2) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd (3). Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van die verordening te worden overgegaan.
- (2)
De Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VI van de Algemene Overeenkomst betreffende Tarieven en Handel 1994 (hierna ‘antidumpingovereenkomst van 1994’ genoemd), bevat gedetailleerde bepalingen, meer bepaald met betrekking tot de berekening van de dumping, de procedures voor de opening en de verrichting van een onderzoek, met inbegrip van de vaststelling van de feiten en de behandeling van de gegevens, de instelling van voorlopige maatregelen, de instelling en de inning van antidumpingrechten, de duur en de herziening van antidumpingmaatregelen en de openbaarmaking van informatie betreffende het antidumpingonderzoek.
- (3)
Ter verzekering van een correcte en doorzichtige uitvoering van de regels van de antidumpingovereenkomst van 1994, dienen de bewoordingen van die overeenkomst zoveel mogelijk in het Unierecht tot uitdrukking te komen.
- (4)
Het is bij de toepassing van de bepalingen van de antidumpingovereenkomst van 1994 van wezenlijk belang, ter handhaving van het evenwicht tussen rechten en verplichtingen waarin werd voorzien door de Algemene Overeenkomst betreffende Tarieven en Handel (hierna ‘GATT’ genoemd), dat de Unie rekening houdt met de interpretatie van de desbetreffende bepalingen door haar belangrijkste handelspartners.
- (5)
Het is dienstig, duidelijke en gedetailleerde bepalingen betreffende de berekening van de normale waarde vast te stellen en in het bijzonder voor te schrijven dat deze steeds op de representatieve verkoop in het kader van normale handelstransacties in het land van uitvoer gebaseerd dient te zijn. Het verdient aanbeveling een nadere omschrijving te geven van het begrip ‘geassocieerde partijen’ in het kader van de vaststelling van dumping. Het is wenselijk nader aan te geven onder welke omstandigheden de verkoop op de binnenlandse markt wordt geacht met verlies te hebben plaatsgevonden en derhalve buiten beschouwing kan worden gelaten en onder welke omstandigheden van de resterende verkopen, van de door berekening vastgestelde normale waarde of de verkoop aan een derde land kan worden uitgegaan. Het is eveneens dienstig in een correcte kostenallocatie te voorzien, onder meer voor de startfase van een bepaalde productie, en in een nadere omschrijving van het begrip ‘startfase’ en de omvang en wijze van kostenallocatie. Bij het door berekening vaststellen van de normale waarde, is het tevens noodzakelijk aan te geven op welke wijze de bedragen voor verkoopkosten, algemene kosten en administratiekosten worden vastgesteld en welke winstmarge in een dergelijke waarde wordt ingecalculeerd.
- (6)
Het verdient voor de vaststelling van de normale waarde voor landen zonder markteconomie aanbeveling, in regels te voorzien voor de keuze van een geschikt derde land met markteconomie dat te dien einde dient te worden gebruikt, en te bepalen dat, wanneer geen geschikt derde land kan worden gevonden, de normale waarde op elke andere redelijke grondslag kan worden vastgesteld.
- (7)
Het is noodzakelijk een nadere omschrijving te geven van het begrip ‘uitvoerprijs’ en aan te geven welke correcties dienen te worden toegepast wanneer het noodzakelijk wordt geacht deze prijs samen te stellen op basis van de eerste prijs op de vrije markt.
- (8)
Het verdient aanbeveling, om tot een billijke vergelijking tussen de uitvoerprijs en de normale waarde te komen, melding te maken van alle factoren die van invloed kunnen zijn op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen en nauwkeurig aan te geven wanneer en hoe correcties moeten worden toegepast, rekening houdend met het feit dat dubbele correcties moeten worden vermeden. Het is voorts noodzakelijk te bepalen, dat voor deze vergelijking gemiddelde prijzen mogen worden gebruikt, hoewel individuele uitvoerprijzen met een gemiddelde normale waarde mogen worden vergeleken indien de eerstgenoemde prijzen per afnemer, gebied of periode verschillen.
