Hof 's-Hertogenbosch, 22-02-2022, nr. 200.225.533, 01 H
ECLI:NL:GHSHE:2022:523
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
22-02-2022
- Zaaknummer
200.225.533_01 H
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2022:523, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 22‑02‑2022; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2022:985
Uitspraak 22‑02‑2022
Inhoudsindicatie
Toewijzing verzoek aanvulling arrest (art. 32 Rv)
Partij(en)
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Team Handelsrecht
zaaknummer 200.225.533/01
arrest van 22 februari 2022 met betrekking tot het verzoek om aanvulling van het arrest van 19 januari 2021 (art. 32 Rv)
in de procedure die bij het gerechtshof ’s-Hertogenbosch aanhangig is geweest tussen
1. [appellant 1] ,wonende te [woonplaats] ,
2. [appellant 2], wonende te [woonplaats] ,
appellanten,
hierna aan te duiden als [appellant 1] en [appellant 2] ,
advocaat: mr. J.T. Gommer te Tilburg,
tegen
Jabil Circuit Netherlands B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als Jabil,
advocaat: mr. R.F. van der Ham te Rotterdam.
1. Het verzoek van [appellant 1] en [appellant 2]
1.1
[appellant 1] en [appellant 2] hebben in een brief van 7 september 2021 het hof verzocht om het arrest van 19 januari 2021 aan te vullen overeenkomstig art. 32 Rv. Het hof heeft volgens hen hun vordering ‘onder c’ toegewezen, maar verzuimd om te oordelen over de daarmee gepaard gaande, ‘onder e’ gevorderde wettelijke rente vanaf 1 september 2006, althans heeft het hof deze vordering niet toegewezen en daar ook geen overweging aan gewijd.[appellant 1] en [appellant 2] verzoeken het hof om over te gaan tot aanvulling van het arrest van 19 januari 2021 in die zin dat alsnog wordt overwogen en geoordeeld over de wettelijke rente. Die kan worden toegewezen omdat deze is verschuldigd (art. 6:119 BW) en een ingebrekestelling niet is vereist gezien de brief van 4 juli 2013, aldus [appellant 1] en [appellant 2] .
1.2
[appellant 1] en [appellant 2] hebben bij brief van 20 september 2021 het voor grosse aan hen afgegeven afschrift van het arrest van 19 januari 2021 aan het hof toegezonden.
2. De reactie van Jabil
Jabil heeft in een fax van 29 september 2021 aan het hof gereageerd op het verzoek om aanvulling van het arrest van 19 januari 2021. Volgens hen dient, kort gezegd, het verzoek van [appellant 1] en [appellant 2] om de wettelijke rente toe te wijzen te worden afgewezen.
3. Het oordeel van het hof
3.1
Het hof overweegt als volgt. De rechter vult te allen tijde op verzoek van een partij zijn arrest aan indien hij heeft verzuimd te beslissen over een onderdeel van het gevorderde (art. 32 lid 1 Rv). Het hof is van oordeel dat deze situatie zich in dit geval voordoet.
3.2
[appellant 1] en [appellant 2] hebben in de inleidende dagvaarding van 23 januari 2015, voor zover van belang, gevorderd:
- -
de onvoorwaardelijke indexering vanaf 1 januari 2013 tot een maximum van 2% zonder overrente, op basis van de consumentenprijsindex van de premievrije aanspraken die aan eisers door Delta Lloyd zijn toegekend, en vervolgens jaarlijks zolang de pensioenaanspraken, dan wel pensioenuitkeringen bestaan, voor wat betreft de verstreken termijn te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2013,
- -
dan wel een schadevergoeding ter hoogte van de onvoorwaardelijke indexering zoals hiervoor genoemd, dan wel een in redelijkheid vast te stellen indexering op basis van een voorwaardelijke regeling, dan wel een schadevergoeding voor de heer [appellant 1] een bedrag van € 77.939, voor de heer [appellant 2] een bedrag van € 80.622,-, althans een zodanig bedrag als de rechtbank juist voorkomt, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 september 2006.
3.3
[appellant 1] en [appellant 2] hebben in hoger beroep gevorderd dat het in eerste aanleg gevorderde alsnog zal worden toegewezen.
