Hof Amsterdam, 21-12-2012, nr. 200.117.444/01 OK
ECLI:NL:GHAMS:2012:BY9046
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
21-12-2012
- Zaaknummer
200.117.444/01 OK
- LJN
BY9046
- Roepnaam
Ondernemingsraad VLM/Cityjet
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2012:BY9046, Uitspraak, Hof Amsterdam, 21‑12‑2012; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Wetingang
- Vindplaatsen
TRA 2013/39 met annotatie van I. Zaal
JAR 2013/67 met annotatie van mr. I.A. Haanappel-van der Burg
AR-Updates.nl 2013-0069
OR-Updates.nl 2013-0034
VAAN-AR-Updates.nl 2013-0069
Uitspraak 21‑12‑2012
Inhoudsindicatie
Uitspraak Ondernemingskamer 21 december 2012; de ONDERNEMINGSRAAD VAN VLM NEDERLAND B.V. / CITYJET LTD c.s.
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
BESCHIKKING in de zaak met zaaknummer 200.117.444/01 OK van
de ONDERNEMINGSRAAD VAN VLM NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
VERZOEKER,
advocaat: mr. M. Reijrink, kantoorhoudende te Tilburg,
t e g e n
1. de rechtspersoon naar buitenlands recht CITYJET LTD,
gevestigd te Dublin, Ierland,
VERWEERSTER,
advocaat: mrs. I.J. de Laat en E.C. van Fenema, kantoorhoudende te Amsterdam,
2. de rechtspersoon naar buitenlands recht VLM AIRLINES N.V.,
gevestigd te Antwerpen, België,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid VLM NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
VERWEERSTERS,
advocaten: mrs. H.M.J. Bogaard en S.M. Bartman, kantoorhoudende te Amsterdam.
1. Het verloop van het geding
1.1 Partijen zullen als volgt worden aangeduid:
- verzoeker de ondernemingsraad
- verweerster 1 CityJet
- verweerster 2 VLM Airlines
- verweerster 3 VLM Nederland
- verweersters 2 en 3 VLM c.s.
- verweersters 1, 2 en 3 verweersters
1.2 De ondernemingsraad heeft bij op 28 november 2012 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verzoekschrift met producties beroep ingesteld tegen "het besluit respectievelijk de besluiten" van verweersters tot "(kortweg) het stopzetten van de route Eindhoven London City en het opheffen van de basis Eindhoven voor activiteiten van VLM."
De ondernemingsraad heeft de Ondernemingskamer verzocht om bij beschikking voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, zakelijk weergegeven:
- te verklaren dat verweersters niet in redelijkheid tot de bestreden besluiten hebben kunnen komen,
- verweersters de verplichting op te leggen om de besluiten in te trekken alsmede alle gevolgen van de besluiten ongedaan te maken en
- verweersters te verbieden om handelingen te verrichten ter uitvoering van het besluit of onderdelen daarvan.
1.3 VLM c.s. hebben bij op 3 december 2012 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verweerschrift met producties de Ondernemingskamer verzocht het verzoek af te wijzen.
1.4 CityJet heeft bij op 3 december 2012 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verweerschrift met producties de Ondernemingskamer verzocht het verzoek af te wijzen.
1.5 Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 6 december 2012. Bij die gelegenheid hebben mrs. Reijrink, De Laat en Bartman voornoemd de standpunten van de onderscheiden partijen toegelicht, ieder aan de hand van – aan de Ondernemingskamer en de wederpartijen overgelegde – aantekeningen. De ondernemingsraad en CityJet hebben nog nadere, tevoren aan de Ondernemingskamer en de andere partijen toegezonden, producties overgelegd. Partijen hebben vragen van de Ondernemingskamer beantwoord.
2. De feiten
De Ondernemingskamer gaat uit van de volgende feiten.
2.1 Verweersters behoren tot de CityJet groep en daarmee tevens tot de meer omvattende Air-France-KLM groep. CityJet houdt 99,99% van de aandelen in VLM Airlines, die op haar beurt 100% van de aandelen in VLM Nederland houdt. CityJet heeft de door haar gehouden aandelen in VLM Airlines in 2007 verworven. Het bestuur van VLM Airlines wordt gevormd door A. White, verder White, M. Collins en C.J.H. Ourmières. VLM Airlines is de bestuurder van VLM Nederland. White is verantwoordelijk voor de dagelijkse gang van zaken van VLM Airlines en daarmee voor die van VLM Nederland. Hij is tevens bestuurder in de zin van artikel 1 lid 1, aanhef en onder e Wet op de ondernemingsraden (WOR) van VLM Nederland.
