De goede procesorde
Einde inhoudsopgave
De goede procesorde (BPP nr. IV) 2006/4.4.1.3:4.4.1.3 Wegwijsplicht van partijen bij omvangrijke hoeveelheid bewijsmateriaal
De goede procesorde (BPP nr. IV) 2006/4.4.1.3
4.4.1.3 Wegwijsplicht van partijen bij omvangrijke hoeveelheid bewijsmateriaal
Documentgegevens:
Mr. V.C.A. Lindijer, datum 08-11-2006
- Datum
08-11-2006
- Auteur
Mr. V.C.A. Lindijer
- JCDI
JCDI:ADS381061:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Zie par. 43.1.3.
HR 31 januari 2003 (Z/StichtingJeugdzorg), NJ 2004, 48 (DA).
In zijn annotatie onder 12 bij de beschikking fundeert Asser deze last niet uitsluitend op hetgeen de rechter van partijen mag verlangen, maar tevens op hetgeen partijen van elkaar mogen verlangen. Partijen zijn immers, aldus Asser, zowel tegenover elkaar als tegenover de rechter verplicht om loyaal en behoorlijk te procederen. Zie daarover infra, par. 93.4.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
214. Hiervoor1 bleek al dat van de partij die zich wenst te beroepen op processtukken die zich bevinden in een door haar overgelegd dossier van een andere procedure, mag worden verlangd dat zij duidelijk maakt, welke van de daarin vervatte stellingen en feiten zij inroept, opdat voor de rechter duidelijk is wat hem als grondslag voor de vordering, het verzoek of het verweer wordt voorgelegd, en voor de wederpartij waartegen zij zich heeft te verweren.2
Aangenomen kan worden dat een soortgelijke eis geldt indien een partij ten bewijze van haar stellingen een grote hoeveelheid stukken in het geding brengt. In een zaak waarin het niet om in het geding gebrachte bewijsstukken ging, maar om ter griffie gedeponeerde geluidsopnamen, sprak de Hoge Raad uit dat de rechter van de partij die het betreffende materiaal heeft gedeponeerd mag vragen aan te geven welk belang daarmee is gediend en indien het omvangrijk materiaal betreft, welk onderdeel daarvoor in het bijzonder van belang is.3 De Hoge Raad overwoog:
'Indien een partij in een geding zich op (bewijs )materiaal wil beroepen en daartoe bijvoorbeeld geluidsopnamen (en uitgewerkte verslagen daarvan) ter griffie deponeert, is de rechter, teneinde de goede procesorde en in het bijzonder het beginsel van hoor en wederhoor te waarborgen, gehouden genoegzame maatregelen te nemen om een adequate kennisneming van het materiaal door hem en de wederpartij mogelijk te maken, zo nodig met door de deponerende partij te verschaffen technische hulpmiddelen. De rechter zal hierbij zowel een goed verloop van het geding als de praktische uitvoerbaarheid van zulke maatregelen in het oog moeten houden. Afhankelijk van de omstandigheden van het geval zal voormelde verplichting hem ertoe nopen de partij die het materiaal in het geding brengt te vragen welk belang gediend is met kennisneming van dat materiaal. De rechter kan het immers geboden achten - gelet op onder meer de omvang van het gedeponeerde, de toegankelijkheid ervan, de positie van de wederpartij en de aard van het geschil - dat ten behoeve van de wederpartij en hemzelf wordt opgehelderd ter toelichting waarvan of staving van welke stelling het gedeponeerde materiaal is bedoeld en welk (onder)deel van het gedeponeerde daartoe van belang is. Bij het uitblijven van de gevraagde opheldering of medewerking kan de rechter het gedeponeerde materiaal terzijde laten.'
De last die de Hoge Raad in deze beschikking voor partijen in het leven roept om de rechter de weg te wijzen in het door hen, ten bewijze van hun stellingen, ter griffie gedeponeerde materiaal, volgt uit de plicht van de rechter om de goede procesorde, in het bijzonder het beginsel van hoor en wederhoor, te waarborgen. Meer algemeen gesproken, kan worden gesteld dat laatstgenoemd beginsel meebrengt dat een partij rechter en wederpartij de weg wijst, indien zij materiaal in het geding brengt waarvan niet aanstonds duidelijk is tot bewijs waarvan dit dient of welke onderdelen daarvan dienen ter nadere voldoening aan de stel- of bewijslast.4
Gelet op het fundamentele belang van de mogelijkheid voor partijen om bewijs te kunnen leveren van hun stellingen - een mogelijkheid die verband houdt met het recht op hoor en wederhoor en het recht op een effectieve toegang tot de rechter zal de rechter overigens niet te snel bewijsmateriaal buiten beschouwing mogen laten, omdat voor hem niet duidelijk was tot bewijs waarvan het materiaal diende of welke onderdelen daarvan tot bewijs dienden. In ieder geval zal hij de partij die het bewijsmateriaal leverde eerst in de gelegenheid moeten stellen om de nodige opheldering te verschaffen.