Hof 's-Hertogenbosch, 10-10-2023, nr. 200.317.446, 01
ECLI:NL:GHSHE:2023:3274
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
10-10-2023
- Zaaknummer
200.317.446_01
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2023:3274, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 10‑10‑2023; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
JHV 2023/41 met annotatie van Mr. Th. Gardenbroek
Uitspraak 10‑10‑2023
Inhoudsindicatie
Huurovereenkomst woonruimte. De huurder laat een huurachterstand ontstaan. De verhuurder voldoet niet aan de in artikel 2 van het Besluit gemeentelijke schuldhulpverlening neergelegde verplichting om de betalingsachterstand van de huurder te melden bij het college voor schuldhulpverlening, waardoor het oplopen van de achterstand aanvankelijk niet tot staan wordt gebracht. Het hof komt om die reden tot de conclusie dat de tekortkoming in de nakoming van de betalingsverplichtingen de ontbinding van de huurovereenkomst niet rechtvaardigt.
Partij(en)
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Team Handelsrecht
zaaknummer 200.317.446/01
arrest van 10 oktober 2023
in de zaak van
[appellante] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna aan te duiden als [appellante] ,
advocaat: mr. D.A. IJpelaar te 's-Gravenhage,
tegen
Stichting Goed Wonen Gemert,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als Goed Wonen,
advocaat: mr. Y.J.K. van Nunen te Eindhoven,
op het bij exploot van dagvaarding van 5 oktober 2022 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 15 september 2022, door de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats Eindhoven, gewezen tussen [appellante] als gedaagde en Goed Wonen als eiseres.
1. Het geding in eerste aanleg (zaaknummer 9902218 en rolnummer 22-3288)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis en naar het daaraan voorafgaande tussenvonnis van 16 juni 2022.
2. Het geding in hoger beroep
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
de dagvaarding in hoger beroep;
- -
het exploot van anticipatie van 10 oktober 2022;
- -
de door [appellante] op 7 februari 2023 genomen memorie van grieven;
- -
de door Goed Wonen op 21 maart 2023 genomen memorie van antwoord met producties 7 tot en met 13;
- -
de door [appellante] op 2 mei 2023 genomen akte;
- -
de door Goed Wonen op 2 mei 2023 genomen akte met producties 14 tot en met 17;
- -
de door [appellante] op 30 mei 2023 genomen antwoordakte;
- -
de door Goed Wonen op 30 mei 2023 genomen antwoordakte.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.
3. De beoordeling
De vaststaande feiten en de kern van het geschil
3.1.1.
Het gaat in deze zaak naar de kern genomen om de vraag of de huurovereenkomst tussen Goed Wonen en [appellante] moet worden ontbonden vanwege een huurachterstand van [appellante] , terwijl Goed Wonen niet heeft voldaan aan de in artikel 2 van het Besluit gemeentelijke schuldhulpverlening neergelegde verplichting om de betalingsachterstand van [appellante] te melden bij het college voor schuldhulpverlening.
3.1.2.
In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
- -
Bij huurovereenkomst van 31 mei 2018 heeft Goed Wonen de woning aan [adres] te [plaats] met ingang van 1 juni 2018 verhuurd aan [appellante] .
- -
Volgens de huurovereenkomst moet de maandelijkse huurprijs vóór de eerste dag van elke maand worden voldaan.
- -
[appellante] heeft een huurachterstand laten ontstaan.
- -
Ten tijde van het uitbrengen van de inleidende dagvaarding (19 mei 2022) bedroeg de verschuldigde huurprijs (volgens punt 1 van de inleidende dagvaarding en rov 2.3 van het beroepen vonnis) € 603,03 per maand.
Het geding bij de kantonrechter
3.2.1.