2.2 Sinds de oprichting in 1992 verzorgden VLM c.s. vluchten op de bestemming London City vanuit verschillende vluchthavens.
2.3 In 2008 heeft CityJet het gebruiksrecht op slots ten behoeve van vluchten op de luchthaven Eindhoven verworven. Artikel 2 aanhef en onder a van de Verordening EEC nr. 95/93 van de Raad van de Europese Unie van 18 januari 1993 definieert een slot als volgt:
"de in een dienstregeling opgenomen aankomst- of vertrektijd die op een bepaalde datum beschikbaar is voor een vliegtuigbeweging dan wel hieraan is toegewezen, op een luchthaven die volgens de bepalingen van deze verordening is gecoördineerd."
Het bezit van het gebruiksrecht op een slot is voorwaarde om – op de desbetreffende tijden – vluchten op de betrokken luchthaven uit te voeren.
2.4 CityJet voerde de route Eindhoven - Londen City aanvankelijk uit in samenwerking met Scott Airways. Sinds januari 2009 laat CityJet deze vluchten uitvoeren door VLM c.s. Daartoe heeft CityJet met VLM Airlines een zogeheten wetleaseovereenkomst gesloten. Krachtens deze overeenkomst dient VLM Airlines voor door CityJet uit te voeren vluchten vliegtuigen en bemanning te leveren overeenkomstig het zogenoemde ACMI model (aircraft, crew, maintenance and insurance). Op die basis stelt VLM Airlines de op haar balans staande vliegtuigen (aircraft) ter beschikking aan CityJet en draagt zij zorg voor het onderhoud (maintenance) en de verzekering van de vliegtuigen (insurance). Het voor de vluchten in te zetten personeel (crew) wordt verschaft door VLM Nederland. Bij deze vluchten wordt gebruik gemaakt van de slots van CityJet. VLM Nederland heeft geen betrokkenheid bij de uitvoering van deze vluchten anders dan door middel van deze inzet van personeel.
2.5 CityJet en VLM c.s. opereren met voormelde vluchten op de zakelijke markt.
2.6 Op 31 januari 2012 heeft VLM Nederland de ondernemingsraad geïnformeerd over het voornemen niet langer op de route Eindhoven - Londen City te vliegen. Op 3 februari 2012 heeft zij de ondernemingsraad om advies gevraagd ten aanzien van het desbetreffende voorgenomen besluit, inhoudende:
"- Opheffing van Eindhoven als basis voor activiteiten van VLM en daarmee tevens stopzetting van de route Eindhoven - Londen City door VLM Airlines.
- Vermindering van benodigde crew in bases EIN/RTM als gevolg van voorgaand besluit en tevens mede als gevolg van het stopzetten van een F50 vliegtuig op de route Antwerpen - Manchester."
De opheffing van de basis en de stopzetting van de route zouden plaatsvinden op 25 maart 2012.
2.7 Omdat Transavia Airlines C.V., verder Transavia, ook behorende tot de Air France/KLM groep, geïnteresseerd bleek te zijn in de slots voor Eindhoven, konden opheffing van de basis Eindhoven en stopzetting van de route Eindhoven - Londen City "met een jaar verdaagd" worden. In verband hiermee heeft VLM Nederland de adviesaanvraag bij brief van 24 februari 2012 aangevuld.
2.8 Vervolgens heeft VLM Nederland de adviesaanvraag gesplitst. Bij brief van 14 maart 2012 heeft zij – met een nadere motivering – advies gevraagd ten aanzien van de Vermindering van benodigde crew (hiervoor onder 2.6 tweede gedachtenstreepje). Het eerste deel van het op 3 februari 2012 gepresenteerde voorgenomen besluit werd opgeschort.
2.9 Bij brief van 3 oktober 2012 heeft VLM Nederland – opnieuw en nader gemotiveerd – advies gevraagd omtrent voormeld eerste deel, thans als volgt geformuleerd:
"Stopzetting van de route Eindhoven (EIN) - Londen City (LCY) door VLM Airlines en daarmee tevens de opheffing van Eindhoven als basis voor activiteiten van VLM"
en wel met ingang van 1 april 2013.
