Rb. Gelderland, 12-03-2021, nr. C/05/378897 / HZ RK 20-44
ECLI:NL:RBGEL:2021:1158
- Instantie
Rechtbank Gelderland
- Datum
12-03-2021
- Zaaknummer
C/05/378897 / HZ RK 20-44
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBGEL:2021:1158, Uitspraak, Rechtbank Gelderland, 12‑03‑2021; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
PS-Updates.nl 2021-0294
JA 2021/68
Uitspraak 12‑03‑2021
Inhoudsindicatie
Deelgeschil. Achterop aanrijding. Causaal verband ongeval en klachten aan nek en bij pre-existente afwijkingen. Casus vergelijkbaar met Staat/Vermaat?
Partij(en)
beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rekestnummer: C/05/378897 / HZ RK 20-44
Beschikking van 12 maart 2021
in de zaak van
[naam verzoeker] ,
[adres 1],
verzoeker,
advocaat mr. J. van Meerkerk te Dordrecht,
tegen
de naamloze vennootschap
ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
verweerster,
advocaat mr. G.S.E. van Helden te Apeldoorn.
Verzoeker wordt hierna aangeduid als [naam verzoeker]. Verweerster zal worden aangeduid als Achmea.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
het verzoekschrift
- -
het verweerschrift
- -
de brief van mr. Van Meerkerk van 7 januari 2021 met producties;
- -
de mondelinge behandeling van 15 januari 2021, waarbij [naam verzoeker] een verklaring heeft voorgedragen en overgelegd, mr. Van Meerkerk spreekaantekeningen heeft overgelegd en waarvan voor het overige aantekeningen zijn gemaakt door de griffier.
2. De feiten
2.1.
Op 18 juli 2017 is [naam verzoeker] een ongeval overkomen. [naam verzoeker] stond op het moment van het ongeval met zijn bedrijfsauto met aanhangwagen stil voor een rood verkeerslicht. Een andere automobilist is achterop de aanhangwagen van [naam verzoeker] gereden, waardoor die aanhangwagen los is geschoten en op de bedrijfswagen van [naam verzoeker] is gebotst.
2.2.
De automobilist die [naam verzoeker] heeft aangereden was tegen wettelijke aansprakelijkheid verzekerd bij Achmea. Achmea heeft aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval erkend.
2.3.
[naam verzoeker] heeft na het ongeval nekklachten gekregen.
2.4.
Op advies van de door Achmea ingeschakelde arbeidsdeskundige is [naam verzoeker] in verband met aanhoudende nekklachten aangemeld voor een multidisciplinair hersteltraject bij revalidatiecentrum DBC Re-Integratie B.V. te Nijmegen (hierna: DBC). [naam verzoeker] heeft van februari 2018 tot en met augustus 2018 gerevalideerd bij DBC.
2.5.
Tijdens de uitvoering van een revalidatieoefening is het [naam verzoeker] in juni 2018 in de rug geschoten, als gevolg waarvan aanhoudende klachten aan de onderrug zijn ontstaan.
2.6.
Vanwege aanhoudende klachten en beperkingen heeft [naam verzoeker] een tweede multidisciplinair revalidatietraject gevolgd. [naam verzoeker] heeft van december 2018 tot en met maart 2019 gerevalideerd bij Revalidatiecentrum Donders te Arnhem.
2.7.
[naam verzoeker] heeft een beroep gedaan op de door hem bij Movir N.V. (hierna: Movir) afgesloten arbeidsongeschiktheidsverzekering.
2.8.
Orthopedisch chirurg [naam chirurg] (hierna: [naam chirurg]) heeft [naam verzoeker] in opdracht van Movir onderzocht en in zijn rapport van 16 januari 2019 onder meer het volgende vastgelegd:
“7. samenvatting
(…)
Bij het huidige onderzoek vond ik een gefixeerde halswervelkolom met hypertone vertebrale
musculatuur met vooral pijn bij rechtsrotatie. De flexie en extensie zijn ruim, maar eindstandig
gevoelig. De bewegingen worden behoedzaam uitgevoerd. Ook de lateroflexies zijn beperkt en
pijnlijk. Aan beide schouders werd een volledige range of motion gevonden. Aan de bovenste
extremiteiten werden geen neurologische afwijkingen gevonden.