- (9)
Het is wenselijk, duidelijk en gedetailleerd aan te geven welke factoren relevant kunnen zijn ter bepaling, of de invoer met dumping aanmerkelijke schade heeft veroorzaakt dan wel dreigt te veroorzaken. Bij het aantonen van het oorzakelijk verband tussen de omvang en de prijzen van de betrokken invoer en de schade die de bedrijfstak van de Unie lijdt, dient aandacht te worden geschonken aan de gevolgen van andere factoren en in het bijzonder aan de marktomstandigheden in de Unie.
- (10)
Het is dienstig het begrip ‘bedrijfstak van de Unie’ te omschrijven en te bepalen dat met exporteurs verbonden partijen van de begripsomschrijving kunnen worden uitgesloten. Ook het begrip ‘verbonden’ dient te worden gedefinieerd. Het is eveneens noodzakelijk te bepalen dat antidumpingmaatregelen ten behoeve van producenten in een gebied van de Unie kunnen worden genomen, en aan te geven wat onder dat gebied wordt verstaan.
- (11)
Het is noodzakelijk aan te geven wie een klacht wegens dumping mag indienen en in welke mate deze door de bedrijfstak van de Unie dient te worden gesteund en te bepalen welke gegevens over dumping, schade en het verband daartussen in die klacht moeten zijn opgenomen. Het is tevens wenselijk de procedures voor de afwijzing van klachten of de inleiding van procedures te omschrijven.
- (12)
Er dient te worden bepaald hoe de belanghebbenden ervan in kennis worden gesteld welke informatie de autoriteiten nodig hebben. De belanghebbenden moeten voldoende tijd hebben om het nodige bewijsmateriaal over te leggen en moeten in de gelegenheid worden gesteld hun belangen te verdedigen. Het is bovendien wenselijk de bij het onderzoek te volgen regels en procedures duidelijk aan te geven en in het bijzonder te bepalen dat de belanghebbende zich binnen de gestelde termijn kenbaar dienen te maken, hun standpunt naar voren dienen te brengen en informatie dienen te verstrekken. Dergelijke standpunten en informatie worden slechts in aanmerking genomen indien zij binnen de gestelde termijn worden voorgelegd. Het is bovendien wenselijk te bepalen op welke voorwaarden een belanghebbende toegang heeft tot en opmerkingen kan maken over op de door andere belanghebbenden verschafte informatie. De lidstaten dienen met de Commissie samen te werken bij het verzamelen van deze informatie.
- (13)
Het is noodzakelijk te bepalen onder welke omstandigheden voorlopige rechten kunnen worden ingesteld en deze mogen niet eerder dan 60 dagen en niet later dan negen maanden na de inleiding van de procedure worden ingesteld. Het is om administratieve redenen tevens noodzakelijk te bepalen dat dergelijke rechten in alle gevallen door de Commissie kunnen worden ingesteld, hetzij onmiddellijk voor een periode van negen maanden, hetzij in twee fasen van respectievelijk zes en drie maanden.
- (14)
Het is noodzakelijk procedures vast te stellen voor de aanvaarding van verbintenissen die een einde maken aan dumping en schade in plaats van de instelling van voorlopige of definitieve rechten. Het is tevens wenselijk aan te geven, welke consequenties aan de schending of de opzegging van een verbintenis zijn verbonden en te bepalen dat voorlopige rechten kunnen worden ingesteld wanneer het vermoeden bestaat dat een verbintenis wordt geschonden of wanneer nader onderzoek noodzakelijk is om aanvullende gegevens te verzamelen. Bij de aanvaarding van verbintenissen moet erop worden toegezien dat de voorgestelde verbintenissen en de naleving daarvan niet in strijd met de mededinging zijn.