2.10 Bij brief van 31 oktober 2012 heeft de ondernemingsraad zijn – negatieve – advies uitgebracht.
2.11 Bij e-mail van 3 november 2012 heeft VLM Nederland aangekondigd overeenkomstig de adviesaanvraag te zullen besluiten. Daarbij heeft zij tevens het volgende meegedeeld.
"In the course of next week, I will send the works council a decision in which we will elaborate on your negative advice. I can however not stop the slot conference in Toronto that will start on 15 November 2012. As you know the slots are owned by Cityjet Ltd. I also repeat what I have stated in my email dated 24 October 2012, i.e. it is possible that an irreversible act may take place."
2.12 Bij brief van 9 november 2012 heeft White als Managing Director Benelux de ondernemingsraad in kennis gesteld van "het besluit van het bestuur van VLM Nederland B.V. (‘VLM’) tot het stopzetten van de route Eindhoven (EIN) - Londen City (LCY) en daarmee tevens de opheffing van Eindhoven als basis voor activiteiten van VLM".
2.13 Op vordering van de ondernemingsraad heeft de kantonrechter te Rotterdam, oordelend als voorzieningenrechter, bij vonnis van 13 november 2012 aan VLM Nederland en CityJet een verbod opgelegd "om tot 9 december 2012 over te gaan tot uitvoering van het besluit en in het bijzonder tot het verhandelen van de landingsrechten met betrekking tot de basis Eindhoven".
2.14 CityJet heeft zich vervolgens verplicht om op 31 maart 2013 (een aantal van) de betrokken slots aan Transavia over te dragen.
3. De gronden van de beslissing
3.1 CityJet heeft in de eerste plaats opgeworpen, dat CityJet gevestigd is in Dublin, Ierland en dat de Ondernemingskamer gelet op artikel 2 EEX-Verordening daarom niet bevoegd is van dit geschil kennis te nemen. De Ondernemingskamer overweegt hierover als volgt.
Het beroep op de voet van artikel 26 WOR moet worden beschouwd als een geschil met betrekking tot een interne aangelegenheid van een in Nederland in stand gehouden onderneming als bedoeld in artikel 1 lid 1, aanhef en onder c WOR. Naar het oordeel van de Ondernemingskamer kan de behandeling van een dergelijk geschil niet worden aangemerkt als een burgerlijke of handelszaak als bedoeld in artikel 1 lid 1 EEX-Verordening. De Ondernemingskamer verwerpt derhalve dit verweer.
Hierbij heeft de Ondernemingskamer mede in aanmerking genomen, dat een anders luidende opvatting mee zou brengen, dat het stelsel van artikel 25 en 26 WOR in de – frequent voorkomende – gevallen waarin een buitenlandse rechtspersoon de betrokken ondernemer of mede-ondernemer in de zin van artikel 1 lid 1 aanhef en onder d WOR is, niet voldoende tot haar recht zou komen. Overigens is dit oordeel ook in overeenstemming met de in artikel 5 aanhef en onder 5 EEX-Verordening neergelegde regel dat een persoon die woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat ten aanzien van een geschil betreffende de exploitatie van een filiaal, van een agentschap of enige andere vestiging, kan worden opgeroepen in een andere lidstaat voor het gerecht van de plaats waar zij gelegen zijn.
3.2 Ter terechtzitting heeft de ondernemingsraad nader toegelicht, dat het beroep zich – anders dan het gestelde op bladzijde 2 (de alinea boven "Inleiding") en onder 18 van het verzoekschrift in samenhang met het petitum zou doen vermoeden – richt tegen één besluit, te weten het besluit tot het stopzetten van de route Eindhoven - London City en het opheffen van de basis Eindhoven voor activiteiten van VLM, en dat zijn verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen mede betrekking heeft op het besluit de slots op Eindhoven te verhandelen, als een gevolg van het besluit waarvan beroep. Uit hetgeen partijen hebben gesteld blijkt dat het besluit waarvan beroep genomen is op 3 november 2012 en – voorzien van motivering – op 9 november 2012 in de hiervoor onder 2.12 genoemde brief aan de ondernemingsraad bekend is gemaakt.
