Hof Amsterdam, 18-12-2012, nr. 200.103.262-01
ECLI:NL:GHAMS:2012:BZ3762
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
18-12-2012
- Zaaknummer
200.103.262-01
- LJN
BZ3762
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Ondernemingsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2012:BZ3762, Uitspraak, Hof Amsterdam, 18‑12‑2012; (Hoger beroep)
Uitspraak 18‑12‑2012
Inhoudsindicatie
Graafschade. Schending onderzoeksplicht? Kabel geraakt door grondroerder bij verplaatsing machine, voordat graafwerk was begonnen en voordat ligging kabel aan de hand van ter plaatse aanwezige KLIC-gegevens was vastgesteld. Grondroerder aansprakelijk gelet op de omstandigheden (zeer drassige en deels afgegraven grond, zware machine). Dat kabel relatief ondiep lag doet daaraan niet af.
Partij(en)
18 december 2012
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
DERDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
LIANDER N.V.,
gevestigd te Arnhem,
APPELLANTE,
advocaat: mr. F.J. van Velsen, te Haarlem,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[ GEÏNTIMEERDE ].
gevestigd te [ woonplaats ],
GEÏNTIMEERDE,
advocaat: mr. J. Happé, te Zaandam.
1. Het geding in hoger beroep
Partijen worden hierna Liander en [ geïntimeerde ] genoemd.
Bij dagvaarding van 16 februari 2012 is Liander in hoger beroep gekomen van het vonnis van 16 november 2011 van de rechtbank Alkmaar, in deze zaak onder num¬mer 127595 / HA ZA 11-211 gewezen tussen Liander als eiseres en [ geïntimeerde ] als gedaagde.
Liander heeft bij dagvaarding vier grieven aangevoerd, bewijs aangeboden en geconcludeerd, kort weergegeven, dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, uitvoerbaar bij voorraad, [ geïntimeerde ] alsnog zal veroordelen tot betaling van € 5.473,98, met rente en met veroordeling van [ geïntimeerde ] in de proceskosten van beide instanties.
[ geïntimeerde ] heeft bij memorie van antwoord de grieven bestreden, bewijs aangeboden, producties in het geding gebracht en geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal bekrachtigen met veroordeling van Liander in de proceskosten van het hoger beroep.
Op 18 oktober 2012 hebben partijen hun zaak doen bepleiten door hun voornoemde advocaten. Daarbij zijn door beide partijen pleitaantekeningen aan het hof overgelegd. [ geïntimeerde ] heeft een productie in het geding gebracht.
Ten slotte is het hof verzocht arrest te wijzen.
2. Feiten
2.1
De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder het kopje ‘De feiten’ een aantal feiten vermeld. De juistheid hiervan is tussen partijen niet in geschil, zodat ook het hof deze feiten tot uitgangspunt zal nemen.
2.2
Liander beheert de netwerken in het oorspronkelijk verzorgingsgebied van energiebedrijf Nuon. De eigendom van de netten berust bij een volle dochtermaatschappij van Liander namens wie zij mede optreedt en met wie zij is te identificeren.
2.3
Op 17 maart 2009 is namens [ geïntimeerde ] melding gedaan bij het Kabels- en Leidingen Informatiecentrum (hierna: KLIC-melding) ten behoeve van werkzaamheden bestaande uit grondwerk en bouwrijp maken op de locatie Wieringerwerf, Noorderkwelweg [nummer], te verrichten vanaf 18 maart 2009.
2.4
Op 19 maart 2009 is bij de onder verantwoordelijkheid van [ geïntimeerde ] uitgevoerde werkzaamheden op de locatie Wieringerwerf, hoek Zeugweg en Oosterkwelweg, schade ontstaan aan een middenspanningskabel (3KV kabel). Daarvan is op 20 maart 2009 een schaderapport opgemaakt.
2.5
Bij brief van 25 maart 2009 heeft Liander [ geïntimeerde ] voor de geconstateerde schade aansprakelijk gesteld. In reactie daarop heeft [ geïntimeerde ] de aansprakelijkheid van de hand gewezen.
2.6
Liander heeft [ geïntimeerde ] in juni 2009 een conceptfactuur gezonden voor een bedrag van in totaal € 4.540,90. Bij brief van 9 september 2009 heeft Liander [ geïntimeerde ] gesommeerd om tot betaling daarvan over te gaan.
3. De beoordeling
3.1
In eerste aanleg heeft Liander gevorderd dat [ geïntimeerde ] wordt veroordeeld tot betaling van € 5.473,98 te vermeerderen met rente en kosten. Aan die vordering heeft Liander ten grondslag gelegd dat [ geïntimeerde ] jegens Liander onrechtmatig heeft gehandeld omdat [ geïntimeerde ] haar onderzoeksplicht heeft geschonden. De rechtbank heeft de vordering van Liander afgewezen. Daartoe heeft de rechtbank onder meer overwogen dat de vraag naar de onderzoeksplicht zich niet voordeed omdat ten tijde van het ontstaan van de schade nog geen sprake was van grondroeren, en dat de kabel onvoldoende gronddekking had. [ geïntimeerde ] had, aldus de rechtbank, met de aanwezigheid van een kabel op zo’n geringe diepte geen rekening hoeven houden en kan daarom niet worden verweten de kabel beschadigd te hebben.