In de onderhavige procedure vorderde Goed Wonen bij inleidende dagvaarding, samengevat:
- -
ontbinding van de huurovereenkomst;
- -
veroordeling van [appellante] tot ontruiming van het gehuurde;
- -
veroordeling van [appellante] tot betaling van € 2.107,70 aan achterstallige huur over de periode tot en met mei 2022, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de dag van de dagvaarding, zijnde 19 mei 2022;
- -
veroordeling van [appellante] tot betaling van (€ 41,91 te vermeerderen met 21% btw is) € 50,71 inclusief btw ter zake buitengerechtelijke kosten;
- -
veroordeling van [appellante] tot betaling van € 603,03 voor iedere maand die van 1 juni 2022 zal verstrijken tot aan de dag van de ontruiming;
met veroordeling van Goed Wonen in de proceskosten.
3.2.2.
Aan deze vordering heeft Goed Wonen, samengevat, het volgende ten grondslag gelegd.
[appellante] is in de nakoming van de huurovereenkomst tekortgeschoten door een huurachterstand te laten ontstaan. Die tekortkoming is dusdanig ernstig dat zij de ontbinding van de huurovereenkomst met haar gevolgen rechtvaardigt.
3.2.3.
[appellante] heeft verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
3.2.4.
In het tussenvonnis van 16 juni 2022 heeft de kantonrechter een mondelinge behandeling na antwoord bepaald. Die mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 17 augustus 2022. Goed Wonen heeft bij gelegenheid van de mondelinge behandeling, onder verwijzing naar een door haar als productie 6 overgelegd overzicht, uiteengezet dat de huurachterstand over de periode tot en met augustus 2022 € 3.983,83 bedraagt (de op het overzicht vermelde “Zuivere huurachterstand” van € 4.208,83, verminderd met de door haar gemachtigden ontvangen betalingen van in totaal € 225,--).
3.2.5.
In het beroepen eindvonnis van 15 september 2022 heeft de kantonrechter, samengevat, als volgt geoordeeld.
- -
Volgens het door Goed Wonen voorafgaand aan de mondelinge behandeling toegezonden overzicht bedraagt de huurachterstand over de periode tot en met augustus 2022 € 4.208,83. [appellante] heeft dat niet betwist. Daarom is aan zuivere huurachterstand tot en met augustus 2022 € 4.208,32 toewijsbaar (rov. 4.1).
- -
De huurachterstand is na het uitbrengen van de inleidende dagvaarding opgelopen en bedroeg ten tijde van de mondelinge behandeling van 17 augustus 2022 bijna zeven maanden. Een huurachterstand van deze omvang levert een tekortkoming op die zodanig is dat de vorderingen tot ontbinding van de huurovereenkomst en tot ontruiming van het gehuurde toewijsbaar zijn. De gevorderde gebruiksvergoeding tot aan de ontruiming is ook toewijsbaar (rov. 4.3).
- -
Het ter zake buitengerechtelijke kosten gevorderde bedrag van € 50,71 is ook toewijsbaar (rov. 4.5).
Op grond van deze oordelen heeft de kantonrechter, samengevat:
- -
de huurovereenkomst ontbonden;
- -
[appellante] veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde;
- -
[appellante] veroordeeld tot betaling van € 4.259,54 (hof: € 4.208,83 aan achterstallige huur over de periode tot en met augustus 2022 en € 50,71 aan buitengerechtelijke kosten), vermeerderd met de wettelijke rente over de ten tijde van de inleidende dagvaarding opeisbare huurachterstand van € 2.071,70 vanaf 30 mei 2022;
- -
[appellante] veroordeeld tot betaling van € 603,03 per maand ter zake de huurpenningen die zullen vervallen over de periode na (1) augustus 2022 tot aan de ontbinding van de huurovereenkomst (hof: 15 september 2022, de datum van het beroepen vonnis);
- -
[appellante] veroordeeld tot betaling van een gebruiksvergoeding van € 603,03 per maand (of zoveel hoger als bij wettelijke huurverhoging zou zijn toegelaten) voor elke maand dat [appellante] het gehuurde na de ontbinding van de huurovereenkomst in gebruik houdt.
Tot slot heeft de kantonrechter [appellante] in de proceskosten veroordeeld, het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde afgewezen.
Het geding in hoger beroep
3.3.1.
[appellante] heeft in hoger beroep drie grieven aangevoerd tegen het eindvonnis. [appellante] heeft geconcludeerd tot vernietiging van dat vonnis en tot het alsnog afwijzen van de vorderingen van Goed Wonen, met veroordeling van Goed Wonen in de proceskosten.