3.4
Het hof heeft in het tussenarrest van 7 januari 2020 de vordering van [appellant 1] en [appellant 2] als volg samengevat met letters die het hof eraan heeft toegekend (onder 3.2.1):
‘In de onderhavige procedure vorderen [appellant 1] en [appellant 2] om Jabil, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen tot betaling van:
a. de onvoorwaardelijke indexering vanaf 1 januari 2013 tot een maximum van 2% zonder overrente, op basis van de consumentenindex van de premievrije aanspraken die aan hen door Delta Lloyd zijn toegekend, en vervolgens jaarlijks zolang de pensioenaanspraken, dan wel pensioenuitkeringen bestaan, voor wat betreft de verstreken termijn te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2013;
b. dan wel een schadevergoeding ter hoogte van de onvoorwaardelijke indexering zoals hiervoor genoemd;
c. dan wel een in redelijkheid vast te stellen indexering op basis van een voorwaardelijke regeling;
d. dan wel een schadevergoeding voor [appellant 1] van € 77.939,00 en voor [appellant 2] van € 80.622,00, althans een zodanig bedrag als de rechtbank juist voorkomt;
e. de wettelijke rente over de vorderingen b, c en/of d vanaf 1 september 2006 (…)’.
3.5
Het hof heeft in het arrest van 19 januari 2021 de vordering onder c toegewezen in die zin dat, verkort weergegeven, Jabil vanaf 1 januari 2013 is veroordeeld tot betaling van een indexering van de pensioenen van [appellant 1] en [appellant 2] . Aan de onder e gevorderde wettelijke rente is geen overweging gewijd. Het hof heeft verzuimd hierover te beslissen.
3.6
Het hof zal de door [appellant 1] en [appellant 2] gevorderde wettelijke rente alsnog toewijzen. Uit de vordering van [appellant 1] en [appellant 2] onder e, in samenhang bezien met de bedoeling van de vordering van [appellant 1] en [appellant 2] onder a, volgt dat de wettelijke rente in dit geval kan worden toegewezen over het verschil tussen de pensioenuitkering die zij hebben ontvangen en die zij als gevolg van de indexatie vanaf 1 januari 2013 hadden behoren te ontvangen.
3.7
De omstandigheid dat het arrest van 19 januari 2021 geen kracht van gewijsde heeft verkregen omdat alle partijen beroep in cassatie hebben ingesteld en het arrest niet uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, staat aan toewijzing hiervan niet in de weg.
3.8
Al hetgeen Jabil overigens heeft aangevoerd, waaronder begrepen het gegeven dat in het dictum van het arrest van 19 januari 2021 het meer of anders gevorderde is afgewezen, leidt niet tot een ander oordeel. Aanvulling van een uitspraak op de voet van art. 32 Rv kan plaatsvinden als het dictum van de uitspraak weliswaar een afwijzing van het meer of anders gevorderde bevat, maar de rechter tot de conclusie komt dat hij daarbij een deel van de vordering over het hoofd heeft gezien en die afwijzing daarop dan ook geen betrekking heeft (HR 1 oktober 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM9435 (http://pi.rechtspraak.minjus.nl/deeplink/ecli?id=ECLI:NL:HR:2010:BM9435)). Daarvan is in dit geval sprake.
3.9
De slotsom is dat het arrest van 19 januari 2021 wordt aangevuld met een beslissing over de gevorderde wettelijke rente.
4. De beslissing
Het hof:
bepaalt dat in onderdeel 7 van het tussen partijen gewezen arrest van 19 januari 2021 het dictum:
‘veroordeelt Jabil vanaf 1 januari 2013 tot betaling van een indexering van de pensioenen van [appellant 1] en [appellant 2] op basis van de door Stichting Philips Pensioenfonds (PPF) vanaf die datum doorgevoerde en nog door te voeren indexatiecijfers van de ingegane pensioenen;’
moet worden verbeterd en gewijzigd in:
‘veroordeelt Jabil vanaf 1 januari 2013 tot betaling van een indexering van de pensioenen van [appellant 1] en [appellant 2] op basis van de door Stichting Philips Pensioenfonds (PPF) vanaf die datum doorgevoerde en nog door te voeren indexatiecijfers van de ingegane pensioenen, en tot betaling van de wettelijke rente over het verschil tussen de pensioenuitkering die [appellant 1] en [appellant 2] hebben ontvangen en die zij als gevolg van deze indexatie hadden behoren te ontvangen, vanaf de dag van opeisbaarheid tot aan de dag van betaling daarvan’;
bepaalt dat deze verbeteringen onder vermelding van de datum van 22 februari 2022 worden vermeld op de minuut van het arrest van 19 januari 2021.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.J.M. Cremers, M.E. Smorenburg en M. Heemskerk en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 22 februari 2022.
griffier rolraadsheer