Hof Amsterdam, 05-04-2019, nr. 2300461316
ECLI:NL:GHAMS:2019:1182
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
05-04-2019
- Zaaknummer
2300461316
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2019:1182, Uitspraak, Hof Amsterdam, 05‑04‑2019; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2021:1910
Uitspraak 05‑04‑2019
Inhoudsindicatie
meer naar aanleiding van verweren over de bevoegdheid tot vertegenwoordiging van rechtspersonen, eigen schuld van de benadeelde en eisen die gesteld moeten worden aan de onderbouwing van de vordering in relatie tot de inhoud van de verklaringen van de verdachte. Het hof neemt, gelet op de intensiteit van de samenwerking bij de tezamen en in vereniging gepleegde flessentrekkerij, groepsaansprakelijkheid aan ten aanzien van door leveranciers geleden schade. Daarop aansluitend volgen beschouwingen over het rechtstreeks verband tussen deelneming aan een criminele organisatie en schade die is geleden door benadeelde partijen. Dit mondt uit in gehele of gedeeltelijke toewijzing van een groot aantal vorderingen. Oplegging van de schadevergoedingsmaatregel niet gevorderd maar door het hof toch opgelegd. Het hof acht onvoldoende aanknopingspunten aanwezig voor het oordeel dat de verdachte in het geheel geen verhaal zal kunnen bieden. Beschouwing over de wettelijke grondslag voor oplegging van de bijkomende straf van ontzetting van rechten (artikelen 31 en 339 Sr), uitmondend in de conclusie dat in het onderhavige geval oplegging niet mogelijk is en in afwijzing van de vordering van de advocaat-generaal om de straf op te leggen.
afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004568-16
datum uitspraak: 5 april 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 1 december 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-845089-14 tegen
[verdachte 2],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1955,
adres: [adres verdachte 2]
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 23 februari 2018, 7 maart 2018, 19 februari 2019, 20 februari 2019, 25 februari 2019, 28 februari 2019, 4 maart 2019, 8 maart 2019, 22 maart 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten nadere omschrijving tenlastelegging ex 314a van het Wetboek van Strafvordering is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met november 2014 te Amsterdam en/of Alkmaar en/of Schagen en/of Heiloo en/of Tuitjenhorn, gemeente Schagen en/of Stompetoren, gemeente Alkmaar en/of Schermerhorn, gemeente Alkmaar en/of Schoorl, gemeente Bergen (NH) en/of Beverwijk en/of Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, en/of Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer, en/of Broek op Langedijk, gemeente Langedijk, in elk geval in Nederland, heeft deelgenomen aan een of meer organisatie(s),
te weten (een) samenwerkingsverband(en) van verdachte en/of [verdachte 1] en/of [verdachte 3] en/of [verdachte 4] en/of [verdachte 5] en/of [verdachte 7] en/of [verdachte 13] en/of een of meer andere natuurlijke personen,
waarbij deze organisatie(s) (telkens) gebruik heeft/hebben gemaakt van (een) onderneming(en) en/of de naam van (een) onderneming(en), te weten
[zaak 1] (zaak 1) en/of [zaak 2] (zaak 2) en/of [zaak 5] (zaak 5) en/of [zaak 6] (zaak 6) en/of [zaak 8] (zaak 8) en/of [zaak 9] (zaak 9) en/of [zaak 10] (zaak 10) en/of [zaak 12] (zaak 12) en/of [zaak 13] (zaak 13) en/of [zaak 14] (zaak 14) en/of [zaak 15] (zaak 15) en/of [zaak 16] (zaak 16) en/of [zaak 17] (zaak 17) en/of [zaak 18] (zaak 18)
bestaande de betrokkenheid van verdachte uit deelnemingshandelingen ten aanzien van alle hierboven genoemde ondernemingen,
welke organisatie(s) (telkens) tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het (mede)plegen van faillissementsfraude (artikel 340 t/m 344 en artikel 194 Wetboek van Strafrecht) en/of verduistering (artikel 321 Wetboek van Strafrecht) en/of oplichting (artikel 326 Wetboek van Strafrecht) en/of flessentrekkerij (artikel 326a Wetboek van Strafrecht) en/of valsheid in geschrifte (artikel 225 Wetboek van Strafrecht) en/of (gewoonte)witwassen (artikel 420bis en artikel 420ter Wetboek van Strafrecht) en/of (gewoonte)heling (artikel 416 en 417 Wetboek van Strafrecht),
van welke organisatie(s) hij, verdachte, (telkens) oprichter en/of leider en/of bestuurder, in elk geval deelnemer, is geweest;
2.
hij in of omstreeks de periode van 27 augustus 2014 tot en met 4 november 2014 in de gemeente Alkmaar,
in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, en/of alleen, een beroep of
een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen (telkens) met het oogmerk om zonder volledige
betaling zich en/of (een) ander(en) de beschikking over die goederen te verzekeren,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s), telkens met voormeld oogmerk, de op de aan deze dagvaarding gehechte bijlage vermelde goederen, in elk geval enig(e) goed(eren), gekocht van de na te noemen (rechts)perso(o)n(en), te weten:
- [leverancier 1] te Tiel (8-G-03) en/of
- [leverancier 2] te Barendrecht(8-G-04) en/of
- [leverancier 3] te Alkmaar (8-G-04)en/of
- [leverancier 4] te Gorredijk (8-G-06) en/of
- [leverancier 5] te Deventer (8-G-07) en/of
- [leverancier 6] te Alphen aan den Rijn (8-G-08) en/of
- [leverancier 7] te Duiven (8-G-11) en/of
- [leverancier 8] te Hoofddorp (8-G-12) en/of
- [leverancier 9] te Uddel (8-G-13) en/of
- [leverancier 10] te Hoofddorp(8-G-14) en/of
- [leverancier 11] te Bergen op Zoom (8-G-15) en/of
- [leverancier 12] te Lutten (8-G-16) en/of
- [leverancier 13] te Alkmaar (8-G-17) en/of
- [leverancier 14] te Oldenzaal (8-G-18) en/of
- [leverancier 15] te Winterswijk (8-G-19) en/of
- [leverancier 16] te Soest (8-G-20) en/of
- [leverancier 17] te Schijndel (8-G-21) en/of
- [leverancier 18] te Wormerveer (8-G-22) en/of
- [leverancier 19] te Borne (8-G-23) en/of
- [leverancier 20] te Heijningen (8-G-24) en/of
- [leverancier 21] te Zoetermeer (8-G-25) en/of
- [leverancier 22] te Amsterdam (8-G-26) en/of
- [leverancier 23] te Roosendaal en/of [leverancier 23] te Idar-Oberstein (Dld) (8-G-27) en/of
- [leverancier 24] te Alkmaar (8-G-28) en/of
- [leverancier 25] te Hengelo (O) (8-G-29) en/of
- [leverancier 26] te Vlaardingen (8-G-30) en/of
- [leverancier 27] te Zwaagdijk-Oost(8-G-33).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 januari 2011 tot en met november 2014 in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie,
te weten een samenwerkingsverband van verdachte en [verdachte 1] en [verdachte 3] en [verdachte 4] en [verdachte 5] en [verdachte 7],
waarbij deze organisatie telkens gebruik heeft gemaakt van ondernemingen, te weten
[zaak 1]en [zaak 2] en [zaak 5] en [zaak 6] en [zaak 8] en [zaak 9] en [zaak 10] en [zaak 12] en [zaak 13] en [zaak 14] en [zaak 15] en [zaak 16] en [zaak 17] en [zaak 18], bestaande de betrokkenheid van verdachte uit deelnemingshandelingen ten aanzien van alle hierboven genoemde ondernemingen,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk faillissementsfraude en flessentrekkerij,
van welke organisatie hij, verdachte, leider is geweest;
2.
