Gelet op het voorts in dit bewijsmiddel onder (blz. 34) opgenomene is hier sprake van een kennelijke verschrijving en zal bedoeld zijn dat de waarschuwingsbrief naar aanleiding van de op 24 juni 2009 gelezen e-mail naar verdachte is verzonden op 26 juni 2009 (en dus niet in het jaar 2006).
HR, 18-02-2014, nr. 12/05652
ECLI:NL:HR:2014:367
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
18-02-2014
- Zaaknummer
12/05652
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2014:367, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 18‑02‑2014; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2554, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2013:2554, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 17‑12‑2013
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2014:367, Gevolgd
- Vindplaatsen
Uitspraak 18‑02‑2014
Inhoudsindicatie
Belaging van gemeenteambtenaren. HR: art. 81.1 RO.
Partij(en)
18 februari 2014
Strafkamer
nr. S 12/05652
IC/SJ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 4 december 2012, nummer 22/000893-11, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1953.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter van-Kan en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 februari 2014.
Conclusie 17‑12‑2013
Inhoudsindicatie
Belaging van gemeenteambtenaren. HR: art. 81.1 RO.
Nr. 12/05652
Mr. Harteveld
Zitting 17 december 2013
Conclusie inzake:
[verdachte]
Het Gerechtshof te ’s-Gravenhage heeft verdachte bij arrest van 4 december 2012 ter zake van belaging veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, waarvan één maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Voorts heeft het Hof de vorderingen van de benadeelde partijen [betrokkene 1] en [betrokkene 2] van elk honderd euro toegewezen en daarbij telkens een schadevergoedingsmaatregel opgelegd, subsidiair twee dagen hechtenis. Ten behoeve van het slachtoffer [betrokkene 3] heeft het Hof verdachte ook een schadevergoedingsmaatregel van honderd euro opgelegd, subsidiair twee dagen hechtenis.
2. Namens verdachte is beroep in cassatie ingesteld en mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, heeft bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld.
3.1. Het middel klaagt, gezien de daarop gegeven toelichting, dat het Hof ten onrechte, althans ontoereikend gemotiveerd heeft geoordeeld dat verdachte met de bewezenverklaarde handelingen een inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de ambtenaren [betrokkene 2] en/of [betrokkene 1] en/of [betrokkene 3] van de Gemeente Spijkenisse. Voorts klaagt het middel dat het Hof met de bewezenverklaring de grondslag van de tenlastelegging heeft verlaten.
3.2. Verdachte is ten laste gelegd dat:
“hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2009 tot en met 21 september 2009 te Spijkenisse, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [betrokkene 2] en/of [betrokkene 1] en/of [betrokkene 3], allen werkzaam als ambtenaar bij de Gemeente Spijkenisse, en/of één of meer (andere) ambtena(a)r(en) van de Gemeente Spijkenisse, in elk geval van een of meer ander(en), met het oogmerk die voornoemde ambtena(a)r(en) in elk geval die ander(en) te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte, opzettelijk (dagelijks) één of meer emailbericht(en) en/of brief/ven met (telkens) beledigende en/of bedreigende tekst naar die voornoemde ambtena(a)r(en) en/of naar de Gemeente Spijkenisse gestuurd”.
3.3. Daarvan heeft het Hof bewezen verklaard dat:
“hij in de periode van 01 januari 2009 tot en met 31 september 2009 te Spijkenisse, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [betrokkene 2] en/of [betrokkene 1] en/of [betrokkene 3], allen werkzaam als ambtenaar bij de Gemeente Spijkenisse, met het oogmerk die voornoemde ambtenaren te dwingen iets te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte, opzettelijk één of meer emailberichten en/of brieven met beledigende en/of bedreigende tekst naar die voornoemde ambtenaren en/of naar de Gemeente Spijkenisse gestuurd”.
3.4. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
“1. Een proces-verbaal van verhoor d.d. 21 februari 2010 van de politie Rotterdam-Rijnmond met nr. PL17L0 2009373150-5. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
als de op 21 februari 2010 afgelegde verklaring van de verdachte:
V (vraag verbalisant): je hebt honderden zo niet duizenden brieven en e-mails naar de gemeente verzonden, waarom heb je dat gedaan.
