Rb. Utrecht, 15-02-2012, nr. 296731 / HA ZA 10-2446
ECLI:NL:RBUTR:2012:BW0548
- Instantie
Rechtbank Utrecht
- Datum
15-02-2012
- Zaaknummer
296731 / HA ZA 10-2446
- LJN
BW0548
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBUTR:2012:BW0548, Uitspraak, Rechtbank Utrecht, 15‑02‑2012; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 15‑02‑2012
Inhoudsindicatie
Doorlopend kredietovereenkomst; schijn van volmachtverlening; omvang zorgplicht; splitsing hoofd- en vrijwaringszaak (215 Rv)
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector handel en kanton
Handelskamer
Vonnis in hoofdzaak en vrijwaring van 15 februari 2012
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: 296731 / HA ZA 10-2446 van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HOLLANDSCHE DISCONTO VOORSCHOTBANK B.V.,
gevestigd te Amersfoort,
eiseres in conventie,
verweerster in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. J.G. Keizer te Amsterdam,
tegen
1. [gedaagde 1],
wonende te [woonplaats],
2. [gedaagde 2],
wonende te [woonplaats],
gedaagden in conventie,
eisers in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. K.F.J. Machielsen te Utrecht,
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer 303928 / HA ZA 11-606 van
1. [gedaagde 1],
wonende te [woonplaats],
2. [gedaagde 2],
wonende te [woonplaats],
eisers in vrijwaring,
advocaat mr. K.F.J. Machielsen te Utrecht,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LEENSYSTEEM B.V.,
gevestigd te Zoetermeer,
gedaagde in vrijwaring,
advocaat mr. E.H. de Jonge- Wiemans te Utrecht,
2. de rechtspersoon naar buitenlands recht
TWG SERVICES LIMITED,
gevestigd te Cardiff, Verenigd Koninkrijk,
kantoorhoudende te Amsterdam,
gedaagde in vrijwaring,
advocaat mr. C.W.M. Lieverse te Amsterdam.
Partijen zullen hierna HDV, [gedaagden]. (afzonderlijk: [gedaagde 1] en [gedaagde 2]), Leensysteem en TWG genoemd worden.
1. De procedure in de hoofdzaak
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
het tussenvonnis van 4 mei 2011
- -
het proces-verbaal van comparitie van 1 september 2011.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De procedure in de vrijwaringszaak
2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
het tussenvonnis van 25 mei 2011
- -
het proces-verbaal van comparitie van 1 september 2011.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
3. De feiten
3.1.
Op 28 maart 2008 heeft Leensysteem [gedaagden]. bezocht voor het afsluiten van een kredietovereenkomst. Bij dit bezoek heeft Leensysteem aan [gedaagden]. een offerte van de Hollandsche Disconto Voorschotbank (hierna: HDV) voorgelegd waarin wordt uitgegaan van verstrekking van een geldlening van in totaal € 29.450,--, waarvan een bedrag van
€ 3.995,-- zou worden overgemaakt aan TWG (“The Warranty Group”) als koopsom voor een betalingsbeschermingsverzekering (hierna: de verzekering).
3.2.
Op enig moment in maart of april 2008 is een kredietovereenkomst tussen [gedaagden]. en HDV tot stand gekomen (hierna: de kredietovereenkomst) conform de onder 3.1 bedoelde offerte. De kredietovereenkomst luidt - voor zover relevant - als volgt:
“Dit contract kwam tot stand
door bemiddeling van
Leensysteem
(…)
DOORLOPEND KREDIETOVEREENKOMST
Kredietgever:
Hollandsche Disconto Voorschotbank B.V.
(…)
HDV verleent aan kredietnemer een krediet in rekening-courant
tot een maximum van € 29.450,00
De kredietnemer verplicht zich om maandelijks 1,00%
van het ten hoogste opgenomen saldo met een minimum van € 294,50
terug te betalen (…)
HDV zal de kredietnemer maandelijks een kredietvergoeding in rekening brengen over de op grond van deze overeenkomst verschuldigde bedragen.
Deze kredietvergoeding bedraagt thans 0,944%
per maand en zal maandelijks ten laste van deze rekening worden geboekt. Wijzigingen van dit percentage zullen zo spoedig mogelijk ter kennis van de kredietnemer worden gebracht.