Bij het onderzoek van de rug werden alzijdige bewegingsbeperkingen gevonden met een gefixeerd
zijn en enige dwangstand naar rechts, maar geen verschijnselen van radiculaire prikkeling op dit
moment, dat wil zeggen negatieve Lasègues. Wel is de sensibiliteit van het linkeronderbeen
verlaagd en er was een afwezige achillespees, passend bij een restbeeld van een HNP uit 2009.
Het huidige röntgenonderzoek van de halswervelkolom in vier richtingen toont met name spondylartrose en uncovertebrale artrose C5-6 met versmalling van de tussenwervelruimte wijzend op discusdegeneratie. De foramina zijn alle van een normaal kaliber. De lordose is opgeheven en
er is een minimale kyfosering.
Ten aanzien van het röntgenonderzoek van de lumbale wervelkolom wordt een duidelijke versmalling van de tussenwervelruimte van L5-S1 gezien, passend bij discusdegeneratie, mogelijk spondylartrose en mogelijk facetartrose op dit niveau.
8. overweging en conclusie
Hoewel betrokkene stelt vóór het ongeval van juli 2017 geen nekklachten te hebben gehad, is er
radiologisch sprake van pre-existente afwijkingen in de zin van discusdegeneratie C4-5 met
begeleidende uncovertebrale artrose en spondylartrose. Hoewel het ongevalmechanisme de aard
van een whiplash heeft gehad, is het niet uitgesloten dat het huidige beeld c.q. het voortduren van
de klachten medebepaald wordt door de röntgenologisch beschreven afwijkingen, uitgaande van
het feit dat een whiplash letsel vooral tendomyogene klachten veroorzaakt die in de regel na een
aantal maanden opklaren. De uitstralende pijnen kunnen door het röntgenonderzoek verklaard
worden. Er is geen sprake van uitgesproken neurologie aan de bovenste extremiteiten. Secundaire
klachten als concentratieproblemen, duizeligheid, foto- en fonofobie worden vaker gezien na een
dergelijk trauma.
Gezien de röntgenbevindingen is het opmerkelijk dat er tijdens de revalidatiebehandelingen
gemanipuleerd is aan de halswervelkolom hetgeen naar mijn idee gecontra-indiceerd is bij een
dergelijke evidente discopathie en spondylartrose. Gesproken zou kunnen worden van een
getraumatiseerde artrose aan de halswervelkolom.
Ten aanzien van de lage rug is er een status na discectomie: dit leidt in de regel tot een
discusversmalling wat thans op het röntgenonderzoek ook is beschreven. Daarnaast is
spondylartrose ontstaan hetgeen meestal bot afzet op plaatsen waar de zenuwbanen moeten
passeren en dit kan dus irritatie geven in het verloop van de zenuwen zonder dat er sprake is van
een radiculair syndroom in engere zin. Het huidige klinische en röntgenonderzoek passen daarbij.
(…)
9. beantwoording van uw vragen
(…)
2. Welke diagnose(n) stelt u?
Antwoord. Ik stel de volgende diagnosen:
1. Status na whiplashtrauma in juli 2017 met daarna nekklachten, bewegingsbeperkingen en
secundaire klachten, met pre-existent een discusdegeneratie C4-C5 en uncartrose.
2. Lage rugklachten op basis van discusdegeneratie L5-S1 met pseudoradiculaire klachten in
het linkerbeen.
3. Acht u op grond van uw onderzoek in directe relatie tot ziekte of ongeval functionele
beperkingen aanwezig? Zo ja, zijn deze objectief medisch vast te stellen? Waaruit bestaan deze
beperkingen?
Antwoord: Ja, op grond van mijn onderzoek in directe relatie tot ziekte of ongeval acht ik het
aannemelijk dat er functionele beperkingen zijn die objectief vast te stellen zijn.
Ik acht de volgende beperkingen hij betrokkene aannemelijk ten aanzien van rug en nek:
-geen beperkingen ten aanzien van hand- en vingergebruik;
-matige beperkingen ten aanzien van zitten, staan, lopen, traplopen, reiken, persoonlijk risico
(autorijden, werken op een stelling);
-sterke beperkingen ten aanzien van klimmen en klauteren, knielen, kruipen en hurken, gebogen
werken, bukken en torderen, gebruik van de nek, met de handen boven schouderhoogte werken,
tillen, duwen, trekken, dragen en vibratiebelasting.