A (antwoord verdachte): ik blijf voor mijn rechten vechten. Ik blijf ze confronteren.
V: Op 24 juni 2009 heb je een e-mailbericht, gericht aan de afdeling Tevca, de afdeling die de openstaande schuld moet incasseren, onder andere geschreven: “deze vordering moet van tafel om bloedvergieten te voorkomen”. Waarom heb je deze e-mail verzonden?
A: ik ben verantwoordelijk voor alles wat ik geschreven heb.
A: Het zou kunnen dat ik met meer dan tien e-mailberichten en enkele brieven heb gereageerd naar de gemeente.
V: heb je op 18 september 2009 (het hof begrijpt: 11 september 2009) naar de gemeente een brief verzonden?
A: dat zou kunnen
V: in deze brief staat: “ik denk dat het neersteken/neerschieten van uw soort ook voorkomt uit een dreigende sfeer die U creëert”. Waarom heb je deze brief verzonden?
A: Dit heeft waarschijnlijk te maken met de sanctie en de bedreiging die ik voel van de mensen.
2. Een proces-verbaal van verhoor d.d. 22 februari 2010 van de politie Rotterdam-Rijnmond met nr. PL17L0 2009373150-9. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
als de op 22 februari 2010 afgelegde verklaring van de verdachte:
V: Je hebt geschreven aan de gemeente op 25 augustus 2009: “als dat vette lijf alleen maar uit haar nest komt om clienten slecht bij te staan ben je negatief spastisch in sociale beweging. [verdachte]”. Wat bedoel je daarmee?
V: Ik bedoel daar [betrokkene 1] mee. Ze is wel dik ja. Dit had ik beter niet kunnen schrijven want dit kan echt niet.
V: Je hebt geschreven aan de gemeente op 25 augustus 2009:
“(…). Doe je huiswerk idioot. Kom van je luie Amb. Vette reet en zet je hersenen aan voor zover aanwezig tussen al dat vet. 17809.”. Wat bedoel je daarmee”?
A: 17809 dat ben ik. Dat is mijn cliënt nummer.
V; Wat bedoel je met amb?
A: daar zal ik ambtelijk mee bedoelen of ambtenaar. Ik had veel problemen met haar. Met haar bedoel ik [betrokkene 1].
3. Een proces-verbaal van aangifte d.d. 29 oktober 2009 van de politie Rotterdam-Rijnmond met nr. 2009373150-1. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
als de op 29 oktober 2009 afgelegde verklaring van [betrokkene 2]:
Ik ben ambtenaar van de gemeente Spijkenisse. Ik doe aangifte en/of klacht van belediging, bedreiging en/of stalking.
Er is in 1995 door de sociale recherche van de gemeente Spijkenisse een onderzoek gestart tegen [verdachte] (hierna: [verdachte]), geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1953, wonende [a-straat 1] te [woonplaats].
Vanaf die tijd zijn er door [verdachte] regelmatig bedreigingen geuit naar verschillende ambtenaren van de gemeente Spijkenisse.
Dit is gedurende de periode 24 juni 2006 tot 21 september 2009 door ons geregistreerd. Er is een dossier aangelegd over alle gebeurtenissen. Ik stel u hierbij dit dossier ter hand.
4. Een geschrift “Rapport”, als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal van aangifte d.d. 29 oktober 2009 van de politie Rotterdam-Rijnmond met nr. 2009373150-1. Dit geschrift houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
Ik, [betrokkene 2], verklaar als volgt:
(blz. 1)
Op 24 juni 2009 werd ik geconfronteerd met een e-mailbericht van [verdachte], geboren [geboortedatum] 1957 te [geboorteplaats] (hierna: [verdachte]) gericht aan de afdeling Tevca van de gemeente Spijkenisse. In dit bericht stond onder andere: “deze vordering moet van tafel om bloedvergieten te voorkomen”. De medewerkster die deze vordering behandelt, [betrokkene 3] (hierna: [betrokkene 3]), was van dit e-mailbericht bijzonder geschrokken. Zij vertelde zich hierdoor ernstig bedreig[d] te voelen. Op 26 juni 20061.is door mij een waarschuwingsbrief aan [verdachte] verzonden.