3.3.2.
Goed Wonen heeft de grieven van [appellante] bestreden en geconcludeerd tot bekrachtiging van het beroepen vonnis, met veroordeling van [appellante] in de proceskosten.
Gebeurtenissen na het beroepen vonnis
4.4.
Nadat het beroepen vonnis was gewezen, heeft zich nog het volgende voorgedaan:
- -
Goed Wonen heeft het vonnis aan [appellante] laten betekenen en ontruiming van de woning aangezegd tegen 29 november 2022.
- -
Namens [appellante] is op 4 november 2022 ter griffie van de rechtbank Oost-Brabant een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling ingediend. Daarbij is namens [appellante] tevens op grond van artikel 287b Fw een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening (een moratorium als bedoeld in artikel 305 Fw) ingediend.
- -
Bij vonnis van 22 november 2022 heeft de rechtbank het moratoriumverzoek van [appellante] toegewezen en (samengevat) de tenuitvoerlegging van het beroepen vonnis opgeschort voor de duur van 6 maanden (tot en met 21 mei 2023), onder de voorwaarde dat [appellante] de lopende huurtermijnen steeds tijdig en volledig voldoet.
- -
Ten tijde van de laatste proceshandeling in dit hoger beroep (30 mei 2023) liep het schuldhulpverleningstraject van [appellante] nog en had [appellante] de lopende huurtermijnen steeds tijdig en volledig voldaan.
- -
Naar het hof begrijpt, is de veroordeling tot ontruiming van de woning nog niet tenuitvoergelegd.
Over grief 1: de hoogte van de huurachterstand over de periode tot en met augustus 2022.
4.5.1.
De kantonrechter heeft in het beroepen vonnis geoordeeld dat de huurachterstand van [appellante] over de periode tot en met augustus 2022 ten tijde van de bij de kantonrechter gehouden mondelinge behandeling (17 augustus 2022) € 4.208,32 bedroeg.
4.5.2.
Grief 1 is tegen dat oordeel gericht. In de toelichting op die grief stelt [appellante] naar de kern genomen het volgende.
- -
Volgens de inleidende dagvaarding bedroeg de huurachterstand over de periode tot en met mei 2022 € 2.107,70.
- -
De verschuldigde huur over de maanden juni, juli en augustus 2022 bedroeg € 630,05 per maand.
- -
De huurachterstand over de periode tot en met augustus 2022 kan dus in elk geval niet meer hebben bedragen dan (€ 2.107,70 + € 630,05 + € 630,05 + € 630,05 =) € 3.997,85;
- -
de kantonrechter heeft ter zake de huurachterstand over de periode tot en met augustus 2022 dus een te hoog bedrag toegewezen.
4.5.3.
Goed Wonen heeft als reactie op de grief, onder verwijzing naar het door haar als productie 6 bij de kantonrechter overgelegde overzicht van de huurachterstand over de periode tot en met augustus 2022, gesteld dat de huurachterstand over die periode ten tijde van de mondelinge behandeling € 3.983,83 bedroeg. Goed Wonen is tot dat bedrag gekomen door van de op het overzicht vermelde “Zuivere huurachterstand” van € 4.208,83 de door haar gemachtigden ontvangen betalingen van in totaal € 225,-- af te trekken. Goed Wonen heeft er in dit kader voorts op gewezen dat de kantonrechter, door aan huurachterstand tot en met augustus 2022 € 4.208,83 toe te wijzen, ten onrechte niet de betalingen van in totaal € 225,-- op de huurachterstand in mindering heeft gebracht.
4.5.4.
Het hof stelt voorop dat [appellante] het door Goed Wonen als productie 6 bij de kantonrechter overgelegde (geactualiseerde) overzicht van de huurachterstand in de toelichting op haar grief niet, althans niet voldoende gemotiveerd, heeft bestreden. Daarom zal het hof van de juistheid van dat overzicht uitgaan. Of Goed Wonen de huurachterstand over de periode tot en met mei 2022 in de inleidende dagvaarding juist heeft begroot kan daarom verder in het midden blijven. [appellante] heeft zich er niet op beroepen dat dat bedrag (€ 2.107,70) onjuist is.