hij in de periode van 27 augustus 2014 tot en met 4 november 2014 in Nederland, tezamen en in
vereniging met anderen, een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om
zonder volledige betaling zich en anderen de beschikking over die goederen te verzekeren,
immers hebben verdachte en zijn mededaders, telkens met voormeld oogmerk, de op de aan dit arrest gehechte bijlage vermelde goederen gekocht van de na te noemen rechtspersonen, te weten:
- [leverancier 1] te Tiel en
- [leverancier 2] te Barendrecht en
- [leverancier 3] te Alkmaar en
- [leverancier 4] te Gorredijk en
- [leverancier 5] te Deventer en
- [leverancier 6] te Alphen aan den Rijn en
- [leverancier 7] te Duiven en
- [leverancier 8] te Hoofddorp en
- [leverancier 9] te Uddel en
- [leverancier 10] te Hoofddorp en
- [leverancier 11] te Bergen op Zoom en
- [leverancier 12] te Lutten en
- [leverancier 13] te Alkmaar en
- [leverancier 14] te Oldenzaal en
- [leverancier 15] te Winterswijk en
- [leverancier 16] te Soest en
- [leverancier 17] te Schijndel en
- [leverancier 18] te Wormerveer en
- [leverancier 19] te Borne en
- [leverancier 20] te Heijningen en
- [leverancier 21] te Zoetermeer en/of
- [leverancier 22] te Amsterdam en
- [leverancier 23] te Roosendaal en [leverancier 23] te Idar-Oberstein (Dld) en
- [leverancier 24] te Alkmaar en
- [leverancier 25] te Hengelo (O) en
- [leverancier 26] te Vlaardingen en
- [leverancier 27] te Zwaagdijk-Oost.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze zijn opgenomen in de bijlage bij dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
als leider deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van een gewoonte maken van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich of een ander de beschikking over die goederen te verzekeren.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straffen
De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren met aftrek van voorarrest, alsmede tot een beroepsverbod, inhoudende dat verdachte gedurende vijf jaren nadat hij zijn gevangenisstraf heeft uitgezeten geen statutair of feitelijk bestuurder dan wel vennoot van enig rechtspersoon als bedoeld in artikel 51 van het Wetboek van Strafrecht mag zijn, met openbaarmaking van de uitspraak ingevolge artikel 339 van het Wetboek van Strafrecht. Voorts zijn beslissingen genomen omtrent de in beslag genomen voorwerpen en vorderingen van de benadeelde partijen, als nader in het vonnis waarvan beroep is omschreven.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straffen als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft deel uitgemaakt van een criminele organisatie, die zich gedurende een periode van enkele jaren heeft bezig gehouden met het stelselmatig plegen van flessentrekkerij in georganiseerd verband. De verdachte en zijn mededaders gebruikten hiervoor speciaal daartoe opgerichte ondernemingen. In een enkel geval werd gebruikgemaakt van een al langer bestaand bedrijf met een goede reputatie.
De organisatie bleek in staat die ondernemingen in zeer korte tijd naar buiten toe neer te zetten als goedlopende, bonafide bedrijven. Daartoe werden bedrijfspanden in gebruik genomen, die vervolgens zowel materieel als personeel werden ingericht. Ook in de digitale infrastructuur werd voorzien, terwijl voorts de financiële kant werd afgedekt door het opmaken van valse, bij de kamer van koophandel gedeponeerde, jaarrekeningen. De verdachte en zijn mededaders hebben veelal met gebruikmaking van valse namen nietsvermoedende ondernemers benaderd teneinde op zeer grote schaal goederen te bestellen, niet zelden voor tienduizenden euro’s tegelijk. Daarbij schroomden de verdachte en zijn mededaders niet om eerst een aantal kleine facturen te betalen teneinde vertrouwen te wekken, zodat kort daarop een grote slag kon worden geslagen.
Met het oplopen van de onbetaalde rekeningen en daarmee de kans op betrapping, werden de gebruikte ondernemingen administratief veelal overgedragen op katvangers. Faillissementen volgden en curatoren vingen door de inzet van die katvangers bot bij het achterhalen van administratie en het aanspreken van degenen die de schade hadden veroorzaakt. Het gevolg daarvan was dat schuldeisers hun vorderingen in rook zagen opgaan. Terwijl gedupeerden en curatoren nog bezig waren sporen van goederen, administratie, aansprakelijke personen en baten te zoeken, waren de verdachte en zijn mededaders al weer volop bezig met hun frauduleuze praktijken in een nieuwe onderneming. De daarbij veroorzaakte schade loopt in de vele honderdduizenden euro’s.
Bij alle door de criminele organisatie gebruikte ondernemingen was de verdachte betrokken. De verdachte heeft in deze jarenlange zwendel ten aanzien van die ondernemingen een bepalende en leidinggevende rol gehad. Zo was de verdachte veelal betrokken bij het opstarten van de ondernemingen en bij de inkoop van de goederen. Ook deelde de verdachte mee in de gegenereerde winsten. Het hof weegt deze rol van de verdachte in strafverzwarende zin mee.
Ook het strafrechtelijk verleden van de verdachte laat het hof in het nadeel van de verdachte meewegen. Uit het op naam van de verdachte gestelde 18-pagina’s tellend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 11 februari 2019 volgt dat de verdachte sinds 1995 diverse forse onvoorwaardelijke gevangenisstraffen op zijn naam heeft voor onder meer oplichting, flessentrekkerij en deelneming aan een criminele organisatie. Laatstelijk is hij op 1 maart 2013 door het hof van beroep te Hasselt in België onder meer tot een gevangenisstraf van dertien maanden veroordeeld voor “fraude met inbegrip van zwendel”. Het hof stelt op grond van de bewezenverklaring vast dat de verdachte ten tijde van deze uitspraak al volop bezig was met het plegen van soortgelijke misdrijven en ook na die Belgische veroordeling onverdroten is doorgegaan met het plegen van zwendel. Ook thans heeft de verdachte tegenover het hof naar voren gebracht zijn leven te hebben gebeterd. Het hof overweegt dat wat er ook zij van het waarheidsgehalte van die mededeling, er een vergelding dient plaats te vinden die past bij de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten en bij de hardnekkigheid waarmee de verdachte recidiveert.
Bij de bepaling van het toepasselijk strafmaximum gaat het hof ervan uit dat de onder 1 bewezen verklaarde deelneming aan een criminele organisatie in een verhouding van eendaadse samenloop staat tot het onder 2 bewezen verklaarde medeplegen aan flessentrekkerij.
Al het vorenstaande in aanmerking genomen, acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren op zijn plaats.
Het hof stelt ambtshalve vast dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is overschreden. Als uitgangspunt heeft in deze zaak, gezien de toegepaste voorlopige hechtenis, te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindarrest binnen zestien maanden nadat hoger beroep is ingesteld, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdachte en/of zijn raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld. Van dergelijke bijzondere omstandigheden is het hof niet gebleken. Met betrekking tot het procesverloop in hoger beroep geldt dat de verdachte op 13 december 2016 hoger beroep heeft ingesteld. Het hof wijst op 5 april 2019 arrest. Het hof is van oordeel dat, gezien dat procesverloop, de redelijke termijn met ongeveer één jaar is overschreden. De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft aldus niet binnen een redelijke termijn plaatsgevonden en dit dient matiging van de op te leggen straf tot gevolg te hebben. Gelet op de geconstateerde termijnoverschrijding zal het hof de straf matigen met zes maanden, tot een gevangenisstraf van vier jaren en zes maanden.
De vordering tot oplegging van de bijkomende straf van ontzetting van het recht tot uitoefening van het beroep van statutair bestuurder wordt afgewezen. Deelname aan een criminele organisatie, zoals bewezen onder 1, is niet een bij de wet bepaald geval dat oplegging van een dergelijke bijkomende straf mogelijk maakt. Voor wat betreft feit 2, het medeplegen aan flessentrekkerij, geldt dat niet vastgesteld kan worden dat de verdachte statutair bestuurder is geweest van [zaak 8] noch dat hij het feit heeft begaan in de uitoefening van dat beroep, hetgeen voor oplegging van de bijkomende straf van ontzetting uit een beroep wel een vereiste is ex artikel 339, eerste lid Sr. Oplegging van de gevorderde straf zou derhalve in strijd zijn met de wet.
Gezien de ernst van het onder 2 bewezen verklaarde en ter bescherming van de maatschappij zal het hof ter zake van dat feit als bijkomende straf de openbaarmaking van dit arrest gelasten. De openbaarmaking zal dienen te geschieden door middel van ongeanonimiseerde publicatie van dit arrest op www.rechtspraak.nl. Aangezien hiermee geen op de verdachte te verhalen kosten gemoeid zijn, zal het hof met toepassing van artikel 36, tweede lid, Sr de kosten van openbaarmaking op nihil schatten en zal het geen toepassing geven aan artikel 24c Sr.
In beslag genomen voorwerpen
Op de beslaglijst staan – genummerd 1 t/m 12 – meerdere onder de verdachte in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen.