(blz. 3)
De contact persoon van [verdachte] bij de gemeente is [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1])
(blz. 4)
Op dit overzicht, betreffende de periode van 1 januari 2009 tot en met 2 september 2009, zag ik dat er door [verdachte] kennelijk in dit tijdvak 113 Emailberichten naar het algemene Emailadres van de gemeente zijn verzonden. [verdachte] maakt, zo zag ik, gebruik van […]@spijkenisse.nl als verzendadres van zijn Emailberichten. Verder stuurde of bezorgde [verdachte] bij de gemeente dit jaar tot 2 september 2009 een vijfentwintig tal brieven.
(blz. 34)
De brief waarin werd medegedeeld dat [verdachte] moest stoppen met bedreigingen (het hof begrijpt de waarschuwingsbrief d.d. 26 juni 2009) had tot gevolg dat [verdachte] reageerde via e-mail en brieven naar de gemeente. In een aantal van die e-mailberichten werd ik door [verdachte] persoonlijk bedreigd. Zo [las] ik het volgende in drie van die door hem verzonden berichten.
Op 27 juni 2009 stuurde [verdachte] een kennelijk aan mij gerichte mail. Hierin schreef hij, zo zag ik: Wie vandaag de dag op mijn voeten trapt schiet ik zelf dood binnen een paar weken of sla hem dood met een moordwapen van ijzer. Al wonen ze in Waterland of Brielle. Kijk dus achterom als je nog burgers slachtoffers maakt.
(blz. 35)
De verwijzing naar ‘Brielle’ zou een verwijzing naar mijn woonplaats zijn. En de woorden ‘als je nog burgers slachtoffer maakt’, verwijzen, zo denk ik, naar mijn vroegere beroep van sociaal rechercheur. Ik ervaar het als beangstigend dat iemand mij kennelijk van het leven wil beroven met behulp van een vuurwapen.
Ook in een eerder bericht uitte [verdachte] kennelijk een bedreiging naar mij. In dat bericht las ik onder andere: Leve de afrekeningen. Wissel van baan naar de dieren recherche. De mededeling “leve de afrekeningen” ervaar ik als een bedreiging.
Ik en de ambtenaren [betrokkene 1] en [betrokkene 3] voelen ons door de beledigingen en bedreigingen geuit door [verdachte] belasterd en/of bang waardoor wij negatief zijn beïnvloed in ons dagelijks functioneren.
Bijlage 2.1.3:
E-mailbericht
Van: [betrokkene 1]
Aan: [betrokkene 2]
Leve de afrekeningen. Wissel van baan naar de dieren recherche.
Bijlage 2.1.8:
E-mailbericht
Van: [betrokkene 4] namens gemeente
CC: [betrokkene 1]
Wie vandaag de dag op mijn voeten trapt schiet ik zelf dood binnen een paar weken of sla hem dood met een moordwapen van ijzer. Al wonen ze in Waterland of Brielle. Kijk dus achterom als je nog burgers slachtoffers maakt.
Bijlage 2.1.26:
Ik zie jullie als complete idioten die zich veilig wanen met teksten.
Bijlage 2.1.55:
e-mailbericht
Mijn inhoudingen relateren aan de inkomsten van mijn ex. Zo lang die inhoudingen lopen zolang is er een oorlog gaande tussen mij en partijen waaronder de gemeente. Ik zal geen confrontatie schuwen dit jaar.
Bijlage 2.1.97:
e-mailbericht
Van: […]@spijkenisse.nl
Aan: gemeente
Verzonden: 25 augustus 2009
Onderwerp: [betrokkene 1]. Zorg afvallige
Als dat vette lijf alleen maar uit haar nest komst om clienten slecht bij te staan ben je NEGATIEF SPASTISCH IN SOCIALE BEWEGING. [verdachte].
Bijlage 2.1.98:
e-mailbericht
(…). Dus doe je huiswerk idioot. Kom van je luie Amb. Vette reet en zet je hersenen aan voor zover aanwezig tussen al dat vet. 17809.