Het vermelde maandpercentage resulteert in een effectief kredietvergoedingspercentage op jaarbasis van 11,9%
(…)
Over te maken aan kredietnemer (…) € 25.455,00
(…)
The Warranty Group € 3.995,00
Kredietnemer verklaart een exemplaar van de Algemene Voorwaarden HDV te hebben ontvangen, van de inhoud kennisgenomen te hebben en hiermee akkoord te gaan.
(…)”
De in de kredietovereenkomst bedoelde algemene voorwaarden zijn afgedrukt op de achterzijde van de kredietovereenkomst.
3.3.
In dezelfde periode heeft [gedaagden]. een ondertekend polisblad met betrekking tot de verzekering ontvangen waarin onder meer het volgende is vermeld:
“(…)
Verzekering
Verzekerde risico’s : Overlijden/ernstige aandoeningen (…)
(verzekerd bedrag € 24.550,--)
: Arbeidsongeschiktheid (wachttijd 30 dagen)
: Onvrijwillige werkloosheid (wachttijd 30 dagen)
Ingangsdatum: 28 maart 2008
Einddatum: 28 maart 2013
Looptijd in maanden: 60
(…)
Premie : € 3.995,00
(…)
Premiebetaling
Het totaalbedrag bedraagt € 3.995,00 en dient door de verzekerde, of door de financieringsmaatschappij in zijn opdracht, binnen 30 dagen na ingangsdatum te zijn voldaan op rekeningnummer (...) t.n.v. The Warranty Group (TWG Services Ltd) (…)
Verzekerden verklaren:
- -
er bekend mee te zijn dat deze verzekering tot stand komt zonder medische acceptatie;
- -
kennis te hebben genomen van de op de achterzijde van dit polisblad gedrukte voorwaarden, in het bijzonder de uitsluitingen, en deze te accepteren;
- -
op het moment van aangaan van deze verzekering in Nederland woonachtig te zijn;
- -
zich er van bewust te zijn dat er alleen aanspraak op de dekkingen arbeidsongeschiktheid en onvrijwillige werkloosheid kan worden gemaakt indien zij voorafgaand aan het zich voordoen van deze risico’s voor ten minste 16 uur per week op basis van een dienstverband of aanstelling werkzaam zijn in Nederland.
(…)”
Op de achterzijde van dit polisblad zijn de polisvoorwaarden afgedrukt. De polisvoorwaar-den houden - voor zover relevant - het volgende in:
“(…)
Artikel 1: definities
In deze voorwaarden wordt verstaan onder:
(...)
- 7.
verzekeraar in geval van overlijden en ernstige aandoeningen:
London General Life Company Ltd. gevestigd in Harrow, Engeland (…)
- 8.
verzekeraar in geval van arbeidsongeschiktheid en/of onvrijwillige werkloosheid:
London General Insurance Company Ltd. gevestigd in Harrow, Engeland (…)
- 9.
administrateur:
TWG Services Ltd. gevestigd in Harrow, Engeland (…)
(…)
Artikel 13: uitsluitingen
Er bestaat geen recht op uitkering in geval van arbeidsongeschiktheid indien deze is ontstaan, bevorderd of verergerd door:
(…)
- f)
ziekte, aandoening of letsel in de twaalf maanden voorafgaand aan de ingangsdatum van de verzekering waarvoor normaliter medische behandeling vereist zou zijn of waarvoor een medische diagnose of behandeling noodzakelijk en/of verricht is.
(…)
Artikel 24: klachten of vragen
1. Op deze overeenkomst is Nederlands recht van toepassing.
(…)”
4. Het geschil
in de hoofdzaak
in conventie
4.1.
HDV vordert (na eiswijziging ter comparitie) veroordeling van [gedaagden]. tot betaling van een bedrag van € 38.896,29, vermeerderd met de contractuele rente over een bedrag van € 29.450,-- vanaf 28 oktober 2010 tot de dag van algehele voldoening en veroordeling van [gedaagden]. in de kosten van deze procedure.
4.2.
[gedaagden]. voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in voorwaardelijke reconventie
4.4.