Voor wat betreft de voorwerpen genummerd 5, 6 en 10 heeft de advocaat-generaal zich op het standpunt gesteld dat het hof, (deels) overeenkomstig het vonnis van de rechtbank, de teruggave aan de verdachte zal gelasten. Ten aanzien van de overige voorwerpen heeft de advocaat-generaal gerequireerd tot verbeurdverklaring dan wel onttrekking aan het verkeer. De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Met de rechtbank en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat de teruggave aan de verdachte moet worden gelast van de in beslag genomen, nader in het dictum omschreven, goederen genummerd 5, 6 en 10.
Voor wat betreft de overige op de beslaglijst vermelde goederen, te weten de nader in het dictum omschreven goederen met de nummers 1, 2, 3, 4, 7, 8, 9, 11 en 12 is het hof van oordeel dat, mede in het licht van het ontbreken van een onderbouwd standpunt van het openbaar ministerie te dier zake, niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat is voldaan aan de wettelijke vereisten voor de oplegging van de bijkomende straf van verbeurdverklaring dan wel van de maatregel van onttrekking aan het verkeer. Nu gesteld noch gebleken is dat de verdachte de rechthebbende is van de goederen en niet is kunnen worden vastgesteld aan wie de goederen toebehoren en voorts toepassing van de hoofdregel die teruggave aan de beslagene voorschrijft niet zonder meer voor de hand ligt, zal het hof gelet op de artikelen 353 juncto 415 Sv ten aanzien van deze goederen de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten.
Vorderingen van de benadeelde partijen
Algemene overwegingen
Bij pleidooi heeft de verdediging ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen enkele algemene standpunten ten verwere naar voren gebracht en verzoeken gedaan. Daarnaast zijn op het niveau van de individuele vorderingen standpunten ingenomen die met regelmaat zijn teruggekeerd. Het hof zal in het hiernavolgende eerst op deze standpunten en verzoeken ingaan.
Verzoeken tot niet-ontvankelijkverklaring algemeen
De raadsman heeft betoogd dat de gang van zaken in hoger beroep ertoe heeft geleid dat hij niet in voldoende mate gelegenheid heeft gehad om naar voren te brengen hetgeen hij tot verweer tegen de vordering wilde inbrengen en voor zover mogelijk daarvan bewijs te leveren. Om die reden zouden de benadeelde partijen in hun vorderingen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard. De raadsman heeft niet nader toegelicht op welke wijze de verdachte in zijn mogelijkheden tot het voeren van verweer beknot dan wel beperkt is geweest en op welke punten hij de vorderingen onvoldoende heeft kunnen weerspreken. Reeds daarom treft dit verweer geen doel. Het wordt verworpen.
De raadsman heeft voorts gewezen op de mogelijkheid dat goederen strafvorderlijk in beslag zijn genomen en zijn geretourneerd aan de leveranciers, dan wel door tussenkomst van de curator weer in handen van de leveranciers zijn gekomen. Nu hierover geen duidelijkheid bestaat, is sprake van een zodanige complexiteit dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard.
Het hof stelt vast dat enkele benadeelde partijen in het voegingsformulier melding hebben gemaakt van de teruggave van de goederen en het gevorderde schadebedrag daarop neerwaarts hebben bijgesteld. Overigens heeft de raadsman geen enkele indicatie gegeven van de goederen waarop zijn vermoeden betrekking heeft, noch heeft hij enig stuk ingebracht op basis waarvan zou kunnen worden aangenomen dat ook andere benadeelde partijen dan de hiervoor bedoelde, minder schade hebben geleden dan door hen is gesteld.
Naar het oordeel van het hof valt niet in te zien op welke wijze de door de raadsman geopperde mogelijkheid tot de verzochte conclusie kan leiden. Dit verweer wordt verworpen.
B.T.W.
Met de advocaat-generaal en de verdediging, en in lijn met bestendige jurisprudentie, is het hof van oordeel dat de gevorderde B.T.W. telkens niet voor toewijzing in aanmerking komt. Het moet er voor worden gehouden dat deze gestelde schadepost op de voet van artikel 29 van de Wet op de omzetbelasting voor verrekening in aanmerking komt. Daarnaast rust op de benadeelde partij de verplichting tot schadebeperking ex artikel 6:101 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Nu niettemin en in weerwil van de hiervoor weergegeven wettelijke uitgangspunten de B.T.W. door diverse benadeelde partijen zonder verdere toelichting is gevorderd, dienen de vorderingen in zoverre als onvoldoende onderbouwd te worden aangemerkt, zodat de benadeelde partijen te dier zake telkens niet-ontvankelijk moeten worden verklaard.
Vertegenwoordigingsbevoegdheid
Namens de verdachte is gesteld dat diverse vorderingen, ingediend namens rechtspersonen, lijden aan formele gebreken. In veel gevallen zou niet duidelijk zijn of de vordering is ingediend en ondertekend door een persoon, die de bevoegdheid heeft om de rechtspersoon te vertegenwoordigen. Onder verwijzing naar een recent arrest van de Hoge Raad van 30 oktober 2018 (ECLI:NL:HR:2018:2006) heeft de raadsman betoogd dat ook aan de te stellen minimale eisen niet is voldaan.
Het hof merkt vooreerst op dat de verwijzing naar het aangehaalde arrest tot enige verwarring aanleiding kan geven, omdat in de strafzaak die tot dat arrest heeft geleid niet de wettelijke vertegenwoordigingsbevoegdheid ter discussie stond, maar de verstrekte volmacht om de rechtspersoon gedurende de procedure te vertegenwoordigen. De bezwaren van de verdediging lijken bij veel vorderingen op het eerste betrekking te hebben.
Maar ook als dat onderscheid in acht wordt genomen, dient vooropgesteld te worden dat in de rechtspraak reeds eerder als uitgangspunt is aanvaard dat aan een betwisting van de bevoegdheid van de persoon die een benadeelde rechtspersoon in een strafprocedure vertegenwoordigt, bepaaldelijk eisen mogen worden gesteld. Als uit de stukken van het dossier blijkt van voldoende samenhang en continuïteit in handelen namens de rechtspersoon en bij de ondertekening van documenten (zoals facturen, correspondentie, e-mailberichten, het zogeheten wensenformulier in eerste en tweede aanleg), dient de betwisting van de bevoegdheid voldoende te zijn gesubstantieerd. Het hof zal in enkele gevallen op geleide van een daartoe strekkend verweer tot de conclusie komen dat over de vertegenwoordigingsbevoegdheid (in de wettelijke vorm dan wel op grond van een volmacht) teveel vragen zijn gerezen en reeds op die grond tot niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij in de vordering beslissen. In die gevallen waarin het hof de benadeelde wel ontvangt in de vordering, is de bevoegdheid tot vertegenwoordiging deugdelijk verantwoord, althans, in het licht van de niet meer dan blote betwisting, voldoende gebleken.
Eisen te stellen aan het zogeheten handhavingsformulier
Namens de verdachte is betoogd dat de invulling van het zogeheten handhavingsformulier, waarmee de benadeelde partij te kennen geeft de vordering tot schadevergoeding in hoger beroep geheel of gedeeltelijk te handhaven, in veel gevallen niet aan de daaraan te stellen formele eisen voldoet; in het bijzonder waar het gaat om de verantwoording ten aanzien van de bevoegdheid tot vertegenwoordiging van een benadeelde vennootschap. Hieraan ligt kennelijk de opvatting ten grondslag dat de ondertekening van het handhavingsformulier op dezelfde wijze dient te worden verantwoord als die van het voegingsformulier, als bedoeld in artikel 51g, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Deze opvatting vindt geen steun in het recht. In artikel 421, derde lid, Sv, waarin de voeging in hoger beroep is geregeld voor de gevallen waarin de vordering van de benadeelde partij in eerste aanleg niet volledig is toegewezen, is bepaald dat in de daar bedoelde gevallen kan worden volstaan met een verwijzing naar de opgave van de eerste vordering. Enige verwijzing naar een nadere regeling, zoals opgenomen in artikel 51g, eerste lid, Sv met betrekking tot de initiële vordering, ontbreekt.
Levering niet aangetoond
De verdediging heeft ten aanzien van diverse vorderingen zich op het standpunt gesteld dat de gestelde levering van de goederen niet toereikend is onderbouwd. In de kern is dit telkens voorzien van een beroep op het vereiste dat “wie stelt, moet bewijzen”. Ten aanzien van enkele vorderingen heeft de raadsman de bewoordingen gekozen dat de levering wordt betwist. In geen enkel geval is naar het oordeel van het hof sprake van een gemotiveerde betwisting. Daarbij komt dat ten aanzien van geen van de vorderingen namens de verdachte is betoogd dat er geen koopovereenkomst met de benadeelde partij was gesloten.