Bijlage 2.2.30
Brief d.d. 11 september 2009
[betrokkene 1]
(…)
Ik denk dat het neerstelen/neerschieten van uw soort ook voortkomt uit een dreigende sfeer die u creëerd!
(…)
[verdachte]
Bijlage 2.2.34
Brief d.d. 21 september 2009
U bent door cliënt gewaarschuwd als u geen respect toont als ambtenaar.
[verdachte]
5.
Een proces-verbaal van ontvangst klacht d.d. 29 oktober 2009 van de politie Rotterdam-Rij[n]mond met nr. 2009373150-2. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Op 29 oktober 2009 heb ik, verbalisant, als hulpofficier van justitie te Rotterdam, een mondelinge klacht ontvangen ter zake van diverse bedreigingen, beledigingen en stalking door [verdachte].
De klacht werd gedaan door:
[betrokkene 2]
Geboren [geboortedatum] 1957 te [geboorteplaats]
Wonende te [woonplaats]
De klager verzocht uitdrukkelijk om tot vervolging van de mogelijke dader(s) over te gaan.
De klager verklaarde:
Ik doe hierbij klacht tegen [verdachte], geboren [geboortedatum] 1953.
6.
De verklaring van getuige [getuige].
De getuige heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 3 april 2012 verklaard - zakelijk weergegeven -:
Ik ondersteun de klacht zoals deze door [betrokkene 2] is gedaan in het proces-verbaal van aangifte d.d. 29 oktober 2009.
Ik heb een aantal van de e-mailberichten van [verdachte] als bedreigend ervaren.
Ik werk bij de Sociale Dienst.
7.
Een geschrift, te weten een brief d.d. 4 juni 2012 van gemeente Spijkenisse ondertekend door Frances [betrokkene 3], juridisch medewerker. Dit geschrift houdt onder meer in – zakelijk weergegeven -:
De klacht betreffende [verdachte], zoals deze door mijn collega [betrokkene 2] is neergelegd, ondersteun ik volledig.”
3.5.
Het Hof heeft vastgesteld dat verdachte - van wie sinds 2006 een dossier wordt bijgehouden vanwege de bedreigingen die hij regelmatig vanaf 1995 jegens verschillende ambtenaren van de gemeente Spijkenisse uit - in de bewezenverklaarde periode van 1 januari 2009 tot en met 31 september 2009 het volgende heeft gedaan:
- -
verdachte heeft 113 e-mailberichten naar het algemene e-mailadres van de gemeente Spijkenisse verzonden, alsmede vijfentwintig brieven per post of zelf bij de gemeente bezorgd (tot en met 2 september 2009);
- -
verdachtes toorn is gericht tegen de ambtenaren van de gemeente, zo volgt uit zijn tot het bewijs gebezigde verklaring (bewijsmiddel 1);
- -
op 24 juni 2009 werd [betrokkene 2], werkzaam bij de gemeente Spijkenisse, geconfronteerd met een e-mailbericht van verdachte, gericht aan de afdeling Tevca van de gemeente Spijkenisse, met daarin onder andere: “deze vordering moet van tafel om bloedvergieten te voorkomen”. De medewerkster die deze vordering behandelt, [betrokkene 3], was van dit e-mailbericht bijzonder geschrokken en voelde zich hierdoor ernstig bedreigd;
- -
op 26 juni 2009 is door [betrokkene 2], kennelijk namens de gemeente, een waarschuwingsbrief aan verdachte verzonden dat hij moest stoppen met bedreigingen;
- -
daarop reageerde verdachte via e-mail en brieven naar de gemeente en in een aantal van die e-mails werd [betrokkene 2] persoonlijk bedreigd; de inhoud van drie van die e-mails is opgenomen in bewijsmiddel 4;
- -
verdachtes contactpersoon bij de Gemeente is [betrokkene 1];
- -
naast algemene e-mails gericht aan de gemeente met bedreigende teksten heeft verdachte voorts aan zijn contactpersoon [betrokkene 1] beledigende en bedreigende e-mails en brieven gestuurd op 4 augustus 2009, tweemaal op 25 augustus en op 11 september 2009 (zie bewijsmiddelen 2 en 4);
- -
de ambtenaren [betrokkene 2], [betrokkene 1] en [betrokkene 3] voelen zich door de door verdachte geuite beledigingen en bedreigingen belasterd en/of bang, waardoor zij negatief zijn beïnvloed in hun dagelijks functioneren.