[gedaagden]. vordert in reconventie (onder de voorwaarde dat de vordering in conventie niet dadelijk wordt afgewezen) kort samengevat dat de rechtbank:
- -
primair: voor recht verklaart dat HDV in strijd met haar (pre-)contractuele verplichtingen heeft gehandeld, dat het onaanvaardbaar is dat [gedaagden]. tot enige betaling aan HDV is gehouden en [gedaagden]. van al zijn verplichtingen wordt bevrijd,
- -
subsidiair: voor recht verklaart dat de kredietovereenkomst tot stand is gekomen onder invloed van dwaling althans misbruik van omstandigheden,
- -
meer subsidiair: de wijziging althans ontbinding van de kredietovereenkomst uitspreekt en voor recht verklaart dat [gedaagden]. van zijn verplichtingen jegens HDV wordt bevrijd althans niet tot enige betaling gehouden is,
- -
uiterst subsidiair: voor recht verklaart dat HDV onrechtmatig jegens [gedaagden]. heeft gehandeld en de dientengevolge geleden schade dient te vergoeden, alsmede HDV veroordeelt om aan [gedaagden]. te betalen een schadevergoeding van € 38.896,29 vermeerderd met rente en kosten en vermeerderd met kosten van rechtsbijstand van [gedaagden]. van € 1.714,-,
- -
HDV veroordeelt in de kosten van de procedure.
in de vrijwaringszaak
4.5.
HDV vordert - samengevat - het volgende:
- -
primair: dat [gedaagden]. hoofdelijk wordt veroordeeld om aan HDV te betalen al hetgeen waartoe HDV in de hoofdzaak mocht worden veroordeeld, inclusief de proceskosten van de hoofdzaak, alsmede in de kosten van de vrijwaringszaak,
- -
subsidiair: dat TMG veroordeeld wordt om aan HDV te betalen € 250,-- per maand zolang [gedaagde 1] arbeidsongeschikt is, alsmede veroordeeld wordt in de kosten van de vrijwaringszaak,
- -
meer subsidiair: dat de rechtbank de verzekeringsovereenkomst vernietigt en TMG veroordeelt een bedrag van € 3.995,-- te betalen aan HDV, vermeerderd met wettelijke rente en de kosten van de vrijwaringszaak.
4.6.
[gedaagden]. voert verweer.
4.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
5. De beoordeling
in de hoofdzaak
in conventie
5.1.
Tussen partijen staat vast dat in maart of april 2008 tussen HDV en [gedaagden]. een doorlopend kredietovereenkomst tot stand gekomen is, op grond waarvan [gedaagden]. gehouden is het door hem opgenomen krediet (tot een bedrag van maximaal € 29.450,--) af te lossen alsmede een kredietvergoeding te betalen. Voorts staat vast dat [gedaagden]. met zijn betalingsverplichtingen uit hoofde van deze kredietovereenkomst in verzuim is, en dat de kredietsom door het verzuim aan de zijde van [gedaagden]. onmiddellijk opeisbaar is geworden. Het voorgaande betekent dat de vordering van HDV strekkende tot terugbetaling van het verstrekte krediet en betaling van de overeengekomen kredietvergoeding in beginsel - behoudens voor zover de in reconventie ingestelde vorderingen slagen - toewijsbaar is.
in voorwaardelijke reconventie
5.2.
Gelet op het onder 5.1 overwogene is de voorwaarde waaronder de reconventionele vordering is ingesteld vervuld, zodat de rechtbank thans toekomt aan de beoordeling van de vorderingen in reconventie.
5.3.
[gedaagden]. heeft verzocht om de conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie, die HDV heeft genomen op 1 september 2011, buiten beschouwing te laten, omdat dit een verkapte conclusie van repliek is.
5.4.
De rechtbank volgt [gedaagden]. niet in dit standpunt. [gedaagden]. heeft voor de onderbouwing van zijn vorderingen in reconventie zelf verwezen naar zijn stellingen in conventie, zodat HDV gerechtigd was in haar conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie in te gaan op hetgeen [gedaagden]. in conventie heeft gesteld. De conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie zal derhalve bij de beoordeling worden betrokken.
5.5.
De kern van het geschil tussen partijen betreft het antwoord op de vraag of HDV toerekenbaar tekortgeschoten is in haar verplichtingen jegens [gedaagden]. dan wel onrechtmatig jegens [gedaagden]. heeft gehandeld bij de totstandkoming van de doorlopend kredietovereenkomst.