3.2
Met de grieven stelt Liander dat de rechtbank heeft miskend dat [ geïntimeerde ] een onderzoeksplicht had en deze heeft geschonden.
3.3
Het hof oordeelt als volgt. Zoals onder meer ter zitting aan de hand van foto’s door Liander onvoldoende weersproken is toegelicht, was de grond ter plaatse zeer drassig, met name op de plaats waar de schade is ontstaan, op korte afstand van een waterweg en deels afgegraven. Vlakbij de plaats waar de schade is ontstaan, is een leidingenbord te zien, zoals op overgelegde foto’s ook is te zien. [ geïntimeerde ] maakte gebruik maakte van een zware machine die voorzien was van stalen rupsbanden en die vanwege het risico van beschadiging van het wegdek op de openbare weg niet is toegestaan. Voorts acht het hof van belang dat [ geïntimeerde ] ten behoeve van haar werkzaamheden beschikte over KLIC-gegevens waaruit de ligging van de betrokken kabel bleek.
3.4
Onder de genoemde omstandigheden acht het hof geboden, dat de ligging van de kabel reeds wordt vastgesteld, voordat de machine het kabeltraject berijdt. Het hof weegt bij dit oordeel mee dat de aldus van [ geïntimeerde ] verlangde inspanning gering zou zijn geweest, nu zij ten behoeve van haar verdere werkzaamheden, die grondroeren in de zin van de WION inhouden, reeds over KLIC-gegevens beschikte en op grond van de WION gehouden is bij aanvang van deze werkzaamheden de kabels die daarin zijn aangegeven te localiseren.
3.5
Dat in dit geval de kabel op een diepte van slechts 23 centimeter was gelegen, doet aan dit oordeel onvoldoende af, ook niet indien, zoals door Liander bij het pleidooi is erkend, een ligging op minstens 60 centimeter diepte gebruikelijk is. [ geïntimeerde ] dient er rekening mee te houden dat kabels als de onderhavige door diverse omstandigheden, waaronder ook de omstandigheid die zich hier voordeed dat de grond drassig en deels afgegraven was, van ligging (zowel horizontaal als verticaal) kunnen veranderen en dat een dergelijke afwijkende ligging redelijkerwijs niet steeds door de kabelbeheerder zal kunnen worden gecorrigeerd.
3.6
Of een dergelijke afwijkende ligging mogelijk in strijd is met de in het verleden voor het leggen van de kabel verleende vergunning kan in het midden blijven, nu [ geïntimeerde ] er om genoemde redenen niet op mocht vertrouwen dat de ligging van de kabel in de periode na verstrekking van de vergunning (in veel gevallen tientallen jaren geleden) onveranderd was gebleven.
3.7
Dat, zoals Liander bij pleidooi (voor het eerst) heeft gesteld, [ geïntimeerde ] voorafgaand aan beschadiging van de kabel de grond zelf geroerd had met als gevolg dat de kabel hoger was komen te liggen, kan bij dit oordeel in het midden blijven.
3.8
Of het juist is dat, zoals [ geïntimeerde ] nog heeft gesteld, zij met het aanbrengen van rijplaten de schade niet had kunnen voorkomen, kan evenzeer buiten beschouwing blijven. Indien [ geïntimeerde ] zou hebben gelocaliseerd, zou zij haar werkzaamheden zodanig hebben kunnen en moeten uitvoeren, dat schade zou uitblijven. Indien zij niet zelf afdoende maatregelen had kunnen nemen om schade te voorkomen, had zij van die werkzaamheden moeten afzien, totdat zij voldoende verzekerd was dat schade zou uitblijven.
3.9
Nu [ geïntimeerde ] ook overigens onvoldoende heeft aangevoerd om een ander oordeel te rechtvaardigen, concludeert het hof dat de grieven slagen. [ geïntimeerde ] heeft jegens Liander onrechtmatig gehandeld. Dat op grond daarvan het door Liander gestelde schadebedrag door [ geïntimeerde ] moet worden vergoed is voor het overige onvoldoende bestreden. [ geïntimeerde ] zal in de proceskosten van beide instanties worden verwezen.
3.10
Voor zover [ geïntimeerde ] voldoende concreet bewijs heeft aangeboden, ziet dit aanbod niet op stellingen die, indien bewezen, tot een andere uitkomst leiden.
- 3.
Beslissing
Het hof:
- -
vernietigt het bestreden vonnis;
- -
veroordeelt [ geïntimeerde ] om aan Liander € 5.473,98 te betalen vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 maart 2011 tot aan de dag der voldoening;
- -
verwijst [ geïntimeerde ] in de kosten van de procedure en begroot die kosten aan de zijde van Liander op € 752,17 aan verschotten en € 1.896,-- aan salaris;
- -
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.C. Toorman, W.J. Noordhuizen en C.C. Meijer en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 18 december 2012.