3.6.
Primair wordt geklaagd dat het Hof bij de bewezenverklaring mede gelet op de kwalificatie en de toepasselijke wettelijke voorschriften (geen samenloop) het oog heeft gehad op een belaging van de Gemeente Spijkenisse en dat een rechtspersoon niet kan worden belaagd. Subsidiair behelst het middel de klacht dat de bewezenverklaarde handelingen jegens de in de bewezenverklaring genoemde ambtenaren van die Gemeente niet kunnen opleveren dat verdachte daarmee stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van die personen.
3.7.
Ten aanzien van de belaging van rechtspersonen houden de Kamerstukken het volgende van de heer Dittrich (D66) – de indiener van het wetvoorstel - ter toelichting in:
“De heer Rouvoet en mevrouw Ravestein hebben een vraag gesteld over het belagen van een rechtspersoon. De heer Rouvoet heeft het blijf-van-mijnlijfhuis genoemd en mevrouw Ravestein heeft het voorbeeld van een bedrijf genoemd dat wordt gebombardeerd met e-mails, faxen en telefoontjes. De vraag was of een bedrijf of een rechtspersoon belaagd kan worden. Wat dan eigenlijk het springende punt lijkt te zijn, is of een rechtspersoon een persoonlijke levenssfeer kan hebben. Wij weten dat in de juridische wetenschap – prof. Buruma heeft het ons ook nog uitgelegd – aangenomen wordt dat een rechtspersoon zich niet op een grondrecht kan beroepen. Dat geeft al enige duiding aan. Het begrip ’’persoonlijke levenssfeer’’ staat natuurlijk ook in de Nederlandse Grondwet. Gelet op de plaatsbepaling in de titel ’’misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid’’ en de terminologie ’’persoonlijke levenssfeer’’ ligt het niet voor de hand dat een rechtspersoon belaagd kan worden. Wij hebben dat ook niet in onze overwegingen betrokken toen we het wetsvoorstel en de nota naar aanleiding van het verslag schreven. Wij denken dus dat het er niet in past. Ik ga nog even dieper in op het voorbeeld van de heer Rouvoet over het blijf-van-mijn-lijfhuis. Als een man rond zo’n blijf-van-mijn-lijfhuis cirkelt en allerlei belagingsgedragingen vertoont, dan zou je heel wel kunnen zeggen dat die belagingsactiviteiten gericht zijn tegen bijvoorbeeld zijn ex-vrouw die in dat blijf-van-mijn-lijfhuis verblijft. Dan kun je het toch weer herleiden naar een persoon en niet zozeer naar het instituut.”2.
Waar de steller van het middel als uitgangspunt neemt dat belaging van een rechtspersoon als zodanig niet onder het bereik van belaging valt zou hij het gelijk dus wel eens aan zijn zijde kunnen hebben, of tenminste zijn daarvoor argumenten te vinden. Maar dat in het onderhavige geval de bewezenverklaring betrekking zou hebben op belaging van de Gemeente Spijkenisse, als (publiekrechtelijke) rechtspersoon berust op een verkeerde lezing van het arrest. Wel valt te lezen in de bewezenverklaring dat de belaging van de genoemde natuurlijke personen – allen ambtenaren van die Gemeente - mede heeft plaatsgevonden door het (ook) aan de Gemeente sturen van e-mailberichten en brieven, maar dat is iets anders dan het belagen van de Gemeente als zodanig. De klacht over grondslagverlating faalt derhalve. Voorts, anders dan de steller van het middel suggereert, en ook geheel in lijn met de zo-even geciteerde toelichting bij het wetsvoorstel, kan met tegen een rechtspersoon gerichte gedragingen wel stelselmatig wederrechtelijk inbreuk worden gemaakt op de aldaar werkzame (of verblijvende) personen die deze berichten ontvangen. Het wellicht bij de steller van het middel levende idee, dat voor de bewezenverklaarde stalking slechts die e-mails en brieven die met naam en toenaam aan de betrokken personen zijn gericht en in hun persoonlijke postvak zijn bezorgd een rol kunnen spelen, lijkt mij te getuigen van een te beperkte opvatting. Onbegrijpelijk is het in ieder geval niet, dat het Hof ook de aan de Gemeente verzonden berichten heeft ‘meegeteld’ in de bewezenverklaring.