Het hof betrekt hierbij de gedurende het opsporingsonderzoek afgelegde verklaringen van de medeverdachte [verdachte 1] en van de verdachte zelf. Deze houden in dat de door hen geëxploiteerde ondernemingen zich niet lieten typeren door een ordelijke en gestructureerde bedrijfsvoering en dat bij bestellingen van goederen telkens de opzet was om na de overeengekomen levering ervan niet te betalen. In dat licht bezien kan bezwaarlijk worden geoordeeld dat de verdachte ten aanzien van de betreffende vorderingen een alternatieve lezing van de gestelde feiten heeft gegeven die ertoe noopt om één of meer van de benadeelde partijen gehouden te achten tot het leveren van nader bewijs. Er is in zoverre geen grond om de stellingen van de benadeelde partijen onvoldoende onderbouwd te achten.
Rechtstreeks verband
Het hof heeft onder 1 bewezen verklaard dat de verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie met als oogmerk onder meer het plegen van flessentrekkerij en onder 2 bewezen verklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van flessentrekkerij.
Wat feit 1 betreft, overweegt het hof dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte een actieve rol heeft gehad in het plegen van flessentrekkerij, het delict waarop de organisatie het oog had. Hij was betrokken bij het bestellen van goederen, zijn mededaders hielden zich hier ook mee bezig en er bestond een gedeelde gemeenschappelijke intentie om de bestelde goederen na levering niet te betalen. Het hof acht de intensiteit van deze criminele samenwerking zodanig, dat sprake is van groepsaansprakelijkheid als bedoeld in artikel 6:166 BW. Deze bepaling voorziet in een individuele aansprakelijkheid van tot een groep behorende personen (deelnemers) voor onrechtmatig vanuit de groep toegebrachte schade. De mate van betrokkenheid van de afzonderlijke deelnemers bij het onrechtmatig handelen is niet van belang. Deze individuele aansprakelijkheid vindt haar rechtvaardiging in een ieders bijdrage aan het in het leven roepen van de kans dat zodanige schade zou ontstaan. Zij vindt haar begrenzing in de eis dat de kans op het aldus toebrengen van schade hen had behoren te weerhouden van hun gedragingen in groepsverband.
Het hof betrekt in zijn oordeel dat enkel de bewezen deelname aan een bepaalde organisatie of groep onvoldoende is om aansprakelijkheid op grond van art. 6:166 lid 1 BW te kunnen aannemen voor alle vanuit de groep gepleegde onrechtmatige daden. Maar in dit geval wist de verdachte, dan wel behoorde hij te weten dat het groepsoptreden de kans schiep op de door elke concrete benadeelde partij geleden schade.
Bij feit 2 gaat het om het medeplegen van flessentrekkerij in het kader van [zaak 8] Getoetst aan de hand van de hiervoor weergegeven maatstaf voor groepsaansprakelijkheid kan de verdachte ook voor dit feit individueel aansprakelijk worden geacht voor de schade die door elk van de met feit 2 verband houdende benadeelde partijen is geleden.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat voor beide bewezen verklaarde feiten sprake is van rechtstreeks verband met de geleden schade. Ook in zoverre bestaat, indien en voor zover aan de overige voorwaarden voor toewijzing van de vorderingen is voldaan, geen beletsel om toewijzend op de vorderingen te beslissen.
Schadevergoedingsmaatregel en vervangende hechtenis
Namens de verdachte is verzocht om de schadevergoedingsmaatregel niet op te leggen, althans niet over te gaan tot oplegging van de ermee verbonden vervangende hechtenis. De advocaat-generaal heeft, onder verwijzing naar de omstandigheid dat hij niet heeft gevorderd dat de maatregel zal worden opgelegd, dit verzoek ondersteund. Het hof overweegt als volgt.
Ingevolge het tweede lid van artikel 36f Sr kan de rechter de maatregel opleggen indien en voor zover de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht. Slechts in uitzonderlijke gevallen komt het opleggen van de maatregel niet in aanmerking. Nu de advocaat-generaal oplegging van de maatregel niet heeft gevorderd, staat het hof voor de vraag of het ambtshalve tot oplegging zal overgaan.
De rechter is alleen dan gehouden de redenen op te geven waarom van een standpunt dat de schadevergoedingsmaatregel niet dient te worden opgelegd wordt afgeweken als een standpunt voldoende onderbouwd duidelijk maakt dat het gaat om een uitzonderlijk geval. Door de verdediging is in dit verband aangevoerd dat het de verdachte ontbreekt en ook in de toekomst zal ontbreken aan draagkracht. Voorts is gewezen op diens gevorderde leeftijd en kwetsbare gezondheid.
Het hof overweegt dat op grond van de activiteiten van de verdachte, zoals daarvan blijkt uit de bewijslevering, niet kan worden uitgesloten dat hij gedurende de pleegperiode van feit 1 aanzienlijke geldbedragen heeft verdiend. Hij heeft daarover wel enkele vragen beantwoord, maar in dit stadium en op basis van de beschikbare summiere financiële informatie kan nog niet worden geoordeeld dat de verdachte in het geheel geen verhaal zal kunnen bieden. Reeds daarom bestaat onvoldoende grond om te oordelen dat sprake is van een zodanig uitzonderlijke situatie, dat van oplegging van de schadevergoedingsmaatregel moet worden afgezien. Datzelfde geldt voor de vervangende hechtenis. De omstandigheid dat de maatregel niet is gevorderd, maakt dit niet anders.
[zaak 2]
[leverancier A]
De benadeelde partij [leverancier A] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 24.086,20, exclusief B.T.W. De benadeelde partij is door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 23.424,32. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag hoofdelijk zal worden toegewezen.
Voor de overige schade met betrekking tot de fusten ad € 661,88 is het hof van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat de gestelde schade door het in het onder 1 bewezen verklaarde handelen van de verdachte is veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in zoverre in de vordering niet worden ontvangen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
[leverancier B]
De benadeelde partij [leverancier B] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 6.237,66. De benadeelde partij is door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag hoofdelijk zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
[leverancier C]
De benadeelde partij [leverancier C] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 14.971,50, inclusief B.T.W. De benadeelde partij is door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Omdat de vordering lijdt aan enkele formele gebreken kan de benadeelde partij in de vordering niet worden ontvangen.
[zaak 5]
[leverancier D]
De benadeelde partij [leverancier D] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 14.012,12 incl. BTW. De benadeelde partij is door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag met uitzondering van de BTW. De vordering is opgenomen in de lijst van voorlopig erkende schuldvorderingen, opgesteld door de curator van [zaak 5] De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot een bedrag van € 13.218,98 hoofdelijk zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
[leverancier E]
De benadeelde partij [leverancier E] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.235,60 incl. BTW. De benadeelde partij is door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag met uitzondering van de BTW. De vordering is opgenomen in de lijst van voorlopig erkende schuldvorderingen, opgesteld door de curator van [zaak 5] Bovendien is gebleken dat [persoon C], die als vertegenwoordiger van de vennootschap het voegingsformulier heeft ondertekend, de correspondentie met [zaak 5] heeft gevoerd. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot een bedrag van € 1.847,60 hoofdelijk zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
[leverancier F]
De benadeelde partij [leverancier F] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 321,26, inclusief B.T.W. De benadeelde partij is door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Omdat de vordering lijdt aan enkele formele gebreken (waaronder onduidelijkheid over de machtiging en het ontbreken van een handtekening op het voegingsformulier) kan de benadeelde partij in de vordering niet worden ontvangen.
[leverancier G]
De benadeelde partij [leverancier G] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 547,21 incl. BTW. De benadeelde partij is door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag met uitzondering van de BTW. De vordering is opgenomen in de lijst van voorlopig erkende schuldvorderingen, opgesteld door de curator van [zaak 5] De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot een bedrag van € 516,24 hoofdelijk zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
[leverancier H]
De benadeelde partij [leverancier H] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 8.807,71 incl. BTW. De benadeelde partij is door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag met uitzondering van de BTW. [verdachte 11] heeft documenten betreffende deze benadeelde partij aan de curator verstrekt. Bovendien blijkt uit hetgeen is gerelateerd op bladzijde 10 van het proces-verbaal van relaas betreffende [zaak 5] dat bij die verstrekte stukken pakbonnen behoren die betrekking hebben op leveringen afkomstig van de benadeelde partij. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot een bedrag van € 8.315,49 hoofdelijk zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
[leverancier I]
De benadeelde partij [leverancier I]heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 6.084,53 incl. BTW. De benadeelde partij is door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag met uitzondering van de BTW. De vordering is opgenomen in de lijst van voorlopig erkende schuldvorderingen, opgesteld door de curator van [zaak 5] De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot een bedrag van € 5.740,12 hoofdelijk zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
[leverancier J]
De benadeelde partij [leverancier J] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 550,-. De benadeelde partij is door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Onvoldoende is gebleken wat de gang van zaken bij de aanschaf van de telefoon is geweest en wat de relatie is tussen de overgelegde facturen en de gevorderde schadevergoeding. Dit betekent dat niet kan worden vastgesteld of de gestelde schade rechtstreeks door het bewezen verklaarde handelen van de verdachte is veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.