4. Kunt u de beperkingen uitsplitsen in twee profielen, waarvan 1 profiel alle beperkingen
omvat en waarvan 1 profiel de beperkingen met uitzondering van de beperkingen als gevolg van
het ongeval in 2017 omvat?
Antwoord:
Het beperkingenprofiel voor rug en nek (zie onder vraag 3) is bijgesloten.
Het beperkingenprofiel voor de rug is bijgesloten (beperkingen zonder ongeval) en is als volgt:
Ik acht betrokkene:
-niet beperkt voor hand- en vingergebruik, nek en persoonlijk risico,
-licht beperkt voor zitten, staan, lopen en traplopen,
-matig beperkt voor klauteren, knielen, kruipen en hurken, gebogen werken, bukken en torderen,
reiken, tillen, duwen, trekken, dragen, met de handen boven schouderhoogte werken en
vibratiebelasting,
(…)
7. Hoe beoordeelt u de prognose?
Antwoord: Gezien het lange persisteren van de klachten van het halswervelkolom en de pre-
existente discopathie acht ik de prognose matig. (…)
Ten aanzien van de rugklachten is de prognose beter, in die zin dat ik verwacht dat betrokkene
weer kan terugkomen op zijn oude niveau. Ook daarvoor geldt dat eventueel pijnpoliklinische
behandelingen een bijdrage kunnen leveren tot vermindering van de pijnklachten.
(…)”
2.9.
Ter nadere beoordeling van de beperkingen en re-integratiemogelijkheden van [naam verzoeker] is in opdracht van Movir een verzekeringsgeneeskundig expertiseonderzoek verricht door [naam verzekeringsarts RGA], verzekeringsarts RGA (verder te noemen: [naam verzekeringsarts RGA]).
[naam verzekeringsarts RGA] schrijft in zijn rapport van 4 juli 2019, voor zover thans van belang:
“6.2 Beschouwing en conclusie
(…)
Bij betrokkene is sprake van aanhoudende nekklachten na een auto-ongeval dd. 18-07-2018 met lage rugklachten die tijdens een training in juni 2018 zijn ontstaan.
(…)
Uit het orthopedisch expertiserapport blijkt duidelijk dat de expert de nekklachten als ongevalgevolg beschouwd en de rugklachten niet. Dat is mijns inziens medisch gezien ook wel reëel.
Als het gaat over de nekklachten dan passen de klachten bij een whiplash associated disorder (WAD) maar kunnen ze deels ook verklaard worden vanuit de geconstateerde degeneratieve afwijkingen aan de nekwervelkolom. De expert heeft het daarbij ook over een getraumatiseerde artrose van de nekwervelkolom.
In welke mate de nekklachten nu nog veroorzaakt worden door de WAD of een gevolg zijn van de afwijkingen in de nekwervelkolom is medisch gezien niet goed te beoordelen. Daarvoor zou je eigenlijk moeten weten wanneer betrokkene ook zonder het ongeval eventueel vergelijkbare klachten zou hebben gekregen. maar dat is helaas niet te beoordelen. Het is medisch gezien dus denkbaar dat in de loop der jaren de oorzaak van de nekklachten meer verschuift van de WAD naar de degeneratieve afwijkingen in de nekwervelkolom waardoor de klachten steeds minder ongevalgevolg worden. Vooralsnog ga ik, net als de expert, ervan uit dat de nekklachten op dit moment nog voor een
relevant deel ongevalgevolg zijn.
(…)
Op grond van bovenstaande overwegingen ben ik van mening dat het aannemen van ongevalgerelateerde functionele beperkingen in voldoende mate onderbouwd kan worden. Het gaat daarbij dan concreet om beperkingen ten aanzien van beschermende middelen, trillingsbelasting, duwen of trekken, tillen of dragen, frequent zware lasten hanteren tijdens het werk, hoofdbewegingen maken, klimmen en klauteren, boven schouderhoogte actief zijn en het hoofd in een bepaalde houding houden
Ik heb de ongevalgerelateerde beperkingen weergegeven in een kritische FML die als bijlage is toegevoegd aan het expertiserapport.
