Einde inhoudsopgave
Tijdelijke regeling aanvullende dienstverlening
Artikel 18 Vergoeding kosten werknemers- en werkgeversorganisaties
Geldend
Geldend van 01-01-2024 tot 01-01-2025
- Bronpublicatie:
04-12-2023, Stcrt. 2023, 34010 (uitgifte: 12-12-2023, regelingnummer: 2023-0000561925)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
04-12-2023, Stcrt. 2023, 34010 (uitgifte: 12-12-2023, regelingnummer: 2023-0000561925)
- Vakgebied(en)
Corona (V)
Overheidsfinanciën / Rijksfinanciën
Arbeidsrecht / Arbeidsmarktbeleid en -bemiddeling
Sociale zekerheid werkloosheid / Bijzondere onderwerpen
Onderwijsrecht / Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie
1.
De Minister vergoedt partijen als bedoeld in artikel 6, eerste, lid, onderdelen c en d, per kalenderjaar overeenkomstig deze regeling de kosten van die partijen voor de samenwerking in een regionaal mobiliteitsteam.
2.
Onder kosten als bedoeld in het eerste lid wordt in ieder geval verstaan:
- a.
de lasten ten behoeve van het verrichten van arbeid;
- b.
de lasten ten behoeve van de bedrijfsvoering.
3.
De Minister ontvangt uiterlijk 31 januari 2023 voor het kalenderjaar 2023, en uiterlijk op 31 januari 2024 voor het kalenderjaar 2024 van partijen als bedoeld in artikel 6, eerste, lid, onderdelen c en d, een gezamenlijke begroting ten aanzien van de kosten van partijen als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdelen c en d, waaruit de kosten per partij blijken en het rekeningnummer per partij waarop de kassier de vergoeding kan voldoen. De begroting van het betreffende kalenderjaar overschrijdt niet het bedrag genoemd in artikel 22, tweede lid, onderdeel b.
4.
Indien de begroting aan het derde lid voldoet, besluit de Minister tot verlening van de vergoeding van de kosten van elke partij overeenkomstig de begroting en informeert hierover de kassier.
5.
De Minister verstrekt bij het besluit, bedoeld in het vierde lid, een voorschot ter hoogte van 80% van het bedrag van de verlening aan elke partij. De vergoeding wordt in maandelijkse termijnen uitbetaald.
6.
De Minister schort de betaling van een voorschot op als een melding van een partij daartoe aanleiding geeft.
7.
De Minister ontvangt van partijen als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdelen c en d, uiterlijk op 15 juli een gezamenlijke opgave van de gemaakte kosten over het voorafgaande kalenderjaar. De opgave van de gemaakte kosten van het kalenderjaar 2021 overschrijdt niet het bedrag genoemd in artikel 22, tweede lid, onderdeel b. Indien de opgave van de gemaakte kosten voldoet aan de vorige zinnen besluit de Minister tot vaststelling van de vergoeding van de kosten van elke partij overeenkomstig de opgave van de gemaakte kosten en informeert hierover de kassier.
8.
Als de opgave van de gemaakte kosten niet in kosten afwijkt van de begroting wordt de hoogte van de vergoeding vastgesteld overeenkomstig de verlening.