JONDR 2022/567
HR, 17-07-2020, nr. 19/01094
HR 17-07-2020, ECLI:NL:HR:2020:1315
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
17 juli 2020
- Zaaknummer
19/01094
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:1315, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 17‑07‑2020
ECLI:NL:PHR:2020:97, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 31‑01‑2020
Beroepschrift, Hoge Raad, 27‑02‑2019
- Wetingang
Essentie
Vermogensrecht. Verjaring; vordering op vof en vennoten; afzonderlijke stuiting verjaring nodig?; uitleg van jegens vof afgelegde stuitingsverklaring (art. 3:317 BW).
Uitspraak
Een schuldeiser van een vof kan zijn vordering zowel geldend maken tegen de gezamenlijke vennoten (‘tegen de vof’), als tegen iedere vennoot afzonderlijk. Uit het feit dat sprake is van twee samenlopende vorderingsrechten van de vennootschapscrediteur, volgt dat de daarmee verbonden rechtsvorderingen op de gezamenlijke vennoten en op een individuele vennoot elk afzonderlijk verjaren. Verklaringen ‘jegens de vof’, waaronder een stuitingsverklaring als bedoeld in art. 3:317 BW, zijn verklaringen gericht tot de gezamenlijke ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.