4.5.5.
Goed Wonen heeft er terecht op gewezen dat de kantonrechter, door aan huurachterstand tot en met augustus 2022 € 4.208,83 toe te wijzen, ten onrechte niet de betalingen van in totaal € 225,-- (die aan de gemachtigden van Goed Wonen gedaan zijn in de periode van 10 augustus 2021 tot en met 27 april 2022) op de huurachterstand in mindering heeft gebracht. De kantonrechter heeft dus inderdaad, zij het door een andere oorzaak dan de door [appellante] genoemde oorzaak, de huurachterstand op een te hoog bedrag vastgesteld. Het hof zal het beroepen vonnis daarom vernietigen voor zover daarbij de huurachterstand over de periode tot en met augustus 2022 is begroot op € 4.208,83. Het hof zal, in zoverre opnieuw rechtdoende, de huurachterstand over die periode begroten op het door Goed Wonen gestelde (en door [appellante] onvoldoende bestreden) bedrag van
€ 3.983,83.
4.5.6.
Grief 1 heeft in zoverre doel getroffen.
Over grief 2: de vordering van € 50,71 ter zake buitengerechtelijke kosten.
4.6.1.
Grief 2 is gericht tegen de toewijzing van de vordering van Goed Wonen ten bedrage van € 50,71 in verband met buitengerechtelijke kosten. In de toelichting op de grief voert [appellante] aan dat zij de door Goed Wonen als productie 3 bij de inleidende dagvaarding overgelegde brief van 7 juni 2021, waarin de verschuldigdheid van buitengerechtelijke kosten is aangezegd, nimmer heeft ontvangen. [appellante] betwist op grond daarvan dat die brief ooit aan haar is verstuurd, en concludeert dat het bedrag aan buitengerechtelijke kosten ten onrechte is toegewezen.
4.6.2.
Het hof stelt bij de beoordeling van deze grief het volgende voorop. Volgens artikel 6:96 lid 6 BW kan, indien de schuldenaar een natuurlijk persoon is die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf, de vergoeding voor buitengerechtelijke kosten pas verschuldigd worden nadat de schuldenaar na het intreden van het verzuim, onder vermelding van de gevolgen van het uitblijven van betaling, waaronder de vergoeding voor buitengerechtelijke kosten die in overeenstemming met de nadere regels wordt gevorderd, vruchteloos is aangemaand tot betaling binnen een termijn van veertien dagen, aanvangende de dag na aanmaning. De door Goed Wonen als productie 3 bij de inleidende dagvaarding overgelegde brief kan als een zodanige “veertiendagenbrief” worden beschouwd.
4.6.3.
Goed Wonen heeft als reactie op de grief gesteld dat de veertiendagenbrief van 7 juni 2021 wel degelijk naar [appellante] is verzonden en door haar is ontvangen. Ter onderbouwing van die stelling heeft Goed Wonen een kopie van een e-mail van [appellante] van 24 juni 2021, gericht aan de door Goed Wonen ingeschakelde gemachtigde, overgelegd. Die e-mail bevat de volgende onderwerpsaanduiding:
“Uw brief d.d. 7 juni 2021 / doss. nr. [dossiernummer] / Goed Wonen”
In de e-mail staat:
“Beste [x] ,
Graag wil ik een specificatie van het vermelde bedrag van 882,46
Met vriendelijke groet,
[appellante] ”
4.6.4.
Gelet op deze e-mail, moet worden aangenomen dat [appellante] de veertiendagenbrief heeft ontvangen. In de e-mail reageert zij immers op die brief, onder vermelding van de juiste datum, het juiste dossiernummer en het bedrag dat in de brief is genoemd. [appellante] heeft in het vervolg van de procedure niet betwist dat zij de genoemde e-mail heeft verzonden, hoewel zij nog bij akte en antwoordakte aan het woord is geweest. Daarom neemt het hof als vaststaand aan dat Goed Wonen de veertiendagenbrief destijds aan [appellante] heeft verzonden en dat [appellante] die brief destijds heeft ontvangen. Het hof verwerpt om die reden grief 2.