[leverancier K]
De benadeelde partij [leverancier K] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.389,93 incl. BTW. De benadeelde partij is door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag met uitzondering van de BTW. De vordering is opgenomen in de lijst van voorlopig erkende schuldvorderingen, opgesteld door de curator van [zaak 5] De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot een bedrag van € 1.148,70 hoofdelijk zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
[zaak 6]
[leverancier L]
De benadeelde partij [leverancier L] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 10.420,32, inclusief B.T.W.
De benadeelde partij is door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Omdat de vordering lijdt aan enkele formele gebreken (waaronder het ontbreken van een handtekening op het voegingsformulier en onduidelijkheid over de machtiging) kan de benadeelde partij in de vordering niet worden ontvangen.
[leverancier M]
De benadeelde partij [leverancier M] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 4.444,33 incl. BTW. De benadeelde partij is door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade (die zich ook uitstrekt over de buitengerechtelijke incassokosten) heeft geleden tot het gevorderde bedrag met uitzondering van de BTW. De betreffende factuur is overgelegd door de curator van [zaak 6] De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot een bedrag van € 3.688,75 hoofdelijk zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
[leverancier N]
De benadeelde partij [leverancier N] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 5.600,02 incl. BTW. De benadeelde partij is door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte gedeeltelijk betwist, te weten voor zover deze het bedrag van € 4.817,85 overstijgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag voor de posten “koffiemachine en ingrediënten” en “espresso kop en schotels” met uitzondering van de BTW. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot een bedrag van € 4.302,01 hoofdelijk zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
[leverancier O]
De benadeelde partij [leverancier O] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 4.805,12 incl. BTW. De benadeelde partij is door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag met uitzondering van de BTW. De vordering is opgenomen in de lijst van voorlopig erkende schuldvorderingen, opgesteld door de curator van [zaak 6] De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot een bedrag van € 3.971,17 hoofdelijk zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
[leverancier P]
De benadeelde partij [leverancier P] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 8.316,40,12 incl. BTW. De benadeelde partij is door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag met uitzondering van de BTW. De vordering is opgenomen in de lijst van voorlopig erkende schuldvorderingen, opgesteld door de curator van [zaak 6] De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot een bedrag van € 6.873,05 hoofdelijk zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
[leverancier J]
De benadeelde partij [leverancier J] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.096,88. De benadeelde partij is door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Onvoldoende is gebleken wat de gang van zaken bij de aanschaf van de telefoon is geweest en wat de relatie is tussen de overgelegde facturen en de gevorderde schadevergoeding. Dit betekent dat niet kan worden vastgesteld of de gestelde schade rechtstreeks door het bewezen verklaarde handelen van de verdachte is veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.
[zaak 8]
[leverancier 7]
De benadeelde partij [leverancier 7] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 11.163,05 incl. BTW. De benadeelde partij is door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag met uitzondering van de BTW. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot een bedrag van € 9.225,66 hoofdelijk zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
[leverancier 10]
De benadeelde partij [leverancier 10] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 19.420,50 incl. BTW. De benadeelde partij is door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist voor zover het de BTW betreft.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag met uitzondering van de BTW. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot een bedrag van € 16.050,00 hoofdelijk zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
[leverancier 2]
De benadeelde partij [leverancier 2] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 3.569,28 excl. BTW. De benadeelde partij is door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot een bedrag van € 3.569,28 hoofdelijk zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
[leverancier 11]
De benadeelde partij [leverancier 11] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 30.797,36 (vrijgesteld van BTW). De benadeelde partij is door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot een bedrag van € 30.797,36 hoofdelijk zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
[leverancier 18]
De benadeelde partij [leverancier 18] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt na neerwaartse bijstelling bij brief van 22 april 2015 € 14.723,09 incl. BTW. De benadeelde partij is door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 9.784,05 (naar het hof veronderstelt incl. BTW). Daarnaast komen voor toewijzing in aanmerking de boedelbijdrage van € 1.502,52 excl. BTW en de kosten voor transport van € 876,44 (naar het hof veronderstelt incl. BTW). De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot een bedrag van € 10.312,84 hoofdelijk zal worden toegewezen.
Voor het overige wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, met inbegrip van het deel van de vordering dat betrekking heeft op de gegeven rechtsbijstand. Het hof zal met toepassing van artikel 592a Sv en in overeenstemming met het toepasselijke liquidatietarief de verdachte veroordelen in de proceskosten van de benadeelde partij.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
[leverancier 1]
De benadeelde partij [leverancier 1] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 22.169,01 incl. BTW. De benadeelde partij is door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 17.440,21 excl. BTW (de posten 1 tot en met 3 minus post 4). De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag hoofdelijk zal worden toegewezen. Voor het overige wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard omdat onvoldoende is gebleken van rechtstreeks verband met het bewezenverklaarde.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
[leverancier Q]
De benadeelde partij [leverancier Q] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 5.694,30. De benadeelde partij is door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 5.637,92 (het gevorderde bedrag minus de post “intresten”). De benadeelde partij heeft de teruggegeven goederen op het voegingsformulier vermeld en de waarde ervan in mindering gebracht op het gevorderde schadebedrag. De verdachte is tot vergoeding van de schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag hoofdelijk zal worden toegewezen. Voor wat betreft de post “intresten” wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard omdat onvoldoende is gebleken van rechtstreeks verband met het bewezenverklaarde.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
[leverancier 19]
De benadeelde partij [leverancier 19] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 9.568,95 excl. BTW. De benadeelde partij is door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot een bedrag van € 9.568,95 hoofdelijk zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
[leverancier R]
De benadeelde partij [leverancier R] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.414,31, inclusief BTW. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Onvoldoende is gebleken dat de gestelde schade rechtstreeks door het bewezen verklaarde handelen van de verdachte is veroorzaakt. De benadeelde partij kan in de vordering niet worden ontvangen.
[leverancier S]
De benadeelde partij [leverancier S] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 16.425,00 incl. BTW. De benadeelde partij is door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist voor zover het de BTW betreft.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag met uitzondering van de BTW. De aangifte is gedaan door [persoon D]. Deze heeft ook het voegingsformulier en het wensenformulier hoger beroep ingevuld.
De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot een bedrag van € 13.575,91 hoofdelijk zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
[leverancier 16]
De benadeelde partij [leverancier 16] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 22.608,61 incl. BTW. De benadeelde partij is door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag met uitzondering van de BTW. De aangifte is gedaan door [persoon E]. Deze heeft ook het voegingsformulier ingevuld.
De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot een bedrag van € 18.684,80 hoofdelijk zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
[zaak 9]
[leverancier T]
De benadeelde partij [leverancier T] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.928,74 incl. BTW. De benadeelde partij is door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag met uitzondering van de BTW. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot een bedrag van € 1.594,00 hoofdelijk zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
[leverancier U]
De benadeelde partij [leverancier U] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 3.637,43 incl. BTW. De benadeelde partij is door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag met uitzondering van de BTW en met uitzondering van de gevorderde € 50,00 kosten in verband met logistiek. In zoverre wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard respectievelijk wegens een gebrek aan onderbouwing en in verband met het ontbreken van rechtstreeks verband met het bewezenverklaarde. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot een bedrag van € 2.964,82 hoofdelijk zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
[leverancier V]
De benadeelde partij [leverancier V] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 7.518,87 incl. BTW. De benadeelde partij is door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag met uitzondering van de BTW. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot een bedrag van € 6.213,94 hoofdelijk zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
[leverancier W]
De benadeelde partij [leverancier W] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 45.919,00 incl. BTW. De benadeelde partij is door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag met uitzondering van de BTW. De door de raadsman geopperde mogelijkheid dat er goederen zijn teruggegeven is op geen enkele wijze gesubstantieerd. Datzelfde geldt voor de stelling dat de goederen zijn betaald, terwijl uit de aangifte van 7 juni 2013 het tegendeel blijkt. Zoals eerder in dit arrest in algemene zin is overwogen biedt de verklaring van de verdachte voorts geen aanknopingspunt dat een groot bedrag als het gevorderde door de verdachte of één van de mededaders zou zijn voldaan. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot een bedrag van € 37.950,34 hoofdelijk zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
[leverancier X]
De benadeelde partij [leverancier X] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 6.994,21 incl. BTW. De benadeelde partij is door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag met uitzondering van de BTW. Wat betreft de door de raadsman ter discussie gestelde vertegenwoordigingsbevoegdheid van [persoon X] overweegt het hof dat deze persoon werkzaam is bij het bedrijf [leverancier X] (map 22, pagina 77) en dat hij het voegingsformulier en het zogeheten wensenformulier heeft ingevuld. In dit licht is zijn bevoegdheid onvoldoende betwist. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot een bedrag van € 5.780,34 hoofdelijk zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
[zaak 10]B.V.