3.3 De Ondernemingskamer gaat er in het navolgende veronderstellenderwijs vanuit dat VLM Nederland – zoals de ondernemingsraad heeft gesteld – het besluit mede namens VLM Airlines en CityJet heeft genomen.
3.4 De Ondernemingskamer leest in het verzoekschrift de volgende stellingen ter ondersteuning van het beroep van de ondernemingsraad.
a. In de adviesaanvraag wordt de route Eindhoven - Londen City "zonder meer als structureel verliesgevend aangemerkt". Uit de aan de ondernemingsraad verstrekte cijfers blijkt echter "dat er geenszins sprake is van een dermate deplorabele situatie, die de voorgenomen sluiting van Eindhoven zou rechtvaardigen." De gepubliceerde cijfers laten een winst zien voor VLM Nederland. Weliswaar laat Eindhoven "in operationele zin bekeken vanuit het netwerk CityJet (…) een verlies zien, maar met enige inspanning zou gemakkelijk een break even point kunnen worden bereikt."
b. Voorts wordt "in juridische zin door VLM Nederland BV geen verlies (…) geleden en (bestaat) er geen bedrijfseconomische noodzaak (…) om tot maatregelen over te gaan. Dat is inherent aan de wetleaseconstructie."
c. Het besluit valt ook niet te rijmen met het feit dat de vluchten door Transavia zullen worden voortgezet. Bovendien is niet duidelijk waarom de besluitvorming werd opgeschort als handhaving van de vluchten niet in het belang van VLM Nederland is.
d. Er wordt "gegoocheld met de boventalligheid". Steeds worden andere cijfers gepresenteerd. In de adviesaanvraag van 3 oktober 2012 zijn opeens alle 14 in de basis Eindhoven werkzame werknemers boventallig. Dat is bovendien niet te rijmen met de omstandigheid, dat wel nieuwe mensen in training zijn gegaan als cabincrew.
e. De ondernemingsraad heeft "een rammelend en niet volledig sociaal plan" voorgelegd gekregen. Daarin is geen regeling voor herplaatsing opgenomen en aldus wordt de rekening volledige bij VLM Nederland neergelegd.
f. De belangen zijn niet zorgvuldig afgewogen. CityJet heeft geen enkel belang bij het afstoten van de slots en had, in ruil voor de overdracht aan Transavia, kunnen afdwingen dat de personele gevolgen zouden worden ondervangen. Dat heeft zij nagelaten.
Tot zover de bezwaren van de ondernemingsraad.
3.5 VLM c.s. en CityJet hebben verweer gevoerd. De Ondernemingskamer zal deze verweren – voor zover voor de beoordeling van belang – hierna behandelen.
Ad a tot en met c
3.6 In de adviesaanvraag van 3 oktober 2012 heeft VLM Nederland het voorgenomen besluit, zoals dat was afgesplitst, derhalve het besluit tot stopzetting van de route Eindhoven -Londen City en opheffing van Eindhoven als basis voor activiteiten van VLM c.s., vanuit commercieel oogpunt, vanuit capaciteitsoogpunt en vanuit financieel oogpunt toegelicht. VLM c.s. hebben uiteengezet, dat er voor de zakelijke markt met bestemming Londen City vanuit Eindhoven ondanks marketingondersteuning slechts een beperkte, en door de financiële crisis en concurrentie ook verminderende, belangstelling bestaat. Als gevolg van een slechte benutting en een lage bezettingsgraad van de vliegtuigen en daarmee samenhangend een lage benutting van de bemanning zijn de kosten volgens VLM c.s. relatief hoog in verhouding tot de opbrengsten. De route Eindhoven - Londen City is over de jaren 2008 tot en met 2012 steeds verlieslatend geweest, elk jaar met een verlies van meer dan € 1.000.000. Daarin is in de komende jaren geen significante ommekeer in te verwachten, aldus nog steeds VLM c.s..