Over grief 3: rechtvaardigt de tekortkoming in de nakoming van de huurbetalingsverplichtingen de ontbinding van de huurovereenkomst, mede gelet op het feit dat Goed Wonen artikel 2 van het Besluit gemeentelijke schuldhulpverlening niet is nagekomen?
4.7.1.
Grief 3 is gericht tegen het oordeel van de kantonrechter dat de huurachterstand die ten tijde van de mondelinge behandeling van de zaak bij de kantonrechter bestond, de ontbinding van de huurovereenkomst met haar gevolgen rechtvaardigt. In de toelichting op de grief betoogt [appellante] , samengevat, het volgende.
- -
De kantonrechter heeft zijn oordeel dat de tekortkoming in de nakoming van de betalingsverplichtingen de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt, uitsluitend gebaseerd op de hoogte van de huurachterstand. Bij de beoordeling of de tekortkoming de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt, moeten echter alle omstandigheden van het geval worden meegewogen. Op grond van artikel 2 van het Besluit gemeentelijke schuldhulpverlening (hierna: Bgs) had Goed Wonen, toen [appellante] een huurachterstand liet ontstaan, [appellante] moeten aanmelden bij de gemeentelijke schuldhulpverlening. Als Goed Wonen dat gedaan had, zou de huurachterstand vanaf dat moment niet verder zijn opgelopen. Dit blijkt uit het feit dat, nu [appellante] inmiddels is aangemeld bij de schuldhulpverlening, de lopende huurtermijnen steeds tijdig en volledig worden voldaan.
- -
Daar komt bij dat Goed Wonen onvoldoende belang heeft bij ontbinding en ontruiming, aangezien de lopende huurtermijnen nu al geruime tijd tijdig en volledig worden voldaan. De belangen van [appellante] bij behoud van de woonruimte zijn daarentegen groot, onder meer omdat een ontruiming voor [appellante] grote kosten meebrengt en zij, als zij dakloos wordt, niet in staat zal zijn met haar schuldeisers een regeling te treffen.
- -
Om bovenstaande redenen had de kantonrechter de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en de vordering tot ontruiming moeten afwijzen.
4.7.2.
Goed Wonen heeft de grief bestreden. Zij heeft niet betwist dat zij de meldingsplicht van artikel 2 Bgs niet is nagekomen. Zij meent echter dat gelet op de omstandigheden van dit geval, waaronder de hoogte van de huurachterstand en het betalingsgedrag van [appellante] in het verleden, ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde gerechtvaardigd zijn.
4.7.3.
Het hof stelt bij de beoordeling van deze grief het volgende voorop.
Artikel 6:265 lid 1 BW bepaalt dat iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van zijn verbintenissen, aan de wederpartij de bevoegdheid geeft om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te (doen) ontbinden, tenzij de tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. De hoofdregel en de tenzij-bepaling brengen tezamen de materiële rechtsregel tot uitdrukking dat, kort gezegd, slechts een tekortkoming van voldoende gewicht recht geeft op (gehele of gedeeltelijke) ontbinding van de overeenkomst. Ten aanzien van de stelplicht en bewijslast brengt de structuur van hoofdregel en tenzij-bepaling in de systematiek van het BW echter wel mee dat de schuldeiser moet stellen en zo nodig bewijzen dat sprake is van een tekortkoming aan de zijde van de schuldenaar (en in voorkomend geval dat voldaan is aan de eis van art. 6:265 lid 2 BW dat de schuldenaar in verzuim is), en dat het aan de schuldenaar is om de omstandigheden te stellen en zo nodig te bewijzen die zien op toepassing van de tenzij-bepaling. Bij beantwoording van de vraag of de ontbinding gerechtvaardigd is, kunnen alle omstandigheden van het geval van belang zijn, waaronder het concrete belang van de huurder bij het voortduren van de huurovereenkomst (HR 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1810).
4.7.4.