- (15)
Het is noodzakelijk voor te schrijven dat antidumpingzaken, hetzij zonder dat maatregelen worden ingesteld, hetzij door de instelling van definitieve maatregelen, normaal binnen twaalf maanden en in ieder geval niet later dan 15 maanden na de opening van het onderzoek dienen te worden beëindigd.
- (16)
Een onderzoek of procedure dient te worden beëindigd wanneer de dumping minimaal of de schade te verwaarlozen is en deze omstandigheden dienen nader te worden omschreven. Wanneer maatregelen noodzakelijk zijn, dienen bepalingen betreffende de beëindiging van het onderzoek te worden vastgesteld en dient te worden voorgeschreven dat de maatregelen lager moeten zijn dan de dumpingmarge indien een dergelijk lager bedrag de schade zou wegnemen en ook dient de wijze van berekening van de hoogte van de maatregelen in het geval van een steekproefonderzoek te worden vastgesteld.
- (17)
Het is noodzakelijk te voorzien in de inning van voorlopige rechten met terugwerkende kracht, indien nodig, en de omstandigheden te bepalen die aanleiding geven tot de toepassing van rechten met terugwerkende kracht, teneinde de ondermijning van de definitief te nemen maatregelen te vermijden. Het is bovendien noodzakelijk te bepalen dat in geval van schending of intrekking van verbintenissen eveneens rechten met terugwerkende kracht kunnen worden toegepast.
- (18)
Het is noodzakelijk te bepalen dat maatregelen na vijf jaar vervallen, tenzij bij een nieuw onderzoek blijkt dat zij moeten worden gehandhaafd. In gevallen waarin voldoende bewijsmateriaal in verband met gewijzigde omstandigheden wordt overgelegd, dient tevens te worden voorzien in tussentijdse nieuwe onderzoeken of onderzoeken om te bepalen of terugbetaling van antidumpingrechten gerechtvaardigd is. Het is tevens dienstig te bepalen dat, bij de herberekening van dumping die een samenstelling van de uitvoerprijzen noodzakelijk maakt, de rechten niet worden behandeld als tussen de invoer en de wederverkoop gemaakte kosten indien die rechten tot uitdrukking is gebracht in de prijzen van de producten die in de Unie aan maatregelen zijn onderworpen.
- (19)
Er moet uitdrukkelijk worden voorzien in de mogelijkheid van een herwaardering van de uitvoerprijzen en de dumpingmarges wanneer de exporteur door middel van een compenserende regeling het recht voor eigen rekening neemt en de maatregelen niet worden weerspiegeld in de prijzen van de producten die in de Unie aan maatregelen zijn onderworpen.
- (20)
De antidumpingovereenkomst van 1994 bevat geen bepalingen met betrekking tot de ontwijking van antidumpingmaatregelen, hoewel een afzonderlijk ministerieel besluit in het kader van de GATT ontwijking als probleem onderkent en dit ter behandeling naar de antidumpingcommissie van de GATT heeft verwezen. Aangezien bij de multilaterale handelsbesprekingen nog geen oplossing voor dit probleem is gevonden en in afwachting van het resultaat van de doorverwijzing naar de antidumpingcommissie van de Wereldhandelsorganisatie (hierna ‘WTO’ genoemd), dienen in de Uniewetgeving bepalingen te worden opgenomen om bepaalde praktijken, zoals de loutere assemblage van producten in de Unie of in een derde land, tegen te gaan die hoofdzakelijk de ontwijking van antidumpingmaatregelen ten doel hebben.
- (21)
Het is eveneens wenselijk nader te omschrijven welke praktijken ontwijking van de geldende maatregelen inhouden. Ontwijking kan zowel binnen als buiten de Unie plaatsvinden. Daarom moet worden vastgelegd dat vrijstellingen van de eventueel reeds aan importeurs verleende uitgebreide rechten ook aan exporteurs kunnen worden verleend wanneer rechten worden toegepast om ontwijking buiten de Unie te bestrijden.