3.7 De Ondernemingskamer overweegt als volgt.
In feite heeft de ondernemingsraad de kern van de redengeving van het besluit en van het verweer – de route Eindhoven - Londen City is structureel verlieslatend – niet (behoorlijk gemotiveerd) bestreden. Dat VLM Nederland als geheel winst zou maken, zoals de ondernemingsraad stelt, betekent niet, dat het staken van onrendabele activiteiten onredelijk zou zijn. Dat de wetleaseconstructie meebrengt dat CityJet en/of VLM Airlines de verliezen op de exploitatie van de route Eindhoven – Londen City voor hun rekening nemen maakt dit niet anders. In de eerste plaats gaat het hier niet om de verliezen van VLM Nederland maar van het uitvoeren van de betrokken vluchten. Bovendien betekent de omstandigheid dat als gevolg van de wetleaseconstructie het verlies op de exploitatie van de route geheel of grotendeels ten laste komt van Cityjet en/of VLM Airlines – zonder nadere toelichting die ontbreekt – niet dat dit verlies geen rol of slechts een beperkte rol kan spelen bij het besluit tot beëindiging van de route.
Gelet op hetgeen verweersters hebben aangevoerd, heeft de ondernemingsraad de stelling dat relatief makkelijk een break even point zou kunnen worden bereikt onvoldoende toegelicht. Dat een door personeelsleden gevoerde campagne tot het aantrekken van passagiers mogelijk een zeker succes heeft gehad, is onvoldoende om aannemelijk te maken, dat het aanmerkelijke structurele tekort kan worden goedgemaakt.
Uit de omstandigheid dat Transavia belangstelling had voor de slots en deze ook daadwerkelijk zal verwerven, kan – anders dan de ondernemingsraad kennelijk meent – niet worden afgeleid dat de vluchten worden voortgezet of dat de exploitatie van de slots toch – ook voor VLM Nederland – rendabel zou zijn. Transavia zal de slots immers gebruiken voor een andere route met bestemming Eindhoven en bovendien bedient zij anders dan VLM c.s., die zoals overwogen zakelijke vluchten uitvoeren, de toeristische markt. Dit betekent dat een vergelijking niet opgaat. Dat de besluitvorming werd opgeschort, is het gevolg van de bereidheid van Transavia om tot 31 maart 2013 (verweerschrift 22 vermeldt 2012, doch VLM c.s. hebben dit ter terechtzitting gecorrigeerd) de verliezen op de route voor haar rekening te nemen. Dat kan moeilijk anders worden gezien dan als een omstandigheid die ten gunste werkt van het door de ondernemingsraad verdedigde belang om de route langer open te houden.
Ad d en e
3.8 Naar het oordeel van de Ondernemingskamer is het op zichzelf niet onbegrijpelijk dat de 14 op de basis Eindhoven werkzame werknemers bij het opheffen van de betrokken vluchten en het sluiten van de basis als boventallig worden aangemerkt. Het enkele feit, dat bij eerdere adviesaanvragen – met van het thans aan de orde zijnde besluit afwijkende inhoud – de gevolgen voor de werknemers anders werden geregeld, maakt dit niet anders.
Gelet op artikel 25 lid 3 WOR mag van een ondernemer als VLM Nederland in beginsel worden verwacht dat zij een adviesaanvraag met betrekking tot de staking van een activiteit als hier aan de orde vergezeld doet gaan van een sociaal plan, althans van duidelijke en toereikende uitgangspunten voor het opstellen van een dergelijk plan of voor het anderszins behandelen van de gevolgen van de staking. Aan de ondernemingsraad moet worden toegegeven, dat het gepresenteerde concept sociaal plan (productie 13 bij verzoekschrift) bepaald onvoldoende uitgewerkt was. Dat levert op zichzelf een tekortkoming in de besluitvorming op. Uit de stellingen van partijen – zoals op vragen van de Ondernemingskamer ter terechtzitting nader toegelicht – blijkt echter,
- dat VLM Nederland – naar de Ondernemingskamer begrijpt: met instemming van de ondernemingsraad – met de betrokken vakbonden, FNV Bondgenoten en UNC, in gesprek was over een op basis van het concept overeen te komen sociaal plan waarbij de gevolgen voor het Nederlandse personeel waar mogelijk zouden worden weggenomen en waarbij aansluiting zou worden gezocht bij de herplaatsingregeling als opgenomen in de desbetreffende Belgische CAO,
- dat dit overleg (mede) in verband met deze beroepsprocedure is opgeschort,
- maar dat VLM Nederland en de bonden bereid zijn het overleg voort te zetten en in redelijkheid mag worden verwacht dat het overleg tot een oplossing zal leiden.