[leverancier Y]
De benadeelde partij [leverancier Y] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 861,49, inclusief BTW. De benadeelde partij is door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Onvoldoende is gebleken dat de gestelde schade rechtstreeks door het bewezen verklaarde handelen van de verdachte is veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.
[leverancier Z]
De benadeelde partij [leverancier Z] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 10.313,88 incl. BTW. De benadeelde partij is door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag met uitzondering van de BTW. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot een bedrag van € 8.275,60 hoofdelijk zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
[leverancier AA]
De benadeelde partij [leverancier AA] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.219,26 excl. BTW. De benadeelde partij is door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot een bedrag van € 1.219,26 hoofdelijk zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
[leverancier BB]
De benadeelde partij [leverancier BB] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 36.521,73, inclusief BTW. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Omdat de vordering lijdt aan enkele formele gebreken (waaronder de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de persoon die het voegingsformulier heeft ondertekend) kan de benadeelde partij in de vordering niet worden ontvangen.
[leverancier R]
De benadeelde partij [leverancier R] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 542,09 incl. BTW. De benadeelde partij is door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag met uitzondering van de BTW. Het hof overweegt dat uit de processtukken blijkt dat de vordering is opgenomen op de lijst van voorlopig erkende schuldvorderingen, opgesteld door de curator van [zaak 10](proces-verbaal van relaas [zaak 10], pagina 23) en is vermeld in het faillissementsverslag (dossierpagina 527). De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot een bedrag van € 448,84 hoofdelijk zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
[zaak 13]
[leverancier CC]
De benadeelde partij [leverancier CC] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.897,63 incl. BTW, vermeerderd met de wettelijke rente. De benadeelde partij is door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag met uitzondering van de BTW. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot een bedrag van € 2.434,98, vermeerderd met de wettelijk rente hoofdelijk zal worden toegewezen. De aanvangsdatum van de wettelijke rente wordt bepaald op 16 augustus 2012, zijnde de dag gelegen na de datum waarop uiterlijk diende te zijn betaald.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
[leverancier DD]
De benadeelde partij [leverancier DD] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 6.866,62 incl. BTW. De benadeelde partij is door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag met uitzondering van de BTW. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot een bedrag van € 5.770,27 hoofdelijk zal worden toegewezen. Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
[leverancier EE]
De benadeelde partij [leverancier EE] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 65.317,05 excl. BTW. De benadeelde partij is door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot een bedrag van € 65.317,05 hoofdelijk zal worden toegewezen. Het hof merkt op dat het bedrag van € 250,00 waarvoor door de raadsman aandacht is gevraagd, een persoonlijk geschenk aan [persoon B] van [leverancier EE] betreft en om die reden niet in mindering hoeft te worden gebracht op het gevorderde bedrag. Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
[leverancier FF]
De benadeelde partij [leverancier FF] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 17.305,75. De benadeelde partij is door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Omdat de vordering lijdt aan enkele formele gebreken (het voegingsformulier is onvolledig ingevuld wat betreft de vertegenwoordigingsbevoegdheid, de machtiging tot vertegenwoordiging) kan de benadeelde partij niet in de vordering worden ontvangen.
[leverancier GG]
De benadeelde partij [leverancier GG] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vorderingen tot schadevergoeding. Deze bedragen in totaal (€ 618,04 + € 4.849,20 + € 1.545,10 + € 1.545,10 =) € 8.557,44. De benadeelde partij is door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Omdat de vordering lijdt aan enkele formele gebreken (het voegingsformulier is onvolledig ingevuld wat betreft de vertegenwoordigingsbevoegdheid, de machtiging tot vertegenwoordiging) kan de benadeelde partij niet in de vordering worden ontvangen.
[leverancier HH]
De benadeelde partij [leverancier HH] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 46.712,79, inclusief BTW, vermeerderd met de wettelijke rente. De benadeelde partij is door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 38.040,99 (posten 1 tot en met 3 met uitzondering van de BTW). De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag, vermeerderd met wettelijke rente, hoofdelijk zal worden toegewezen.
Voor de overige gevorderde schadevergoeding is het hof van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat de gestelde schade door het in het onder 1 bewezen verklaarde handelen van de verdachte is veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in zoverre in de vordering niet worden ontvangen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
[leverancier II]
De benadeelde partij [leverancier II] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 6.206,48 incl. BTW. De benadeelde partij is door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot het hierna te noemen bedrag met uitzondering van de BTW. Het hof gaat uit van de bedragen zoals vermeld op de facturen die bij [zaak 13] in rekening zijn gebracht. De verdachte is tot vergoeding van de schade gehouden, zodat de vordering tot een bedrag van € 3.202,56 hoofdelijk zal worden toegewezen. Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
[zaak 14]
[leverancier JJ]
De benadeelde partij [leverancier JJ] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.032,62. De benadeelde partij is door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Omdat de vordering lijdt aan enkele formele gebreken (het voegingsformulier is onvolledig ingevuld wat betreft de vertegenwoordigingsbevoegdheid, de machtiging tot vertegenwoordiging) kan de benadeelde partij niet in de vordering worden ontvangen.
[leverancier KK]
De benadeelde partij [leverancier KK] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 10.036,50 incl. BTW. De benadeelde partij is door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag met uitzondering van de BTW. De vordering is opgenomen in de lijst van voorlopig erkende schuldvorderingen, opgesteld door de curator van [zaak 14] De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot een bedrag van € 8.434,04 hoofdelijk zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
[leverancier LL]
De benadeelde partij [leverancier LL] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 5.773,18. De benadeelde partij is door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Omdat de vordering lijdt aan enkele formele gebreken (het voegingsformulier is onvolledig ingevuld wat betreft de vertegenwoordigingsbevoegdheid, de machtiging tot vertegenwoordiging) kan de benadeelde partij niet in de vordering worden ontvangen.
[zaak 15]
[leverancier MM]
De benadeelde partij [leverancier MM] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 6.590,02 incl. BTW. De benadeelde partij is door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Omdat de vordering lijdt aan enkele formele gebreken (het voegingsformulier is onvolledig ingevuld wat betreft de vertegenwoordigingsbevoegdheid, de machtiging tot vertegenwoordiging) kan de benadeelde partij niet in de vordering worden ontvangen.
[leverancier NN]
De benadeelde partij [leverancier NN] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met vorderingen tot schadevergoeding. Deze bedragen in totaal € 11.526,32 incl. BTW. De benadeelde partij is door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot de gevorderde bedragen met uitzondering van de BTW. De vorderingen zijn opgenomen in de lijst van voorlopig erkende schuldvorderingen, opgesteld door de curator van [zaak 15A] De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot een bedrag van € 9.685,98 hoofdelijk zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
[leverancier OO]
De benadeelde partij [leverancier OO] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 11.328,49 incl. BTW. De benadeelde partij is door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag met uitzondering van de BTW. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot een bedrag van € 10.687,25 hoofdelijk zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
[leverancier PP]
De benadeelde partij [leverancier PP] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 3.620,84 incl. BTW. De benadeelde partij is door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Omdat de vordering geen duidelijkheid biedt over de vraag wie de schade heeft geleden kan de benadeelde partij niet in de vordering worden ontvangen.