- (22)
Het is dienstig te voorzien in de mogelijkheid tot schorsing van antidumpingmaatregelen in geval van tijdelijke wijzigingen in de marktomstandigheden die de toepassing van dergelijke maatregelen tijdelijk inopportuun maken.
- (23)
Het is noodzakelijk te voorzien in de mogelijkheid tot registratie bij invoer van goederen die aan onderzoek zijn onderworpen, zodat achteraf maatregelen ten aanzien van deze invoer kunnen worden toegepast.
- (24)
De lidstaten dienen toezicht te houden op de invoer van de aan een onderzoek en maatregelen onderworpen goederen om de naleving van de maatregelen te waarborgen en zij dienen hun bevindingen hieromtrent evenals de uit hoofde van deze verordening geïnde bedragen aan rechten aan de Commissie mede te delen.
- (25)
Het is dienstig te bepalen dat controlebezoeken dienen plaats te vinden ter verificatie van de toegezonden informatie betreffende dumping en schade, met dien verstande dat dergelijke bezoeken afhankelijk worden gesteld van de wijze waarop de vragenlijsten zijn ingevuld.
- (26)
Teneinde ervoor te zorgen dat onderzoeken binnen de gestelde termijnen worden voltooid, is het van wezenlijk belang te bepalen dat, wanneer het aantal partijen of transacties groot is, een onderzoek steekproefsgewijze mag worden uitgevoerd.
- (27)
Het is noodzakelijk te bepalen dat voor belanghebbenden die niet voldoende medewerking aan het onderzoek verlenen, andere informatie kan worden gebruikt en dat dergelijke informatie voor de betrokken belanghebbenden minder gunstig kan zijn dan in het geval waarin zij wel medewerking aan het onderzoek hadden verleend.
- (28)
Bepalingen betreffende de vertrouwelijke behandeling van informatie dienen te worden vastgesteld om de openbaarmaking van zakengeheimen te voorkomen.
- (29)
Het is van wezenlijk belang te voorzien in de mededeling van de belangrijkste feiten en overwegingen aan de partijen die voor een dergelijke behandeling in aanmerking komen en dat deze mededeling, met inachtneming van het in de Unie geldende besluitvormingsproces, tijdig dient plaats te vinden, zodat de belanghebbenden hun belangen kunnen verdedigen.
- (30)
Het verdient aanbeveling te voorzien in een administratieve regeling waarbij argumenten naar voren kunnen worden gebracht met betrekking tot de vraag of maatregelen in het belang van de Unie en van de consument zijn, termijnen vast te stellen waarbinnen dergelijke gegevens dienen te worden verstrekt en nadere bepalingen op te nemen betreffende de rechten van de belanghebbenden ten aanzien van de openbaarmaking van gegevens.
- (31)
De uitvoering van deze verordening vereist eenvormige voorwaarden voor de vaststelling van voorlopige en definitieve rechten, en voor het beëindigen van een onderzoek zonder maatregelen. Deze maatregelen moeten door de Commissie worden vastgesteld overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (4).
- (32)
De raadplegingsprocedure moet worden toegepast voor de vaststelling van voorlopige maatregelen, gelet op de effecten van dergelijke maatregelen en de sequentiële logica ervan met betrekking tot de vaststelling van definitieve maatregelen. De raadplegingsprocedure moet ook worden toegepast voor de aanvaarding van verbintenissen, het al dan niet openen van nieuwe onderzoeken in verband met het vervallen van de maatregelen, de schorsing van maatregelen, de verlenging van de schorsing van maatregelen en de wederinvoering van maatregelen, gelet op de effecten van dergelijke maatregelen in vergelijking met de definitieve maatregelen. Als vertraging bij de oplegging van maatregelen schade zou veroorzaken die moeilijk te herstellen zou zijn, moet de Commissie onmiddellijk toepasselijke voorlopige maatregelen kunnen nemen,
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Voetnoten
Standpunt van het Europees Parlement van 10 mei 2016 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 30 mei 2016.
Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51).
Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de voorschriften en algemene beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).