Het door [appellante] in de toelichting op haar grief genoemde Bgs is per 1 januari 2021 in werking is getreden. Voor huurovereenkomsten met betrekking tot woonruimte is met name artikel 2 van het Bsg van belang. Dit artikel luidt als volgt:
“Artikel 2. Gegevensverstrekking huurachterstand
De verhuurder van een tot bewoning bestemde onroerende zaak verstrekt als er achterstand is in het betalen van de huur de contactgegevens van de huurder en de hoogte van de achterstand aan het college voor schuldhulpverlening, als hij:
a. inspanning heeft geleverd om in persoonlijk contact te treden met de huurder om deze te wijzen op de mogelijkheden om betalingsachterstanden te voorkomen en te beëindigen;
b. de huurder gewezen heeft op de mogelijkheden voor schuldhulpverlening;
c. de huurder tenminste eenmaal een schriftelijke herinnering heeft gestuurd over de betalingsachterstand; en
d. bij die schriftelijke herinnering heeft aangeboden om met schriftelijke toestemming van de huurder zijn contactgegevens aan het college te verstrekken en de huurder daarop niet afwijzend heeft gereageerd.”
4.7.5.
Het Bgs is gebaseerd op de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs). In artikel 3 lid 1 onder b van die wet is de mogelijkheid opgenomen om signalen van schuldeisers over het bestaan van betalingsachterstanden aan te wijzen op basis waarvan schuldhulpverleners zelf het initiatief moeten nemen voor een intakegesprek met inwoners met schulden (de zogenoemde ‘vroegsignalering’ van schulden). Daarvoor is het nodig dat de schuldhulpverleners meldingen ontvangen over die schulden. In het Bgs is kort gezegd geregeld dat woningverhuurders betalingsachterstanden melden bij gemeenten als het hen niet lukt de huurachterstand buitengerechtelijk te incasseren. Er is in het Bgs geen sanctie opgenomen op het niet melden. De verhuurder houdt de mogelijkheid om aan de rechter om ontbinding van de huurovereenkomst te vragen. In de Nota van toelichting op het Bgs staat onder meer dat het de verwachting is dat de rechter de vroegsignalering van schulden gaat betrekken bij de afweging of huisuitzetting te rechtvaardigen is. Het niet melden van de huurachterstand door de verhuurder is – met andere woorden – een omstandigheid die de rechter kan meewegen bij de beantwoording van de vraag of de tekortkoming van de huurder in de nakoming van de huurbetalingsverplichtingen van voldoende gewicht is om ontbinding van de huurovereenkomst met haar gevolgen te rechtvaardigen.
4.7.6.
In dit geval staat vast dat Goed Wonen het bepaalde in artikel 2 van het Bsg niet heeft nageleefd. Het gevolg hiervan is dat geen vroegsignalering als bedoeld in het Bsg heeft plaatsgevonden. De mogelijkheid dat de schuldhulpverlening na die melding contact had kunnen opnemen met [appellante] is daardoor niet benut.
4.7.7.
Bij de beoordeling hoeveel gewicht dit in de schaal legt, acht het hof van belang dat [appellante] , kennelijk nadat zij na het beroepen vonnis contact had opgenomen met een rechtshulpverlener, de in rov. 4.4 van dit arrest genoemde verzoeken heeft ingediend, schuldhulpverlening is gaan ontvangen en vanaf dat moment de lopende huurtermijnen steeds tijdig en volledig heeft voldaan. Verder pleegt in het kader van de schuldhulpverlening een aanbod te worden gedaan aan de schuldeisers, hetgeen ertoe kan leiden dat de openstaande huurschuld al dan niet in termijnen geheel of ten dele wordt voldaan.
4.7.8.
[appellante] heeft gesteld dat, als Goed Wonen aan haar meldingsplicht had voldaan en de schuldhulpverlening eerder zou zijn opgestart, de huurachterstand niet zo ver zou zijn opgelopen als nu het geval is. Het hof acht dat aannemelijk, omdat vanaf de inschakeling van de schuldhulpverlening die uiteindelijk pas na het beroepen vonnis op initiatief van de pas toen door [appellante] ingeschakelde rechtshulpverlener heeft plaatsgevonden, de lopende huurtermijnen steeds tijdig en correct zijn voldaan. Daarom acht het hof het waarschijnlijk dat bij eerdere inschakeling van de schuldhulpverlening het oplopen van de huurachterstand eerder tot staan zou zijn gebracht. Het hof acht het feit dat Goed Wonen de melding niet heeft verricht, daarom een zwaarwegende omstandigheid die toe te rekenen valt aan Goed Wonen en die niet ten nadele van [appellante] mag komen.