Verder is het zo, dat de persoonlijke levenssfeer van werknemers – hier: ambtenaren - mede de werkvloer kan omvatten3.en de inbreuk op die persoonlijke levenssfeer niet aanmerkelijk behoeft te zijn om tot de kwalificatie van belaging te komen.4.
Voorts geldt dat hinderlijk gedrag sneller als indringend stelselmatig lastig vallen in de zin van art. 285b Sr kan worden aangemerkt indien dat gedrag gepaard gaat met bedreigingen of beledigingen. Juist bij gedrag waarmee een dreigende sfeer ontstaat kan al snel sprake zijn van belaging, zonder dat de frequentie van de gedragingen jegens diegene aanzienlijk is.5.Zoals ook volgt uit de hiervoor onder 3.5 gegeven samenvatting van de gedragingen van verdachte, heeft hij in zijn jarenlange toorn jegens de Gemeente Spijkenisse verschillende ambtenaren die werkzaam zijn bij die gemeente het leven zuur gemaakt, niet alleen door ze te treffen met de algemene bedreigingen aan het adres van de aldaar werkzame ambtenaren, maar voorts met het bedreigen en/of beledigen van hen als individu. Gelet op de aard van die berichten en gezien de omstandigheden waaronder de gedragingen van verdachte hebben plaatsgevonden, getuigt het oordeel van het Hof dat verdachte aldus de ambtenaren [betrokkene 2], [betrokkene 1] en [betrokkene 3] van die gemeente heeft belaagd niet van een onjuiste rechtsopvatting en dat oordeel is ook niet onbegrijpelijk. Het middel is derhalve tevergeefs voorgesteld.
Dat het Hof blijkens zijn arrest ten onrechte is uitgegaan van slechts één belaging is niet juist, doch cassatie op dit punt is niet ten voordele van verdachte en kan mijns inziens achterwege blijven.
3.8.
Opmerking verdient nog, in lijn met mijn ambtgenoot Knigge bij HR 29 juni 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL8642, dat burgers tot op zekere hoogte het recht hebben om overheidsfunctionarissen lastig te vallen met klachten, vgl. het recht van petitie (art. 5 Gw) en het recht om aangifte te doen (art. 161 Sv). Door een mededeling van de overheid dat zij niet van klachten gediend is, hoeft de burger zich niet af te laten schrikken. “Daarmee is echter niet gezegd dat overheidsfunctionarissen zich alles moeten laten welgevallen”, aldus terecht Knigge. In het bijzonder gelet op het feit dat de uitlatingen van de verdachte een uitgesproken beledigend of bedreigend karakter jegens deze ambtenaren hadden, kon het Hof oordelen dat het lastigvallen van [betrokkene 2], [betrokkene 1] en [betrokkene 3] een wederrechtelijk karakter kreeg en voorts, als gezegd, dat hier sprake was van een inbreuk op hun persoonlijke levenssfeer in de zin van art. 285b Sr.
4.
Het middel faalt en kan naar mijn oordeel met de aan artikel 81, eerste lid, RO ontleende motivering worden verworpen.
5.
Ambtshalve heb ik geen grond aangetroffen die tot vernietiging aanleiding behoort te geven.
6.
Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 17‑12‑2013
Handelingen II 1998/1999, nr. 98, p. 5694.
Vgl. HR 29 juni 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL8642, NJ 2010/406.
Vgl. HR 15 november 2005, ECLI:NL:HR:2005:AU3495.
Vgl. M.J.A. Duker, De reikwijdte van het belagingsartikel, Rechtsgeleerd Magazijn Themis 2007, nr. 4, p. 141-154, met name p. 153, onder verwijzing naar de zaaknummers van HR 15 februari 2005, ECLI:NL:HR:2005:AR7516 en HR 5 december 2006, ECLI:NL:HR:2006:AZ0637 (in beide zaken HR 81 RO en beide niet gepubliceerd).