Als het gaat om de niet ongevalgerelateerde beperkingen dan gaat dit op dit moment nog (zoals eerder aangegeven lijken de nekklachten vooralsnog in relevante mate ongevalgerelateerd te zijn) om de lage rugklachten op basis van geobjectiveerde degeneratieve afwijkingen.
Op basis van deze afwijkingen is het medisch gezien reëel om beperkingen aan te nemen ten aanzien van zwaardere met name statische en in mindere mate dynamische rugbelastende activiteiten.
Ook daarbij spelen echter andere factoren als een myogene component, kinesiofobie en negatieve conditionering een relevante rol, zoals eerder al is aangegeven.
Op grond van bovenstaande overwegingen ben ik van mening dat het aannemen van niet
ongevalgerelateerde functionele beperkingen in voldoende mate onderbouwd kan worden. Het gaat daarbij dan concreet om beperkingen ten aanzien van beschermende middelen, trillingsbelasting, buigen, frequent buigen tijdens het werk, lopen tijdens het werk, trappenlopen, klimmen, zitten, zitten tijdens het werk, staan, staan tijdens het werk en gebogen en/of getordeerd actief zijn.
Ook de niet-ongevalgerelateerde beperkingen heb ik weergegeven in een kritische FML die
als bijlage is toegevoegd aan het expertiserapport.
Over de prognose kan ik aangeven dat ik daarvoor zowel de nek als de rugklachten niet heel erg positief over ben. Voor wat betreft de geconstateerde degeneratieve afwijkingen in de nekwervelkolom en de lendenwervelkolom moge het duidelijk zijn dat die niet meer zullen verminderen maar mogelijk in de loop der jaren nog wel toe kunnen nemen.
Als het gaat om de spiergerelateerde component dan is het moeilijk om daar iets over te zeggen omdat bekend is dat dit soms na meerdere jaren nog ineens kan verbeteren. Tot op heden lijkt één en ander echter hardnekkig en therapieresistent en zoals de fysiotherapeut van RevaZorg in het outtakeverslag al aangeeft blijft betrokkene veel hangen in pijn en lijkt hij zich er niet goed doorheen te kunnen werken ondanks alle adviezen en tips. Dit is voor de toekomst natuurlijk geen gunstig teken.
7. Beantwoording vraagstelling
1. Welke diagnose(s) neemt u aan?
Status na whiplashtrauma in juli 2017 met daarna nekklachten, bewegingsbeperkingen en secundaire klachten, met pre-existent een discusdegeneratie C4-C5 en uncartrose.
Tevens lage rugklachten op basis van discusdegeneratie L5-S1 met pseudoradiculaire klachten in het linkerbeen.
2. Heeft verzekerde beperkingen voor het verrichten van arbeid als rechtstreeks en medisch objectivéerbaar gevolg van ziekte of ongeval?
Ja.
3. Zo ja, wat zijn de beperkingen?. Wilt u deze uitsplitsen in 2 profielen waarbij 1 profiel alleen de beperkingen als gevolg van het ongeval in 2017 omvat en 1 profiel waarin alle beperkingen met uitzondering van de beperkingen als gevolg van het ongeval in 2017 omvat.
Wilt u de beperkingen uitgebreid beschrijven, zo nodig aangevuld met een overzicht van de desbetreffende rubrieken en items van de Functionele Mogelijkhedenlijst.
Zie voor een nadere onderbouwing mijn beschouwing.
Beide Functionele Mogelijkheden Lijsten zijn als bijlage toegevoegd.
