Einde inhoudsopgave
Grensoverschrijdende juridische splitsing van kapitaalvennootschappen (VDHI nr. 122) 2014/0.4
0.4 Afbakening
mr. E.R. Roelofs, datum 01-04-2014
- Datum
01-04-2014
- Auteur
mr. E.R. Roelofs
- JCDI
JCDI:ADS437031:1
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Europees ondernemingsrecht
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
Voetnoten
Voetnoten
Telkens wanneer ik in dit proefschrift verwijs naar ‘Europese Unie’ of ‘EU’, begrijp ik daaronder mede ‘Europese Economische Ruimte’, respectievelijk ‘EER’. Binnen de EER gelden de bepalingen van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en het afgeleide recht met betrekking tot het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal.
Richtlijn 1990/434/EEG van de Raad van 23 juli 1990 betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor fusies, splitsingen, gedeeltelijke splitsingen, inbreng van activa en aandelenruil met betrekking tot vennootschappen uit verschillende lidstaten en voor de verplaatsing van de statutaire zetel van een SE of een SCE van een lidstaat naar een andere lidstaat, PB L 225, 20.8.1990, p. 1.
Zie uitgebreid over de fiscale aspecten van grensoverschrijdende fusie: Van den Broek 2011.
Ten Voorde 2006.
Verbrugh 2007.
Koster 2009.
In dit onderzoek staat alleen de grensoverschrijdende juridische splitsing centraal en niet de grensoverschrijdende bedrijfssplitsing (waarbij activa en passiva onder bijzondere titel worden overgedragen) en de grensoverschrijdende aandelensplitsing (waarbij aandelen onder bijzondere titel worden overgedragen). Alleen ter beantwoording van de eerste deelvraag (‘Bestaat, in verhouding tot andere vormen van herstructurering, vanuit juridisch oogpunt en oogpunt van kosten efficiëntie behoefte aan de mogelijkheid tot grensoverschrijdende juridische splitsing?’) zal ik aandacht besteden aan andere vormen van splitsing, zoals de overdracht van activa en passiva en aandelen. Daar waar in het vervolg staat geschreven ‘grensoverschrijdende splitsing’ zal telkens worden bedoeld: grensoverschrijdende juridische splitsing, tenzij anders is aangegeven.
Voorts is dit onderzoek hoofdzakelijk beperkt tot de grensoverschrijdende splitsing van kapitaalvennootschappen. Grensoverschrijdende splitsing van andere entiteiten dan kapitaalvennootschappen, zoals stichtingen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen, komt slechts zijdelings aan bod. Het onderzoek is alleen beperkt tot de grensoverschrijdende splitsing binnen de lidstaten van de EU/EER.1
Fiscaalrechtelijk heeft een grensoverschrijdende splitsing de nodige consequenties en grensoverschrijdende splitsing kan, net als grensoverschrijdende fusie, de nodige vragen van fiscale aard oproepen. Ten aanzien van de fiscaalrechtelijke aspecten van grensoverschrijdende splitsing merk ik op dat de Fiscale fusierichtlijn (Richtlijn 1990/434/EEG2) eveneens ziet op grensoverschrijdende splitsing (artikel 1 en artikel 2 Fiscale fusierichtlijn).3
De Fiscale fusierichtlijn ziet zowel op fiscale gevolgen op het niveau van de vennootschap als op het niveau van de aandeelhouder van de vennootschap. Uitgangspunt bij een grensoverschrijdende splitsing is dat deze niet mag leiden tot enigerlei belastingheffing over de vermogenswinst die bepaald wordt door het verschil tussen de werkelijke waarde van de in het kader van een grensoverschrijdende splitsing overgegane activa en passiva en de fiscale boekwaarde van die activa en passiva, mits de verkrijgende vennootschap verdere afschrijvingen, meerwaarden en waardeverminderingen betreffende deze activa en passiva berekent met toepassing van dezelfde regels als de verdwijnende (i.e. splitsende) vennootschap dat deed (artikel 4 Fiscale fusierichtlijn). De vrijstelling geldt alleen indien de activa en passiva die zijn overgegaan deel blijven uitmaken van een vaste inrichting die achterblijft in de lidstaat van de splitsende vennootschap (artikel 5 Fiscale fusierichtlijn). Op die wijze blijft het beginsel dat de belasting wordt geheven over de totale winst van een belastingplichtige (i.e. de winst die gedurende het bestaan van een vennootschap of haar rechtsopvolgers wordt behaald) gehandhaafd. In de Nederlandse fiscale wetgeving zijn de voornoemde bepalingen uit de Fiscale fusierichtlijn onder meer geïmplementeerd in artikel 14a en artikel 14b Wet op de vennootschapsbelasting 1969.
De Fiscale fusierichtlijn bepaalt eveneens dat een grensoverschrijdende splitsing niet mag leiden tot enigerlei belastingheffing over het inkomen, de winst of vermogenswinst van de aandeelhouder, onder voorwaarde dat de aandeelhouder aan de toegekende aandelen in de verkrijgende vennootschap geen hogere fiscale waarde toekent dan de waarde die de aandelen in de verdwijnende (i.e. splitsende vennootschap) vennootschap hadden (artikel 8 Fiscale fusierichtlijn). In de Nederlandse fiscale wetgeving is deze bepaling bijvoorbeeld mede geïmplementeerd in artikel 13k Wet op de vennootschapsbelasting 1969 jo. artikel 3.57 Wet inkomstenbelasting 2001.
Hoewel een onderzoek naar de fiscaalrechtelijke aspecten van grensoverschrijdende splitsing nuttig en wenselijk zou zijn, vallen de fiscaalrechtelijke aspecten verder buiten dit onderzoek. Mededingingsrechtelijke aspecten van grensoverschrijdende splitsingen vallen eveneens buiten het onderzoek.
De wetgevingen omtrent nationale splitsing vormen een belangrijk onderdeel bij de beantwoording van de vraag naar de toelaatbaarheid van grensoverschrijdende splitsing, de vraag naar het conflictenrecht bij en de vraag naar de toe te passen regels op grensoverschrijdende splitsing. Op de wetgevingen omtrent nationale splitsing is de nodige kritiek te uiten en daarbij kunnen de nodige aanbevelingen worden opgesteld. Een beschrijving van de wetgeving omtrent nationale splitsing – de Zesde richtlijn en de Nederlandse wetgeving betreffende nationale splitsing – maakt deel uit van dit onderzoek, maar ik zal slechts sporadisch aandacht besteden aan mogelijkheden tot verbetering van de wetgevingen omtrent nationale splitsing. Daarvoor wordt verwezen naar de dissertaties van Ten Voorde,4 Verbrugh5 en Koster.6