[leverancier QQ]
De benadeelde partij [leverancier QQ] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.321,38 incl. BTW, waaronder begrepen kosten in verband met rechtsbijstand van € 407,46. De benadeelde partij is door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 1.398,25 excl. BTW (de posten 1 en 2). De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag hoofdelijk zal worden toegewezen. Wat betreft post 4 (tijd en kilometers) wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard omdat onvoldoende is gebleken van rechtstreeks verband met het bewezenverklaarde.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
De gevorderde kosten voor rechtsbijstand (post 3) zijn niet aan te merken als rechtstreekse schade die is geleden door het strafbare feit. Daarom zal de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard in dit onderdeel van de vordering.
Wel is komen vast te staan dat de benadeelde partij kosten heeft gemaakt ten behoeve van rechtsbijstand tot het gevorderde bedrag van € 407,46. Deze worden als gevorderde proceskosten op de voet van artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering aangemerkt.
Het hof acht de kosten ten behoeve van rechtsbijstand, gelet op de onderbouwing, toewijsbaar.
Het hof zoekt in casu geen aansluiting bij het “Liquidatietarief rechtbanken en gerechtshoven”, nu de gevorderde daadwerkelijk gemaakte kosten voor rechtsbijstand onder het bedrag liggen dat op grond van het liquidatietarief toewijsbaar zou zijn.
[zaak 16]
[leverancier RR]
De benadeelde partij [leverancier RR] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met vorderingen tot schadevergoeding. Deze bedragen in totaal € 6.757,50 excl. BTW. De benadeelde partij is door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot de gevorderde bedragen. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot een bedrag van € 6.757,50 hoofdelijk zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
[zaak 17]
[leverancier SS]
De benadeelde partij [leverancier SS] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 5.050,20. De benadeelde partij is door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Onvoldoende is gebleken dat de gestelde schade rechtstreeks door het bewezen verklaarde handelen van de verdachte is veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.
[zaak 12]
[leverancier J]
De benadeelde partij [leverancier J] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 5.708,63. De benadeelde partij is door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Onvoldoende is gebleken wat de gang van zaken bij de aanschaf van de telefoon is geweest en wat de relatie is tussen de overgelegde facturen en de gevorderde schadevergoeding. Dit betekent dat niet kan worden vastgesteld of de gestelde schade rechtstreeks door het bewezen verklaarde handelen van de verdachte is veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren en 6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
nr. 1. televisie, kleur, Samsung smart LCD, doos UE40H5500AW met daarin TV-merk.
nr. 2. zaktelefoon, ID 02-02-002, HTC 1 mobile telefoon, cat: ICT
nr. 3. zaktelefoon, Motorola, ID 02-02 Motorola, cat: ICT
nr. 4. zaktelefoon, Nokia, ID 04-01-001, mobiele telefoon, cat: ICT
nr. 7. overname beschrijving [zaak 8]
nr. 8. post-it met telefoonnummer 0649643016, Ron
nr. 9. papiertjes met aantekeningen
nr. 11. kladblok `Notepad A4’
nr. 12. administratieve bescheiden.
Gelast de teruggave aan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
nr. 5. enveloppe, envelop m bescheiden MasterChef Support, cat: anders
nr. 6. zwarte card case, cat: stoffelijk.
nr. 10. LeBara prepaid simhouder en opwaardeercode.
Voorts ten aanzien van de benadeelde partijen
Ten aanzien van [zaak 2]
Verklaart de benadeelde partij [leverancier C] niet-ontvankelijk in de vordering.
Het hof bepaalt dat de verdachte en de benadeelde partijen elk hun eigen kosten dragen.
Vordering van de benadeelde partij [leverancier A]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [leverancier A] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 23.424,32 (drieëntwintigduizendvierhonderdvierentwintig euro en tweeëndertig cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [leverancier A], ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 23.424,32 (drieëntwintigduizendvierhonderdvierentwintig euro en tweeëndertig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 15 (vijftien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [leverancier B]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [leverancier B], ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 6.237,66 (zesduizendtweehonderdzevenendertig euro en zesenzestig cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [leverancier B], ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 6.237,66 (zesduizendtweehonderdzevenendertig euro en zesenzestig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 7 (zeven) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Ten aanzien van [zaak 5]
Verklaart de benadeelde partijen [leverancier F] en [leverancier J] niet-ontvankelijk in hun vorderingen.
Het hof bepaalt dat de verdachte en de benadeelde partijen elk hun eigen kosten dragen.
Vordering van de benadeelde partij [leverancier D]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [leverancier D] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 13.218,98 (dertienduizendtweehonderdachttien euro en achtennegentig cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [leverancier D], ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 13.218,98 (dertienduizendtweehonderdachttien euro en achtennegentig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 (tien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [leverancier E]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [leverancier E] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 1.847,60 (duizendachthonderdzevenenveertig euro en zestig cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [leverancier E] , ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 1.847,60 (duizendachthonderdzevenenveertig euro en zestig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 3 (drie) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [leverancier G]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [leverancier G] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 516,24 (vijfhonderdzestien euro en vierentwintig cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [leverancier G] , ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 516,24 (vijfhonderdzestien euro en vierentwintig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 1 (een) dag hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [leverancier H]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [leverancier H] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 8.315,49 (achtduizenddriehonderdenvijftien euro en negenenveertig cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [leverancier H], ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 8.315,49 (achtduizenddriehonderdenvijftien euro en negenenveertig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 8 (acht) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [leverancier I]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [leverancier I] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 5.740,12 (vijfduizendzevenhonderdveertig euro en twaalf cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [leverancier I], ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 5.740,12 (vijfduizendzevenhonderdveertig euro en twaalf cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 (zes) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [leverancier K]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [leverancier K] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 1.148,70 (duizendenhonderdachtenveertig euro en zeventig cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [leverancier K], ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 1.148,70 (duizendenhonderdachtenveertig euro en zeventig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 2 (twee) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Ten aanzien van [zaak 6]
Verklaart de benadeelde partijen [leverancier L] en [leverancier J] niet-ontvankelijk in hun vorderingen.
Het hof bepaalt dat de verdachte en de benadeelde partijen elk hun eigen kosten dragen.
Vordering van de benadeelde partij [leverancier M]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [leverancier M] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 3.688,75 (drieduizend zeshonderdachtentachtig euro en vijfenzeventig eurocent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [leverancier M], ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 3.688,75 (drieduizend zeshonderdachtentachtig euro en vijfenzeventig eurocent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 (zes) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [leverancier N]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [leverancier N] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 4.302,01 (vierduizenddriehonderdentwee euro en één cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [leverancier N], ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 4.302,01 (vierduizenddriehonderdentwee euro en één cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 (zes) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [leverancier O]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [leverancier O] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 3.971,17 (drieduizendnegenhonderdeenenzeventig euro en zeventien cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [leverancier O], ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 3.971,17 (drieduizendnegenhonderdeenenzeventig euro en zeventien cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 5 (vijf) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [leverancier P]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [leverancier P] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 6.873,05 (zesduizendachthonderddrieënzeventig euro en vijf cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [leverancier P], ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 6.873,05 (zesduizendachthonderddrieënzeventig euro en vijf cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 7 (zeven) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Ten aanzien van [zaak 8]
Verklaart de benadeelde partij [leverancier R] niet-ontvankelijk in de vordering.
Het hof bepaalt dat de verdachte en de benadeelde partij elk hun eigen kosten dragen.
Vordering van de benadeelde partij [leverancier 7]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [leverancier 7] ter zake van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 9.225,66 (negenduizendtweehonderdvijfentwintig euro en zesenzestig cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [leverancier 7], ter zake van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 9.225,66 (negenduizendtweehonderdvijfentwintig euro en zesenzestig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 9 (negen) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [leverancier 10]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [leverancier 10] ter zake van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 16.050,00 (zestienduizendvijftig euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [leverancier 10], ter zake van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 16.050,00 (zestienduizendvijftig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 (tien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [leverancier 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [leverancier 2] ter zake van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 3.569,28 (drieduizendvijfhonderdnegenenzestig euro en achtentwintig cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [leverancier 2] , ter zake van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 3.569,28 (drieduizendvijfhonderdnegenenzestig euro en achtentwintig cent)als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 4 (vier) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [leverancier 11]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [leverancier 11] ter zake van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 30.797,36 dertigduizendzevenhonderdzevenennegentig euro en zesendertig cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [leverancier 11]B.V., ter zake van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 30.797,36 (dertigduizendzevenhonderdzevenennegentig euro en zesendertig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 17 (zeventien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [leverancier 18]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [leverancier 18] ter zake van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 10.312,84 (tienduizenddriehonderdtwaalf euro en vierentachtig cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op € 543,00 (vijfhonderddrieënveertig euro).
