HR, 22-12-2017, nr. 17/03326
ECLI:NL:HR:2017:3227, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
22-12-2017
- Zaaknummer
17/03326
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
Beroepschrift, Hoge Raad, 22‑12‑2017
ECLI:NL:HR:2017:3227, Uitspraak, Hoge Raad, 22‑12‑2017; (Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHDHA:2017:1756, (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
- Vindplaatsen
NLF 2018/0028 met annotatie van Peter van der Muur
V-N 2018/2.27 met annotatie van Redactie
Belastingblad 2018/37 met annotatie van J.A. Monsma
NTFR 2018/36 met annotatie van Mr. A. Dinée
Beroepschrift 22‑12‑2017
Edelhoogachtbaar College,
Hierbij doe ik u met verschuldigde eerbied een beroepschrift in cassatie toekomen gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's‑Gravenhage (hierna: het Hof) van 14 juni 2017, zaaknummer BK-17/00039. Een afschrift van deze uitspraak is als bijlage bij dit beroepschrift gevoegd.
1. Bevoegdheid
In het Besluit mandaat, volmacht en machtiging Rotterdam 2016 is door het college van burgemeester en wethouders in paragraaf 9 de algemeen directeur bevoegd verklaard om te beslissen tot het instellen van beroep in een cassatieprocedure.
Aan de concerndirecteur Dienstverlening is ondermandaat, ondervolmacht en ondermachtiging verleend tot de in paragraaf 9 van het MVMR 2016 genoemde bevoegdheden in het ‘Besluit ondermandaat, ondervolmacht en ondermachtiging van de algemeen directeur 2016’.
In artikel 12 van het ‘Besluit Ondermandaat Concerndirecteur Dienstverlening 2016’ heeft de Concerndirecteur Dienstverlening ondermandaat verleend aan de directeur van de vakeenheid Belastingen.
2. Inleiding
Deze procedure heeft betrekking op een aanslag leges omgevingsvergunning die door de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam is opgelegd aan [X] voor een bedrag van € 1.580,00. Grondslag voor deze aanslagen is de Verordening leges omgevingsvergunning 2015 (hierna: de Verordening).
3. Klacht
Door uw Raad is bij arrest van 30 juni 2017, nr. 16/05127 dezelfde tarievenstructuur van de leges omgevingsvergunning beoordeeld in een procedure betreffende het belastingjaar 2013. Daarbij werd overwogen:
‘2.3.1.
Het tweede middel bestrijdt het oordeel van het Hof dat sprake is van een willekeurige en onredelijke legesheffing die de wetgever niet op het oog kan hebben gehad.
2.3.2.
Bij de behandeling van het middel wordt vooropgesteld dat de wetgever aan gemeenten de bevoegdheid heeft gegeven om, behoudens het verbod op het hanteren van draagkracht als verdelingsmaatstaf en met inachtneming van de in de wet opgenomen beperkingen, zelf de in de belastingverordeningen op te nemen heffingsmaatstaven te kiezen voor de gemeentelijke belastingen en rechten. Het staat de gemeenten in beginsel vrij die heffingsmaatstaven op te nemen die zich het beste verstaan met het gemeentelijke beleid en de plaatselijke praktijk van de belastingheffing (zie de onderdelen 4.11 tot en met 4.17 van de conclusie van de Advocaat-Generaal). Voor de heffing van leges mogen de gemeenten daarom het tarief afhankelijk maken van de bouwsom, maar ook een andere wijze van bepaling van het tarief is toegestaan. Voor onverbindendverklaring is slechts plaats indien een regeling is getroffen die in strijd is met de wet of enig algemeen rechtsbeginsel (vgl. HR 14 augustus 2009, nr. 43120, ECLI:NL:HR:2009:BI1943, BNB 2009/276).
2.3.3.
