NJB 2022/983
Verdedigingsverzoek tot horen van getuigen, art. 6 EVRM: eisen aan motivering van het verzoek gelet op HR 4 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1015, HR 20 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:576 en EHRM 19 januari 2021, nr. 2205/16 (Keskin/Nederland). In casu kon het hof oordelen dat het getuigenverzoek niet is gericht op het horen van een getuige over een door deze persoon afgelegde verklaring zoals die door de rechter voor het bewijs van de tenlastegelegde feiten zou kunnen worden gebruikt of al is gebruikt, waarvoor zou gelden dat geen nadere onderbouwing van het belang bij het oproepen en horen van de betreffende persoon mag worden verlangd. Aldus geldt in casu de in het arrest van 4 juli 2017 neergelegde regel dat het verzoek tot het oproepen en het horen van getuigen door de verdediging moet worden gemotiveerd. Het arrest van 20 april 2021 heeft daarin geen verandering gebracht.
HR 19-04-2022, ECLI:NL:HR:2022:498
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
19 april 2022
- Magistraten
Mrs. V. van den Brink, A.L.J. van Strien, M.J. Borgers
- Zaaknummer
21/00828
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2022:498, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 19‑04‑2022
ECLI:NL:PHR:2022:212, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑03‑2022
- Wetingang
(art. 6 EVRM)
Essentie
Verdedigingsverzoek tot horen van getuigen, art. 6 EVRM: eisen aan motivering van het verzoek gelet op HR 4 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1015, HR 20 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:576 en EHRM 19 januari 2021, nr. 2205/16 (Keskin/Nederland). In casu kon het hof oordelen dat het getuigenverzoek niet is gericht op het horen van een getuige over een door deze persoon afgelegde verklaring zoals die door de rechter voor het bewijs van de tenlastegelegde feiten zou kunnen worden gebruikt of al is gebruikt, waarvoor zou gelden dat geen nadere onderbouwing van het belang bij het oproepen en ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.