4.7.9.
Goed Wonen heeft in de memorie van antwoord nog gesteld dat [appellante] over een periode in het verleden de huur steeds op de tiende van de maand heeft voldaan en dus niet, zoals volgens de overeenkomst vereist, vóór de eerste van elke maand. Het hof acht dat in dit geval niet van doorslaggevend belang. [appellante] heeft in het door haar bij de kantonrechter ingediende schriftelijke antwoord reeds uiteengezet dat dit verband hield met de betaaldatum van haar uitkering, en dat Goed Wonen daarvan al sinds 2018 op de hoogte was. Goed Wonen heeft dat niet gemotiveerd betwist. Bovendien voldoet [appellante] , sinds zij schuldhulpverlening heeft, de huur wel tijdig.
4.7.10.
Goed Wonen heeft in de memorie van antwoord voorts betoogd dat [appellante] in het geding bij kantonrechter niet openstond voor schuldhulpverlening omdat ze niet bij de mondelinge behandeling is verschenen. Het hof verwerpt dat betoog. [appellante] procedeerde in het geding bij de kantonrechter in persoon. Zij heeft een schriftelijke verweer ingediend en zij is in het geding niet gewezen op de mogelijkheid van schuldhulpverlening. Dat [appellante] daarvoor niet open stond mag dus niet zonder meer worden aangenomen. Het had juist op de weg van Goed Wonen gelegen om aan artikel 2 van het Bgs te voldoen, zodat de schuldhulpverlening met [appellante] in contact had kunnen komen. Het hof acht om de hiervoor in rov. 4.7.8 genoemde redenen aannemelijk dat dit tot een niet verder oplopen van de huurachterstand zou hebben geleid.
4.7.11.
Goed Wonen heeft in de memorie van antwoord verder betoogd dat niet aannemelijk is dat een vroegsignalering het oplopen van de huurachterstand had kunnen voorkomen, omdat [appellante] , nadat een poging om inkomen uit arbeid te verwerven mislukte, geen uitkering heeft aangevraagd, zonder inkomen zat en dus hoe dan ook de huur niet kon betalen. Het hof verwerpt ook dit betoog. Voor het geval dat Goed Wonen aan haar meldingsplicht had voldaan en [appellante] daardoor eerder in contact zou zijn gekomen met schuldhulpverlening, is aannemelijk dat [appellante] op initiatief van de schuldhulpverlening ook weer eerder een uitkering zou hebben aangevraagd en de huur weer zou hebben kunnen voldoen.
4.7.12.
Goed Wonen heeft in de memorie van antwoord ook in meer algemene zin gewezen op het slechte betalingsgedrag van [appellante] in het verleden, en gesteld dat zij in verband daarmee regelmatig aanmaningen heeft moeten versturen en dat [appellante] getroffen regelingen niet nakwam. Het hof acht ook bij de beoordeling van deze stelling van belang dat, vanaf het moment dat uiteindelijk schuldhulpverlening was ingeschakeld, de lopende huur steeds tijdig en volledig is voldaan. Het hof acht daarom aannemelijk dat, als [appellante] eerder met schuldhulpverlening in contact was gekomen, haar betalingsgedrag ook eerder zou zijn verbeterd. Dat dit niet in een eerder stadium is gebeurd, is aan Goed Wonen toe te rekenen. Zij heeft immers niet voldaan aan de uit artikel 2 van het Bgs voortvloeiende meldingsplicht.
4.7.13.
Hof overweegt voorts dat de huurachterstand van [appellante] ten tijde van het uitbrengen van de inleidende dagvaarding niet veel meer dan drie maanden bedroeg. Niet uit te sluiten valt dat, indien Goed Wonen de uit het Bgs voortvloeiende verplichtingen tijdig zou zijn nagekomen, de huurachterstand niet eens zou zijn opgelopen tot drie maanden.