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [leverancier 18], ter zake van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 10.312,84 (tienduizenddriehonderdtwaalf euro en vierentachtig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 8 (acht) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [leverancier 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [leverancier 1] ter zake van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 17.440,21 (zeventienduizendvierhonderdveertig euro en eenentwintig cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [leverancier 1], ter zake van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 17.440,21 (zeventienduizendvierhonderdveertig euro en eenentwintig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 12 (twaalf) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [leverancier Q]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [leverancier Q] ter zake van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 5.637,92 (vijfduizendzeshonderdzevenendertig euro en tweeënnegentig cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [leverancier Q], ter zake van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 5.637,92 (vijfduizendzeshonderdzevenendertig euro en tweeënnegentig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 (zes) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [leverancier 19]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [leverancier 19] ter zake van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 9.568,95 (negenduizendvijfhonderdachtenzestig euro en vijfennegentig cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [leverancier 19], ter zake van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 9.568,95 (negenduizendvijfhonderdachtenzestig euro en vijfennegentig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 8 (acht) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [leverancier S]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [leverancier S] ter zake van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 13.575,91 (dertienduizendvijfhonderdvijfenzeventig euro en eenennegentig cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [leverancier S], ter zake van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 13.575,91 (dertienduizendvijfhonderdvijfenzeventig euro en eenennegentig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 (tien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [leverancier 16]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [leverancier 16] . ter zake van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 18.684,80 (achttienduizendzeshonderdvierentachtig euro en tachtig cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [leverancier 16] , ter zake van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 18.684,80 (achttienduizendzeshonderdvierentachtig euro en tachtig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 12 (twaalf) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Ten aanzien van [zaak 9]
Vordering van de benadeelde partij [leverancier T]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [leverancier T] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 1.594,00 (duizendvijfhonderdvierennegentig euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [leverancier T], ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 1.594,00 (duizendvijfhonderdvierennegentig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 2 (twee) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [leverancier U]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [leverancier U] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 2.964,82 (tweeduizendnegenhonderdvierenzestig euro en tweeëntachtig cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [leverancier U], ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 2.964,82 (tweeduizendnegenhonderdvierenzestig euro en tweeëntachtig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 3 (drie) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [leverancier V]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [leverancier V] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 6.213,94 (zesduizendtweehonderddertien euro en vierennegentig cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [leverancier V], ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 6.213,94 (zesduizendtweehonderddertien euro en vierennegentig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 (zes) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [leverancier W]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [leverancier W] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 37.950,34 (zevenendertigduizendnegenhonderdvijftig euro en vierendertig cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [leverancier W], ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 37.950,34 (zevenendertigduizendnegenhonderdvijftig euro en vierendertig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 37 (zevenendertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [leverancier X]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [leverancier X] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 5.780,34 (vijfduizendzevenhonderdtachtig euro en vierendertig cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [leverancier X], ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 5.780,34 (vijfduizendzevenhonderdtachtig euro en vierendertig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 (zes) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Ten aanzien van [zaak 10]
Verklaart de benadeelde partijen [leverancier Y] en [leverancier BB] niet-ontvankelijk in hun vorderingen.
Het hof bepaalt dat de verdachte en de benadeelde partijen elk hun eigen kosten dragen.
Vordering van de benadeelde partij [leverancier Z]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [leverancier Z] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 8.275,60 (achtduizendtweehonderdvijfenzeventig euro en zestig cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [leverancier Z], ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 8.275,60 (achtduizendtweehonderdvijfenzeventig euro en zestig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 7 (zeven) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [leverancier AA]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [leverancier AA] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 1.219,26 (duizendtweehonderdnegentien euro en zesentwintig cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [leverancier AA], ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 1.219,26 (duizendtweehonderdnegentien euro en zesentwintig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 2 (twee) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [leverancier R]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [leverancier R] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 448,84 (vierhonderdachtenveertig euro en vierentachtig cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [leverancier R], ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 448,84 (vierhonderdachtenveertig euro en vierentachtig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 2 (twee) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Ten aanzien van [zaak 13]
Verklaart de benadeelde partijen [leverancier FF] en [leverancier GG] niet-ontvankelijk in hun vorderingen.
Het hof bepaalt dat de verdachte en de benadeelde partijen elk hun eigen kosten dragen.
Vordering van de benadeelde partij [leverancier CC]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [leverancier CC] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 2.434,98 (tweeduizendvierhonderdvierendertig euro en achtennegentig cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [leverancier CC], ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 2.434,98 (tweeduizendvierhonderdvierendertig euro en achtennegentig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 3 (drie) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [leverancier DD]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [leverancier DD] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 5.770,27 (vijfduizendzevenhonderdzeventig euro en zevenentwintig cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [leverancier DD], ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 5.770,27 (vijfduizendzevenhonderdzeventig euro en zevenentwintig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 (zes) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [leverancier EE]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [leverancier EE] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 65.317,05 (vijfenzestigduizenddriehonderdzeventien euro en vijf eurocent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [leverancier EE], ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 65.317,05 (vijfenzestigduizenddriehonderdzeventien euro en vijf eurocent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 48 (achtenveertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [leverancier HH]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [leverancier HH] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 38.040,99 (achtendertigduizendveertig euro en negenennegentig cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [leverancier HH], ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 38.040,99 (achtendertigduizendveertig euro en negenennegentig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 34 (vierendertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [leverancier II]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [leverancier II] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 3.202,56 (drieduizendtweehonderdtwee euro en zesenvijftig cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [leverancier II], ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 3.202,56 (drieduizendtweehonderdtwee euro en zesenvijftig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 4 (vier) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Ten aanzien van [zaak 14]
Verklaart de benadeelde partijen [leverancier JJ] en [leverancier LL] niet-ontvankelijk in hun vorderingen.
Het hof bepaalt dat de verdachte en de benadeelde partijen elk hun eigen kosten dragen.
Vordering van de benadeelde partij [leverancier KK]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [leverancier KK] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 8.434,04 (achtduizendvierhonderdvierendertig euro en vier cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [leverancier KK], ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 8.434,04 (achtduizendvierhonderdvierendertig euro en vier cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 7 (zeven) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Ten aanzien van [zaak 15]
Verklaart de benadeelde partijen [leverancier MM] en [leverancier PP] niet-ontvankelijk in hun vorderingen.
Het hof bepaalt dat de verdachte en de benadeelde partijen elk hun eigen kosten dragen.
Vordering van de benadeelde partij [leverancier NN]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [leverancier NN] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 9.685,98 (negenduizendzeshonderdvijfentachtig euro en achtennegentig cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [leverancier NN], ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 9.685,98 (negenduizendzeshonderdvijfentachtig euro en achtennegentig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 (tien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [leverancier OO]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [leverancier OO] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 10.687,25 (tienduizendzeshonderdzevenentachtig euro en vijfentwintig cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [leverancier OO], ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 10.687,25 (tienduizendzeshonderdzevenentachtig euro en vijfentwintig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 8 (acht) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [leverancier QQ]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [leverancier QQ] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 1.398,25 (duizenddriehonderdachtennegentig euro en vijfentwintig cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op € 407,46 (vierhonderdzeven euro en zesenveertig eurocent).
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, [leverancier QQ], ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 1.398,25 (duizenddriehonderdachtennegentig euro en vijfentwintig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 3 (drie) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Ten aanzien van [zaak 16]
Vordering van de benadeelde partij [leverancier RR]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [leverancier RR] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 6.757,50 (zesduizendzevenhonderdzevenenvijftig euro en vijftig cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [leverancier RR], ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 6.757,50 (zesduizendzevenhonderdzevenenvijftig euro en vijftig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 5 (vijf) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Ten aanzien van [zaak 17]
Verklaart de benadeelde partij [leverancier SS] niet-ontvankelijk in de vordering.
Ten aanzien van [zaak 12]
Verklaart de benadeelde partij [leverancier J] niet-ontvankelijk in de vordering.
Het hof bepaalt dat de verdachte en de benadeelde partij elk hun eigen kosten dragen.
Voorts ten aanzien van feit 2:
Gelast de openbaarmaking van deze uitspraak na het onherroepelijk worden daarvan, met vermelding van de personalia van de verdachte, door publicatie op de website www.rechtspraak.nl, waartoe het Openbaar Ministerie dit arrest dient aan te bieden aan de redactie van voornoemde website. De kosten hiervan schat het hof op nihil.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. S.M.M. Bordenga, mr. R.M. Steinhaus en mr. W. Foppen, in tegenwoordigheid van mr. N.R. Achterberg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 5 april 2019.