(…)
KRITISCHE FUNCTIONELE MOGELIJKHEDENLIJST - ONGEVALGERELATEERD
(…)
Conclusie:
X De cliënt beschikt over duurzaam benutbare mogelijkheden
(…)
Toelichting:
(…)
X De cliënt heeft beperkingen ten opzichte van normaal functioneren (zie rubrieken)
(…)
RUBRIEK III: AANPASSING AAN FYSIEKE OMGEVINGSEISEN
5. Beschermende middelen
beperkt, namelijk geen zware beschermende middelen om de nek, zoals bijvoorbeeld een loodschort
8. Trillingsbelasting
beperkt, namelijk geen veelvuldige of langdurige grove trillingsbelasting via de nekwervelkolom
RUBRIEK IV: DYNAMISCHE HANDELINGEN
13. Duwen of trekken
beperkt, kan ongeveer 10 kg duwen of trekken (volle vuilniscontainer), incidenteel tot 15 kg mogelijk
14. Tillen of dragen
licht beperkt, kan ongeveer 10 kg tillen of dragen (peuter), incidenteel tot 15 kg mogelijk
16. Frequent zware lasten hanteren tijdens het werk (ongeveer 10 keer per uur)
beperkt, kan niet tijdens een uur per werkdag frequent lasten van ongeveer 15 kg hanteren
17. Hoofdbewegingen maken
beperkt, kan het hoofd beperkt bewegen, veelvuldige hoofdbewegingen of hoofdbewegingen in een hoog tempo zijn niet goed mogelijk
21. Klimmen
licht beperkt, kan tenminste een huishoudtrap op en af
RUBRIEK V: STATISCHE HOUDINGEN
7. Boven schouderhoogte actief zijn
beperkt, kan minder dan 5 minuten achtereen boven schouderhoogte actief zijn
8. Het hoofd in een bepaalde stand houden tijdens het werk
licht beperkt, kan zo nodig gedurende de helft van de werkdag het hoofd in een bepaalde stand houden (ongeveer 4 uur)
KRITISCHE FUNCTIONELE MOGELIJKHEDENLIJST — NIET ONGEVALGERELATEERD
(…)
Conclusie:
X De cliënt beschikt over duurzaam benutbare mogelijkheden
(…)
Toelichting:
(…)
X De cliënt heeft beperkingen ten opzichte van normaal functioneren (zie rubrieken)
(…)
RUBRIEK III: AANPASSING AAN FYSIEKE OMGEVINGSEISEN
5. Beschermende middelen
beperkt, namelijk geen zware beschermende middelen zoals bijvoorbeeld een loodschort
8. Trillingsbelasting
beperkt, namelijk, geen veelvuldige of langdurige grove trillingsbelasting via de lendenwervelkolom
RUBRIEK IV: DYNAMISCHE HANDELINGEN
10. Buigen
beperkt, kan ongeveer 60 graden buigen (tas van de grond oppakken)
11. Frequent buigen tijdens het werk
sterk beperkt, kan zo nodig tijdens elk uur van de werkdag ongeveer 50 keer
Buigen, tot 30 graden is licht beperkt
13. Duwen of trekken
beperkt, ken ongeveer 10kg duwen of trekken (volle vuilniscontainer), incidenteel tot 15 kg mogelijk
14. Tillen of dragen
licht beperkt, kan ongeveer 10 kg tillen of dragen (peuter), incidenteel tot 15 kg mogelijk
16. Frequent zware lasten hanteren tijdens het werk (ongeveer 10 keer per uur)
beperkt, kan niet tijdens een uur per werkdag frequent lasten van ongeveer 15 kg hanteren
19. Lopen tijdens het werk
licht beperkt, kan zo nodig gedurende de helft van de werkdag (ongeveer 4 uur) lopen
20. Trappenlopen
normaal, kan tenminste in één keer twee trappen op en af, maximaal 1-2x per uur mogelijk
21. Klimmen
licht beperkt, kan tenminste een huishoudtrap op en af
RUBRIEK V: STATISCHE HOUDINGEN
1. Zitten
licht beperkt, kan ongeveer een uur achtereen zitten (film), moet daarna even kunnen lopen
2. Zitten tijdens het werk
beperkt, kan zo nodig gedurende de helft van de werkdag zitten (ongeveer 4 uur), moet afgewisseld
kunnen worden met lopen
3. Staan
1 licht beperkt, kan ongeveer 30 minuten achtereen staan, af en toe tot 1 uur aanééngesloten
mogelijk
4. Staan tijdens het werk
1 licht beperkt, kan zo nodig gedurende de helft van de werkdag staan (ongeveer 4 uur), moet
afgewisseld kunnen worden met lopen
6. Gebogen en/of getordeerd actief zijn
beperkt, kan minder dan 5 minuten achtereen gebogen en/of getordeerd actief zijn
2.10.
