RBP 2017/76
Onjuist betalingskenmerk griffierecht. Levert toepassing van de wettelijke sanctie van niet-ontvankelijkverklaring onder deze omstandigheden een onbillijkheid van overwegende aard op?
HR 02-06-2017, ECLI:NL:HR:2017:1013
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
2 juni 2017
- Magistraten
Mrs. C.A. Streefkerk, A.H.T. Heisterkamp, G. Snijders, G. de Groot, T.H. Tanja-van den Broek
- Zaaknummer
17/00253
- Conclusie
A-G mr. E.M. Wesseling-van Gent
- JCDI
JCDI:ADS926911:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:1026, Uitspraak, Hoge Raad, 29‑06‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:701, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 14‑04‑2018
ECLI:NL:HR:2017:1013, Uitspraak, Hoge Raad, 02‑06‑2017
ECLI:NL:PHR:2017:341, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 14‑04‑2017
- Wetingang
Art. 282a jo. 427b Rv; art. 3 lid 4 Wet griffierechten burgerlijke zaken
Essentie
Ontvankelijkheid cassatierekest.
Griffierecht tijdig betaald maar teruggestort wegens vermelding onjuist betalingskenmerk. Onverwijld opnieuw betaald. Is onder deze omstandigheden de hardheidsclausule van toepassing?
Samenvatting
Verzoekster tot cassatie brengt op 18 januari 2017 een cassatierekest uit, waardoor op 15 februari 2017 (vier weken later) het griffierecht betaald dient te zijn. De advocaat van klaagster verricht op 27 januari 2017 de betaling, maar vermeldt daarbij abusievelijk het betalingskenmerk van een eerdere zaak. Van deze eerdere zaak waren de griffierechten reeds voldaan, zodat het griffierecht op 3 februari 2017 is teruggestort op de rekening van de advocaat. Op 20 februari 2017 werd ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.