5.6.
Voor de onderbouwing van de bevestigende beantwoording van deze vraag verwijst [gedaagden]. met name naar het handelen en nalaten van Leensysteem. Zij stelt dat HDV op grond van artikelen 6:76 en 6:172 BW voor het handelen en nalaten van deze onderneming aansprakelijk is.
5.7.
Niet gesteld of gebleken is dat Leensysteem een volmacht van HDV had om namens haar te handelen. Dit betekent dat HDV alleen voor het handelen of nalaten van Leensysteem aansprakelijk kan zijn, indien zij de schijn heeft gewekt dat Leensysteem wel over een dergelijke volmacht beschikte. Daarbij dient uitgangspunt te zijn dat voor toerekening van schijn van volmachtverlening aan HDV ook plaats kan zijn ingeval [gedaagden]. gerechtvaardigd heeft vertrouwd op volmachtverlening aan Leensysteem op grond van feiten en omstandigheden die voor risico van HDV komen en waaruit naar verkeersopvattingen zodanige schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid kan worden afgeleid (Hoge Raad 19 februari 2010, LJN BK7671).
5.8.
De enige relevante omstandigheid die [gedaagden]. in dit kader heeft aangevoerd is dat de kredietovereenkomst op het eerste gesprek tussen [gedaagden]. en Leensysteem over het aangaan van de kredietovereenkomst, op 28 maart 2008, ter plekke door medewerkers van Leensysteem werd opgesteld en ondertekend. Uit de door HDV bij conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie als productie 1 overgelegde kredietovereenkomst moet evenwel worden afgeleid dat van ondertekening van de kredietovereenkomst door Leensysteem namens HDV geen sprake kan zijn geweest. Immers, in een dergelijk geval zou HDV niet in staat zijn geweest een kredietovereenkomst te overleggen die nog niet de handtekening van de kredietgever bevatte. Voorts geldt dat uit de aanhef van de kredietovereenkomst duidelijk blijkt dat de rol van [gedaagden]. zich beperkte tot bemiddeling bij de totstandkoming van de kredietovereenkomst. Uit de vermelding van deze rol in de overeenkomst in combinatie met het niet ondertekenen daarvan door Leensysteem namens HDV had [gedaagden]. kunnen en moeten afleiden dat Leensysteem de kredietovereenkomst niet namens HDV afsloot, maar slechts bemiddelde bij de totstandkoming van de kredietovereenkomst.
5.9.
Het voorgaande betekent dat voor zover [gedaagden]. aan HDV verwijten maakt ten aanzien van het handelen of nalaten van Leensysteem, deze hem niet kunnen baten.
5.10.
Het voorgaande laat onverlet dat HDV als financiële instelling een zorgplicht heeft jegens [gedaagden]. De omvang van deze zorgplicht hangt af van het product dat wordt afgesloten. In het onderhavige geval gaat het om een kredietovereenkomst waarbij de lening deels aan de [gedaagden]. zelf ter beschikking wordt gesteld en deels wordt ingezet om te voldoen aan de verplichtingen uit hoofde van een (tegelijkertijd afgesloten) betalings-beschermingsverzekering. Blijkens de inhoud van de doorlopend kredietovereenkomst dient [gedaagden]. maandelijks 1% van het opgenomen saldo af te lossen (met een minimum van
€ 294,50) alsmede een kredietvergoeding van 0,944% per maand.
5.11.
Een kredietovereenkomst als de onderhavige is een relatief eenvoudige overeenkomst met geringe financiële risico’s. In een dergelijke situatie is de zorgplicht van de financiële instelling beperkt tot het verstrekken van juiste en duidelijke informatie over de financiële verplichtingen die worden aangegaan, en de toetsing van de kredietwaardigheid van de kredietnemer. Naar het oordeel van de rechtbank heeft HDV aan deze zorgplicht voldaan.
5.12.
