CRvB, 06-06-2012, nr. 11/5068 AOW-V
ECLI:NL:CRVB:2012:BW7768
- Instantie
Centrale Raad van Beroep
- Datum
06-06-2012
- Zaaknummer
11/5068 AOW-V
- LJN
BW7768
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:CRVB:2012:BW7768, Uitspraak, Centrale Raad van Beroep, 06‑06‑2012; (Verzet)
Uitspraak 06‑06‑2012
Inhoudsindicatie
Verzet ongegrond. In verzet is niet aannemelijk gemaakt dat het hogerberoepschrift op 11 augustus 2011 ter post is bezorgd. Het risico dat een per gewone post - dus: niet aangetekend - verzonden poststuk de geadresseerde niet bereikt, komt voor rekening van de verzender van dat poststuk. De Raad voegt daaraan toe dat de gevolgde wijze van aanbieden van het poststuk niet uitsluit dat bij de verwerking ervan door - thans - PostNL onregelmatigheden optreden.
Partij(en)
11/5068 AOW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 6 juli 2011, 11/1989 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank
Datum uitspraak 6 juni 2012.
PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 21 oktober 2011 heeft de Raad het namens appellante door mr. F.I. Piternella, advocaat, ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 21 oktober 2011 heeft mr. Piternella verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 7 mei 2012, waar partijen met voorafgaand bericht niet zijn verschenen.
OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 21 oktober 2011 berust op de overwegingen dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat (de gemachtigde van) appellante niet in verzuim is geweest.
De laatste dag waarop tijdig een hogerberoepschrift kon worden ingediend, was 17 augustus 2011.
Nadat de gemachtigde van appellante in een telefonisch onderhoud met een medewerker van (de griffie van) de Raad op 26 augustus 2011 had vernomen dat het hogerberoepschrift niet bij de Raad was ontvangen, heeft hij het hogerberoepschrift, gedateerd 11 augustus 2011, bij brief van 26 augustus 2011 aan de Raad gezonden.
In het verzetschrift heeft de gemachtigde van appellante aangevoerd dat het hogerberoepschrift aan het postbusnummer van de Raad was gericht en het poststuk op het postkantoor in een postzak is gedeponeerd. Omdat een postbusnummer een veilige en beschermde manier is om post te verzenden (er komt namelijk geen postbode aan te pas), mocht ervan worden uitgegaan dat het hogerberoepschrift door de Raad zou worden ontvangen. Het kan daarom niet anders dan dat (een medewerker van) de Raad tekort is geschoten bij de verwerking van de post.
De Raad oordeelt dat de gemachtigde van appellante (ook) in verzet niet aannemelijk heeft gemaakt dat het hogerberoepschrift op 11 augustus 2011 ter post is bezorgd. Volgens vaste rechtspraak (ook) van de Raad komt het risico dat een per gewone post - dus: niet aangetekend - verzonden poststuk de geadresseerde niet bereikt, voor rekening van de verzender van dat poststuk. De Raad voegt daaraan toe dat de gevolgde wijze van aanbieden van het poststuk niet uitsluit dat bij de verwerking ervan door - thans - PostNL onregelmatigheden optreden.
Gelet op het voorgaande dient het verzet ongegrond te worden verklaard.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet ziet de Raad geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 juni 2012.
(get.) T.G.M. Simons.
(get.) D.W.M. Kaldenhoven.
GdJ