Gelet op voormelde omstandigheden en voorts gelet op het feit, dat de urgentie met het oog op de hiervoor onder 2.11 bedoelde conferentie in Toronto, die op 15 november 2012 zou starten, hoog was, rechtvaardigt een en ander hier naar het oordeel van de Ondernemingskamer niet de conclusie, dat VLM Nederland bij afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid tot haar besluit heeft kunnen komen.
Daaraan doet niet af, dat VLM Nederland nieuwe mensen voor training als cabincrew heeft aangenomen. VLM c.s. hebben immers toegelicht, dat het hier gaat om – overigens pas na afronding van het trainingsprogramma aan te gane – arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, dat deze bij het toe te passen afspiegelingsbeginsel zullen worden meegeteld, dat daarbij uitgangspunt is dat arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd van rechtswege zullen aflopen en dat derhalve – zo begrijpt de Ondernemingskamer VLM c.s. – het aannemen van de betrokkenen geen nadeel oplevert voor diegenen die thans in Eindhoven werkzaam zijn.
Ad f
3.9 De Ondernemingskamer begrijpt dat de ondernemingsraad van mening is, dat CityJet tegenover de overdracht van de slots aan Transavia had kunnen bedingen dat de personele gevolgen zouden worden ondervangen en dat zij dat heeft nagelaten. Deze stelling mist in ieder geval in zoverre feitelijke grondslag dat Transavia zich – zoals hiervoor reeds werd overwogen – heeft verbonden om de verliezen op de vluchten tot 31 maart 2013 voor haar rekening te nemen, als gevolg waarvan de route langer kan worden opengehouden en de gevolgen voor het personeel zich ook eerst later zullen doen gevoelen. Mede in het licht hiervan heeft de ondernemingsraad naar het oordeel van de Ondernemingskamer haar stelling dat verweersters de betrokken belangen niet zorgvuldig hebben afgewogen, onvoldoende toegelicht.
Ook overigens is niet – voldoende – aannemelijk geworden dat verweersters zich onvoldoende hebben ingespannen om de continuïteit van de vluchten Eindhoven - Londen City te waarborgen, althans dat zij zich minder hebben ingespannen dan de ondernemingsraad in redelijkheid van hen mocht verwachten.
3.10 De ondernemingsraad heeft nog opgemerkt dat VLM Nederland in weerwil van de beschikking van de Ondernemingskamer van 14 oktober 2010 tussen de ondernemingsraad en VLM c.s. (ARO 2010 166) "volledig (is) uitgekleed en inderdaad een personeelsuitleen¬onderneming (is) geworden." Verweersters hebben bestreden dat zij in strijd met voormelde beschikking hebben gehandeld. Wat daar ook van zij, partijen zijn het erover eens, dat de rol van VLM Nederland zich (inmiddels) beperkt tot het in het kader van de wetleaseovereenkomst inzetten van personeel. Die situatie was ook uitgangspunt bij de adviesprocedure en de besluitvorming. De ondernemingsraad heeft verder niet toegelicht wat de betekenis van voormelde beschikking voor de huidige situatie is. Een en ander betekent, dat deze stelling, indien juist en voor zover (mede) bedoeld als grond voor het beroep, moet worden verworpen.
Conclusie
3.11 Al het voorgaande leidt tot de conclusie, dat niet gezegd kan worden dat VLM Nederland bij afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid tot haar besluit heeft kunnen komen. De Ondernemingskamer zal het verzoek derhalve afwijzen.
3.12 In het licht daarvan heeft de beantwoording van de vraag of VLM Airlines en/of CityJet als medeondernemer moeten worden beschouwd dan wel of VLM Nederland het besluit waarvan beroep mede namens VLM Airlines en/of CityJet heeft genomen, geen belang. Daarbij heeft de Ondernemingskamer nog in aanmerking genomen, dat niet gesteld is – en trouwens ook niet voor de hand ligt – dat, zou één van die vragen of beide vragen bevestigend beantwoord moeten worden, de beoordeling in deze zaak en de uitkomst daarvan op enig punt anders zouden zijn geweest.
4. De beslissing
De Ondernemingskamer:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. P. Ingelse, voorzitter, mr. G.C. Makkink en mr. M.P. Nieuwe Weme, raadsheren, en E.R. Bunt en drs. P.R. Baart, raden, in tegenwoordigheid van mr. B.E. Meerdink-Schenau, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 21 december 2012.