Ten aanzien van de toetsing van de kredietwaardigheid overweegt de rechtbank dat HDV blijkens de overgelegde leencapaciteitsberekening (onderdeel van productie 4 bij conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie) met betrekking tot [gedaagden]. een berekening heeft gemaakt van diens kredietwaardigheid. Uit die berekening volgt dat [gedaagden]. op dat moment een maandelijkse aflossingscapaciteit had van € 601,-- (” afloscap”). Een dergelijk bedrag moet in beginsel voldoende geacht worden om, bij een maximaal opgenomen krediet van € 25.455,--, te voldoen aan de minimale aflossingsverplichting van € 294,50 en een renteverplichting van € 278,-- per maand (0,944% per maand over
€ 29.450,--). De rechtbank constateert wel dat het in de leencapaciteitsberekening opgenomen bruto- en nettoloon van respectievelijk € 2.296,-- en € 1.667,-- niet overeenstemt met bruto- en nettoloon van € 2.271,30 en € 1.586,21 dat in de door [gedaagden]. overgelegde loonstrook is vermeld (zie productie 2 bij conclusie van eis in voorwaardelijke reconventie). De rechtbank acht evenwel niet aannemelijk dat het geringe verschil tussen voormelde bedragen tot een relevant verschil bij de leencapaciteitsberekening zou hebben geleid. De rechtbank sluit overigens ook niet uit dat het verschil tussen de bedragen gelegen is in het feit dat HDV bij de berekening van het loon de aanspraak van [gedaagden]. op vakantiegeld heeft meegenomen, zodat ook om die reden de berekening niet als ondeugdelijk kan worden aangemerkt.
5.13.
Voor zover [gedaagden]. stelt dat de leencapaciteitsberekening niet in overeenstemming is met de Gedragscode Consumptief Krediet die zij als productie 9 heeft overgelegd, kan deze stelling hem niet baten, nu deze gedragscode alleen geldt voor kredieten die na de datum van inwerkingtreding van de gedragscode (1 september 2009) zijn verstrekt (zie artikel 15) en de onderhavige kredietovereenkomst voordien is afgesloten.
5.14.
[gedaagden]. heeft zijn stelling dat de leencapaciteitsberekening niet in overeenstemming is met de Nibud-normen onvoldoende onderbouwd. Van hem had tenminste mogen worden verwacht dat hij de Nibud-normen zou hebben overgelegd die golden ten tijde van de totstandkoming van de kredietovereenkomst. Nu dit is nagelaten, kan [gedaagden]. in deze stelling niet worden gevolgd.
5.15.
De kredietovereenkomst is volstrekt duidelijk over de vraag welke financiële verplichtingen [gedaagden]. met het afsluiten daarvan aangaat, namelijk het verkrijgen van een geldlening van € 29.450,--, het betalen van een minimale aflossing van € 294,50 per maand en het betalen van een kredietvergoeding van 0,944% per maand. HDV heeft dan ook aan haar zorgplicht voldaan om duidelijke en juiste informatie te verstrekken over de kredietovereenkomst.
5.16.
De omstandigheid dat de financiële verplichtingen uit hoofde van de verzekeringsovereenkomst met het verstrekte krediet worden voldaan, brengt niet mee dat HDV ook een zorgplicht heeft met betrekking tot de inhoud van de verzekeringsovereen-komst. De verzekeringsovereenkomst is slechts het doel waarvoor de geldlening is aangewend.
5.17.
Naar het oordeel van de rechtbank komt [gedaagden]. geen beroep toe op dwaling of misbruik van omstandigheden. Volgens vaste jurisprudentie mag van een consument verwacht worden dat hij zich inspanningen getroost om de strekking van een overeenkomst te begrijpen (Hoge Raad 5 juni 2009, LJN BH2815). Zoals blijkt uit het hiervoor overwogene was de kredietovereenkomst duidelijk over de verplichtingen die door [gedaagden]. werden aangegaan. Indien [gedaagden]. de tijd zou hebben genomen om de kredietovereenkomst te lezen en te bestuderen (en de algemene voorwaarden die, zoals als onweersproken vaststaat, op de achterkant van de kredietovereenkomst waren vermeld), zou hij hebben geweten welke financiële verplichtingen hij aanging.
5.18.
