Smartengeld
Einde inhoudsopgave
Smartengeld 1998/7.3.2.6:7.3.2.6 Nadere beschouwing
Archief
Smartengeld 1998/7.3.2.6
7.3.2.6 Nadere beschouwing
Documentgegevens:
prof. mr. S.D. Lindenbergh, datum 21-06-1998
- Datum
21-06-1998
- Auteur
prof. mr. S.D. Lindenbergh
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Dat een andere benadering denkbaar is laat het Italiaanse recht zien, dat het letsel zelf als 'danno biologico' als zodanig aanmerkt als (juridische) schade. Zie Bender 1993.
Ook de Hoge Raad drukt zich op dit terrein uit in bewoordingen die de gevolgen van het letsel aanduiden, zoals 'de pijn, het verdriet en de gederfde levensvreugde'.
Vgl. bijv. Den Ouden-Huygen 1985 en Storm, Kamp & Schön 1995.
Storm, Kamp & Schön 1995, p. 276 noemen bijv. een verhouding van 70% 'objectieve factoren' en 30% 'subjectieve factoren'.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Vrij algemeen wordt aangenomen dat niet het letsel zelf de immateriële schade vormt,1 maar dat het bij immateriële schade in essentie gaat om de gevolgen van het letsel voor de gelaedeerde voorzover die gevolgen niet het vermogen raken.2 Bij de begroting van de immateriële schade gaat het dan ook om het vormen van een beeld van de ernst van die gevolgen. Het voorgaande laat zien dat zich daartoe een keur aan factoren aandient, maar dat steeds de 'aard en ernst van het letsel' centraal staan. Deze factor biedt evenwel op zichzelf weinig houvast voor waardering. De ernst van het letsel wordt immers met name bepaald door de gevolgen van het letsel voor de gelaedeerde persoon. Die verdienen dan ook de aandacht. Daarbij is globaal te onderscheiden tussen de periode tot consolidatie, waarin vooral de 'pijnlijkheid' en de duur van de belemmeringen van betekenis zijn, en de periode daarna, waarin met name de omvang van de restverschijnselen in de vorm van invaliditeit en ontsieringen bepalend zal zijn. Binnen die 'periodes' kan de blik bovendien zowel worden gericht op de wijze waarop en de mate waarin personen in het algemeen door een bepaald letsel worden getroffen, als (tevens) op de wijze waarop en de mate waarin de persoon in kwestie in het bijzonder wordt getroffen.
Factoren aan de hand waarvan meer in het algemeen een beeld kan worden gevormd van de immateriële gevolgen tijdens de periode van herstel zijn met name de plaats(en) van het letsel, de wijze(n) van beschadiging, de aard van de medische behandeling en de duur van de herstelperiode. Aan de hand van deze factoren kan worden beoordeeld in welke mate de benadeelde in de periode van herstel doorgaans wordt getroffen. Daarnaast kan men het oog richten op meer specifieke uitwerkingen, die een gelaedeerde in deze periode in het bijzonder zullen raken, zoals concrete belemmeringen op het sociale vlak, in verband met studie of werk en in verband met hobby's, zoals sport, of concrete gebeurtenissen, zoals het moeten missen van een feestelijke aangelegenheid of van een vakantie.
Met betrekking tot de periode na herstel kan men een vergelijkbaar onderscheid maken tussen factoren die een beeld geven van de mate waarin een persoon in het algemeen wordt getroffen en factoren waaruit kan worden opgemaakt in welke mate de persoon in kwestie in het bijzonder wordt geraakt. Zo kan men zich een oordeel vormen over de mate van algemene beperkingen van lichaamsfuncties en over de ernst van eventuele büjvende ontsieringen, zoals littekens en amputaties, maar men kan ook hier meer in het bijzonder kijken naar concrete uitwerkingen op het sociale vlak, in de arbeidssfeer en in de sfeer van vrijetijdsbesteding.
Naast de genoemde factoren kan nog een aantal min of meer andersoortige factoren worden genoemd die nogal eens in de rechtspraak en in de literatuur terugkeren. Men denke aan de oorzaak van het letsel, eventueel levensgevaar, verkorting van de levensverwachting, de verwonding of het overlijden van een naaste, de mate van bewustheid en de leeftijd en het geslacht van de benadeelde. Het gaat daarbij vooral om omstandigheden die het gewicht van eerder genoemde factoren zullen beïnvloeden. Zo zal het verkeren in levensgevaar de waardering van de wijze van beschadiging in de periode van herstel beïnvloeden, en kan de leeftijd van invloed zijn op de duur van het herstel, maar ook op een oordeel over de duur van de periode waarin onder invaliditeit wordt geleden.
Factoren waaruit kan worden afgeleid hoezeer een persoon in het algemeen getroffen is en factoren waaruit blijkt in hoeverre iemand in het bijzonder is getroffen laten zich niet goed 'optellen', omdat de tweede categorie de eerste in aanzienlijke mate zal overlappen. Legt men de nadruk op de 'algemene' factoren, dan ligt het in de rede om met meer bijzondere factoren slechts rekening te houden, voorzover aannemelijk is dat zij het concrete geval in bijzondere mate kleuren. 'Waardeert' men bijvoorbeeld de duur van het herstel op een bepaald bedrag teneinde tot uitdrukking te brengen dat de benadeelde tijdens de herstelperiode een bepaald nadeel ondervindt, dan is het niet logisch om daarnaast allerlei omstandigheden afzonderlijk te waarderen die zich in die herstelperiode voordoen, zoals het niet kunnen beoefenen van een concrete sport of het missen van een bepaalde vakantie. Gaat men bij de waardering van het nadeel uit van allerlei concrete gevolgen als zodanig, dan gaat het niet aan om daarnaast evenveel gewicht toe te kennen aan de mate waarin een benadeelde in het algemeen door een dergelijk letsel zal zijn getroffen.
Behalve aan de verschillende soorten factoren afzonderlijk komt, zoals reeds aangegeven, tevens gewicht toe aan de wijze waarop men aan verschillende factoren gewicht toekent bij de vaststelling van de omvang van het smartengeld. Zo kan men in ieder afzonderlijk geval een veelheid van, elkaar al dan niet onderling beïnvloedende, factoren trachten te waarderen. Men kan ook een meer algemene waardering van een of meer factoren, zoals de plaats en de aard van het letsel, centraal stellen en daarop in concrete gevallen variëren naar gelang de aanwezigheid en omvang van andere factoren, zoals de (meer bijzondere) invloed op werk en hobby's. De wijze waarop men hier te werk gaat hangt vooral af van de mate waarin behoefte bestaat aan overzichtelijkheid, vergelijkbaarheid en eenduidigheid. Hoe meer factoren men in het concrete oordeel betrekt, hoe complexer dat oordeel is, en des te minder mogelijkheden het biedt voor vergelijking met andere gevallen.
Met name in verband met de eis van vergelijkbaarheid van gevallen lijkt er zowel in buitenlandse stelsels als in de literatuur in Nederland3 de voorkeur aan te worden gegeven om bij de begroting van het smartengeld uit te gaan van één of enkele factoren aan de hand waarvan een betrekkelijk globaal oordeel wordt gevormd over de mate waarin een persoon in het algemeen door het letsel wordt getroffen, en daarop in meer of mindere mate te variëren indien concrete omstandigheden daartoe aanleiding geven.4