Gelet op de hiervoor in 2.3.2 vermelde vooropstellingen staat het gemeenten vrij om voor leges tariefklassen te hanteren die gerelateerd zijn aan de hoogte van de bouwsom (vgl. HR 4 april 2014, nr. 12/05118, ECLI:NL:HR:2014:780, BNB 2014/149). Een dergelijke bepaling van het tarief is niet in strijd met de wet of met enig algemeen rechtsbeginsel.
De verschillen in belasting die in het onderhavige geval in de tabel worden gemaakt tussen de verschillende tariefklassen, zijn ook niet zodanig dat daardoor een inbreuk wordt gemaakt op het gelijkheidsbeginsel of op enig ander rechtsbeginsel.
2.3.4.
Het middel slaagt. Daaruit volgt dat het eerste middel geen behandeling behoeft. De Hoge Raad kan de zaak afdoen omdat niet in geschil is dat de heffingen zijn opgelegd in overeenstemming met de Verordening en de tabel’.
Ik ben dan ook van oordeel dat ook de aan de in deze procedure bestreden aanslag leges omgevingsvergunning ten grondslag liggende tarieventabel verbindende kracht heeft en de uitspraak van het Hof Den Haag dient te worden vernietigd. De bestreden aanslag moet worden gehandhaafd.
Uitspraak 22‑12‑2017
Inhoudsindicatie
Bouwleges zaagtandtarief. Verwijzing naar HR ECLI:NL:HR:2017:1174.
Partij(en)
22 december 2017
nr. 17/03326
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam te Rotterdam (hierna: het College) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 14 juni 2017, nr. BK‑17/00039, op het hoger beroep van de heffingsambtenaar tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam (nr. ROT 16/2446) betreffende de van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) geheven leges. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
1. Geding in cassatie
Het College heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend en daarbij tevens incidenteel beroep in cassatie ingesteld. Aangezien dit geschrift bij de Hoge Raad na afloop van de daartoe gestelde termijn is ingediend, slaat de Hoge Raad op dit stuk geen acht.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
2.1.1.
Belanghebbende heeft in april 2015 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het terugplaatsen van een dakopbouw op een pand te [Z]. Als geschatte bouwkosten heeft hij opgegeven € 7240 exclusief omzetbelasting. De heffingsambtenaar is uitgegaan van een bouwsom van € 44.800 en heeft van belanghebbende voor het in behandeling nemen van de aanvraag € 1580 aan leges geheven.
2.1.2.
Bij uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar de bouwsom waarnaar de leges zijn berekend en de verschuldigde leges nader vastgesteld op € 35.399 respectievelijk € 1072.
2.1.3.
De onderhavige leges zijn geheven op basis van de tarieventabel (hierna: de tabel) die behoort bij de Verordening leges omgevingsvergunning 2015. In de tabel zijn vaste legesbedragen vastgesteld voor een bepaalde bandbreedte aan bouwkosten (tariefklasse), waarbij de legesbedragen hoger worden indien een hogere tariefklasse van toepassing is.
2.2.1.
De klacht bestrijdt het oordeel van het Hof dat sprake is van een onredelijke en willekeurige belastingheffing die de wetgever niet op het oog kan hebben gehad.
2.2.2.
De klacht slaagt (zie HR 30 juni 2017, nr. 16/05127, ECLI:NL:HR:2017:1174).
2.2.3.
Voorts heeft belanghebbende voor de Rechtbank drie standpunten ingenomen inhoudende dat het terugplaatsen van de dakopbouw vergunningvrij is, dat de bouwsom € 14.904,81 bedraagt en dat ten laste van hem tweemaal leges zijn geheven. Verwijzing moet volgen voor de behandeling van deze door de Rechtbank onbehandeld gelaten geschilpunten. Daarbij verdient opmerking dat de heffing van leges achterwege moet blijven indien juist is de stelling van belanghebbende dat het terugplaatsen van de dakopbouw vergunningvrij is.
3. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof,
verwijst het geding naar het Gerechtshof Amsterdam ter behandeling en beslissing van de door de Rechtbank onbehandeld gelaten geschilpunten.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 22 december 2017.