Uit de door HDV als productie 4 overgelegde BKR-registratie blijkt dat [gedaagden]. in het verleden meermaals doorlopend kredietovereenkomsten heeft afgesloten, zodat onervarenheid in de zin van artikel 3:44 BW niet aan HDV kan worden tegengeworpen. Hetzelfde geldt voor de door [gedaagden]. gestelde afhankelijkheid, nu de door [gedaagden]. gestelde financiële noodzaak om een lening af te sluiten niet valt onder de afhankelijkheid in de zin van artikel 3:44 BW.
5.19.
Het beroep van [gedaagden]. op onvoorziene omstandigheden in de zin van artikel 6:258 BW faalt eveneens. Ten eerste heeft [gedaagden]. nagelaten om aan te geven op welke gewijzigde omstandigheden hij doelt. Ten tweede moet er sprake zijn van omstandigheden die ten tijde van het sluiten van de overeenkomst nog in de toekomst lagen (Hoge Raad 20 februari 1998, LJN ZC2587). De door [gedaagden]. aan HDV verweten handelingen betreffen omstandigheden ten tijde van de totstandkoming van de kredietovereenkomst, en geen omstandigheden die toen in de toekomst lagen, zodat aan dit criterium ten aanzien van deze handelingen niet is voldaan.
5.20.
Het voorgaande betekent dat HDV door de wijze van totstandkoming van de doorlopend kredietovereenkomst niet toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van haar contractuele verplichtingen, noch onrechtmatig jegens [gedaagden]. heeft gehandeld. Het beroep op dwaling, misbruik van omstandigheden en gewijzigde omstandigheden wordt eveneens afgewezen. Dit betekent dat de reconventionele vorderingen niet toewijsbaar zijn.
5.21.
[gedaagden]. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
De kosten aan de zijde van HDV worden begroot op:
- -
salaris advocaat € 579,00 (2,0 punten × factor 0,5 × tarief € 579,00)
Totaal € 579,00
in conventie
5.22.
Gelet op het onder 5.1 en het in (voorwaardelijke) reconventie overwogene zal de
vordering in conventie worden toegewezen.
5.23.
Op de overeenkomst tussen partijen is de Wet op het consumentenkrediet (WCK) van toepassing, zodat de rechtbank de contractuele rente zal maximeren op de in de WCK voorgeschreven wijze.
5.24.
[gedaagden]. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van HDV worden begroot op:
- -
dagvaarding € 94,71
- -
griffierecht 1.165,00
- -
salaris advocaat 1.158,00 (2,0 punten × tarief € 579,00)
Totaal € 2.417,71
in de vrijwaringszaak
5.25.
De rechtbank constateert dat de vrijwaringszaak meer vorderingen bevat dan alleen de vordering tot vrijwaring voor de gevolgen van toewijzing van de vorderingen in de hoofdzaak. Dat is op zichzelf niet ontoelaatbaar (vgl. Gerechtshof Leeuwarden 14 mei 2008, LJN BD2428). Wel zal de behandeling van de vorderingen in de vrijwaringszaak daardoor naar verwachting zoveel meer tijd in beslag nemen, dat de doelmatigheid zich tegen gezamenlijke verdere behandeling met de hoofdzaak verzet. De rechtbank zal dan ook conform artikel 215 Rv overgaan tot ambtshalve splitsing van de hoofdzaak en de vrijwaringszaak.
6. De beslissing
De rechtbank
in de hoofdzaak
in conventie
6.1.
veroordeelt [gedaagden]. hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan HDV te betalen een bedrag van € 38.896,29 (achtendertig duizendachthonderdzesennegentig euro en negenentwintig eurocent), vermeerderd met de contractuele rente, voor zover deze het ingevolge de WCK maximaal toegestane percentage niet te boven gaat, over het bedrag van € 29.450,00 vanaf 28 oktober 2010 tot de dag van volledige betaling,
6.2.
veroordeelt [gedaagden]. in de kosten, aan de zijde van HDV tot op heden begroot op € 2.417,71,
6.3.
verklaart dit vonnis in deze zaak uitvoerbaar bij voorraad,
in voorwaardelijke reconventie
6.4.
wijst de vorderingen af,
6.5.
veroordeelt [gedaagden]. in de proceskosten, aan de zijde van HDV tot op heden begroot op € 579,00.
in de zaak in vrijwaring
6.6.
bepaalt dat de vrijwaringszaak op grond van artikel 215 Rv wordt gesplitst van de hoofdzaak.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Verhoef en in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2012.?