4.7.14.
Het bovenstaande breng het hof tot de slotsom dat de tekortkoming van [appellante] in de nakoming van haar huurbetalingsverplichtingen, die mede toe te rekenen valt aan de niet nakoming door Goed Wonen van haar meldingsplicht, de ontbinding van de huurovereenkomst met haar gevolgen niet rechtvaardigt. De meldingsplicht is juist in het Bgs opgenomen om tijdig te kunnen ingrijpen bij betalingsproblemen en onnodige huisuitzettingen zoveel mogelijk te voorkomen. Het hof acht voorts van belang dat [appellante] , sinds zij contact heeft met schuldhulpverlening, correct voldoet aan haar huurbetalingsverplichtingen, en doende is met het treffen van een regeling over haar bestaande schulden. Goed Wonen heeft niet betwist dat dit traject ernstig in gevaar komt als [appellante] haar huurwoning zou moeten ontruimen. Grief III slaagt dus.
Conclusie en afwikkeling
4.8.1.
Uit het voorgaande volgt dat het beroepen vonnis moet worden vernietigt. Het hof zal opnieuw recht doen zoals hierna onder “De uitspraak” te vermelden.
4.8.2.
Gelet op de uitkomst van dit geding, zijn beide partijen in het geding in eerste aanleg deels in het gelijk en deels in ongelijk gesteld. Het hof zal de proceskosten van het geding bij de kantonrechter daarom compenseren tussen de partijen, aldus dat elke partij de eigen proceskosten moet dragen.
4.8.3.
Het hoger beroep heeft grotendeels doel getroffen. Het hof zal Goed Wonen daarom als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten van het hoger beroep. De door [appellante] over de proceskosten gevorderde rente zal het hof op de hierna onder “De uitspraak” te vermelden wijze toewijzen.
4.8.4.
[appellante] heeft ook aanspraak gemaakt op vergoeding van nakosten en de wettelijke rente daarover. Volgens vaste rechtspraak levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten en de wettelijke rente daarover omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten en de wettelijke rente daarover, met dien verstande dat de wettelijke rente over de nakosten die zijn verbonden aan noodzakelijke betekening van de uitspraak, is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. Het hof zie daarin aanleiding om de nakosten en de wettelijke rente daarover niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling te vermelden (vergelijk HR ECLI:NL:HR:2022:853, rov. 2.3).
4. De uitspraak
Het hof:
vernietigt het door de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats Eindhoven, onder zaaknummer 9902218 en rolnummer 22-3288 tussen partijen gewezen vonnis van 15 september 2022;
opnieuw rechtdoende:
- -
wijst de vorderingen tot ontbinding van de huurovereenkomst, tot veroordeling van [appellante] tot ontruiming van het gehuurde en tot veroordeling van [appellante] tot betaling van een gebruiksvergoeding af;
- -
veroordeelt [appellante] tot betaling aan Goed Wonen van € 3.983,83 aan achterstallige huur over de periode tot en met augustus 2022, vermeerderd met de wettelijke rente over de ten tijde van de inleidende dagvaarding opeisbare huurachterstand van € 2.071,70 vanaf 30 mei 2022;
- -
veroordeelt [appellante] tot betaling aan Goed Wonen van € 50,71 ter zake buitengerechtelijke kosten;
- -
compenseert de proceskosten van het geding bij de kantonrechter tussen partijen, aldus dat elke partij de eigen kosten moet dragen;
veroordeelt Goed Wonen in de proceskosten van het hoger beroep, en begroot die kosten tot op heden aan de zijde van [appellante] op € 131,18 aan dagvaardingskosten, op € 343,-- aan griffierecht en op € 2.366,-- aan salaris advocaat, en bepaalt dat deze bedragen binnen veertien dagen na de dag van deze uitspraak moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf het einde van voormelde termijn tot aan de dag der voldoening;
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het in hoger beroep meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. I.B.N. Keizer, M.G.W.M. Stienissen en J.J.M. Saelman en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 10 oktober 2023.
griffier rolraadsheer