Vgl: HR 26 juni 2016, ECLI:NL:HR:2016:1336, en HR 13 februari 2018, ECLI:NL:HR:2018:190.
HR, 05-02-2019, nr. 17/01303
ECLI:NL:HR:2019:170
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
05-02-2019
- Zaaknummer
17/01303
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2019:170, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 05‑02‑2019; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2018:1479
ECLI:NL:PHR:2018:1479, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 11‑12‑2018
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2019:170
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2019-0164
Uitspraak 05‑02‑2019
Inhoudsindicatie
Ontbrekende b.m., art. 359.3 en 359.8 Sv. Het bestreden arrest bevat niet de gebezigde b.m. en bij de stukken bevindt zich niet een aanvulling ex art. 365a. 2 Sv. De raadsman heeft conform Procesreglement HR verzocht om toezending van die aanvulling. Hof heeft aan HR bericht dat aanvulling niet is opgemaakt. Bestreden arrest voldoet niet aan ex art. 359.3 en 359.8 Sv op straffe van nietigheid voorgeschreven vereiste dat arrest b.m. moet bevatten, houdende voor bewezenverklaring redengevende f&o. Volgt vernietiging en terugwijzing.
Partij(en)
5 februari 2019
Strafkamer
nr. S 17/01303
SLU
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden, van 11 februari 2005, nummer 24/000374-04, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedatum] 1969.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft I.T.H.L. van de Bergh, advocaat te Maastricht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1.
Het middel klaagt dat het Hof heeft verzuimd het verkorte arrest aan te vullen met de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen.
2.2.
Bij de aan de Hoge Raad gezonden stukken bevindt zich het bestreden arrest, hetwelk niet de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen bevat. Bij die stukken bevindt zich niet een aanvulling als bedoeld in art. 365a, tweede lid, Sv houdende de gebezigde bewijsmiddelen.
2.3.
De raadsman van de verdachte heeft op de voet van art. 4.8.2 van het Procesreglement Hoge Raad der Nederlanden verzocht om toezending van bedoelde aanvulling. Ten vervolge hierop heeft het Gerechtshof aan de Hoge Raad bericht dat zo een aanvulling niet is opgemaakt.
2.4.
Volgens art. 359, derde en achtste lid, Sv moet een arrest op straffe van nietigheid de bewijsmiddelen bevatten, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Het bestreden arrest voldoet niet aan dit vereiste en kan daarom niet in stand blijven.
2.5.
Het middel is terecht voorgesteld.
3. Beoordeling van het tweede middel
Gelet op de hierna volgende beslissing behoeft het middel geen bespreking.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 februari 2019.
Conclusie 11‑12‑2018
Inhoudsindicatie
-
Nr. 17/01303 Zitting: 11 december 2018 (bij vervroeging) | Mr. D.J.C. Aben Conclusie inzake: [verdachte] |
1. Het gerechtshof te Leeuwarden heeft de verdachte bij arrest van 11 februari 2005 vrijgesproken van het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde en de verdachte wegens 1 meer subsidiair “mishandeling” veroordeeld tot een geldboete van € 750,00, subsidiair vijftien dagen vervangende hechtenis, waarvan een bedrag van € 250,00, subsidiair vijf dagen vervangende hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
2. Namens de verdachte is tijdig beroep in cassatie ingesteld. Mr. I.T.H.L. van de Bergh, advocaat te Maastricht, heeft twee middelen van cassatie voorgesteld.
3. Het eerste middel behelst de klacht dat het hof heeft verzuimd het verkort arrest aan te vullen met de door het hof gebezigde bewijsmiddelen.
4. De stukken van het geding houden, voor zover voor de bespreking van het middel relevant, het volgende in:
- Bij brief d.d. 3 juli 2017 heeft de strafgriffie van het hof de Hoge Raad der Nederlanden laten weten dat de bewijsmiddelen, noch het proces-verbaal van de zitting van het hof Leeuwarden d.d. 28 januari 2005, zijn uitgewerkt. De reden hiervoor is gelegen in het feit dat de griffiersaantekeningen van vóór 2009, die in het Centrale Archief werden bewaard, inmiddels volgens voorschriften zijn vernietigd.
- Naar aanleiding van een verzoek van de raadsman om toezending van een afschrift van het bewijsmiddelenoverzicht, dat op de voet van art. 4.8.2 van het Procesreglement Hoge Raad tijdig is gedaan, is op 21 augustus 2017 genoemde brief van het hof d.d. 3 juli 2017 aan de raadsman van de verdachte toegezonden.
5. In deze zaak heeft het hof een verkort arrest gewezen in de zin van art. 138b Sv. Ingevolge art. 415, lid 1, Sv in verbinding met art. 365a, lid 2, Sv wordt een verkort vonnis waartegen een gewoon rechtsmiddel is aangewend aangevuld met de bewijsmiddelen. In afwijking van het bepaalde in art. 365a, lid 2, vindt op grond van art. 415, lid 1, Sv aanvulling ook plaats indien het cassatieberoep meer dan drie maanden na de dag van de uitspraak is ingesteld.
6. Uit de brief d.d. 3 juli 2017 van de strafgriffie van het hof blijkt dat de griffiersaantekeningen van vóór 2009, en daarmee dus ook de griffiersaantekeningen met betrekking tot deze zaak, inmiddels zijn vernietigd. Gelet daarop is het niet meer mogelijk een bewijsmiddelenoverzicht uit te werken.
8. Het eerste middel slaagt. M.i. kan het tweede middel buiten bespreking blijven. Indien de Hoge Raad anders mocht oordelen en behoefte heeft aan een aanvullende conclusie waarin het tweede middel alsnog wordt besproken, zal ik daartoe overgaan.
9. Ambtshalve heb ik geen grond aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoort te geven.
10. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 11‑12‑2018