Naar aanleiding van het verzekeringsgeneeskundig rapport is [naam verzoeker] in opdracht van Movir arbeidsdeskundig onderzocht door [naam arbeidsdeskundige], gecertificeerd registerarbeidsdeskundige (hierna: [naam arbeidsdeskundige]). [naam arbeidsdeskundige] heeft op 24 juli 2019 geconcludeerd dat [naam verzoeker] 80 - 100% arbeidsongeschikt is voor de uitvoering van zijn werkzaamheden. [naam arbeidsdeskundige] is tot die conclusie gekomen op basis van de beperkingen als gevolg van de door [naam verzoeker] ondervonden rugklachten. De nekklachten zijn door [naam arbeidsdeskundige] buiten beschouwing gelaten.
3. Het verzoek en het verweer
3.1.
[naam verzoeker] heeft verzocht dat de rechtbank bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. voor recht zal verklaren dat de nekklachten van [naam verzoeker] en de beperkingen welke
deze voor [naam verzoeker] tot gevolg hebben, zoals genoemd in punt 10 en 11 van dit
verzoekschrift, juridisch volledig in causaal verband staan met het ongeval van
18 juli 2017;
II. voor recht zal verklaren dat de rugklachten van [naam verzoeker] en de beperkingen welke
deze voor [naam verzoeker] tot gevolg hebben, zoals genoemd in punt 10 en 11 van dit
verzoekschrift, juridisch volledig in causaal verband staan met het ongeval van
18 juli 2017;
III. voor recht zal verklaren dat Achmea gehouden is de ten gevolge van de onder I en
II, of, voor zover het onder I of II verzochte niet (beiden volledig) kan worden
toegewezen, I of II, geleden en nog te lijden schade volledig aan [naam verzoeker] te
vergoeden;
IV. de kosten van deze procedure, waaronder de buitengerechtelijke kosten ex
artikel 6:96 lid 2 sub b BW, zal begroten op een bedrag van € 3.131,02 te
vermeerderen met de ter zitting namens [naam verzoeker] te noemen kosten verbonden
aan de verdere behandeling van deze procedure en Achmea in deze kosten zal
veroordelen.
3.2.
[naam verzoeker] heeft aan zijn verzoek, bezien in het licht van de vastgestelde feiten, zakelijk weergegeven het volgende ten grondslag gelegd.
Na het ongeval heeft [naam verzoeker] nekklachten gekregen. Voor het ongeval had hij deze klachten niet. Een duidelijk aanwijsbare, alternatieve oorzaak voor de nekklachten ontbreekt. De nekklachten en de daaruit voortvloeiende beperkingen staan aldus in juridisch causaal verband met het ongeval van 18 juli 2017.
Tijdens een revalidatiebehandeling is het [naam verzoeker] in de rug geschoten, als gevolg waarvan aanhoudende, lage rugklachten zijn ontstaan. Ook deze rugklachten en de daaruit voortvloeiende beperkingen staan in juridisch causaal verband met het ongeval van 18 juli 2017. Als [naam verzoeker] geen ongeval was overkomen, zou hij de hem opgedragen revalidatieoefening niet hebben verricht en zouden de lage rugklachten niet zijn opgetreden.
Achmea is daarnaast gehouden de door [naam verzoeker] gemaakte kosten van het deelgeschil te vergoeden op grond van het bepaalde in artikel 1019aa Rv.
3.3.
Achmea heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid, althans tot afwijzing van de verzoeken van [naam verzoeker], met begroting van de redelijke kosten van rechtsbijstand. Op de inhoud van het verweer zal zo nodig in het navolgende worden ingegaan.
4. De beoordeling
4.1.
De eerste vraag die moet worden beantwoord, is de vraag of sprake is van een deelgeschil als bedoeld in de wet. Ingevolge het bepaalde in artikel 1019w lid 1 Rv moet het gaan om een geschil over of in verband met een deel van hetgeen ter zake de aansprakelijkheid voor schade door dood en letsel als rechtens geldt tussen de benadeelde en degene die aansprakelijk wordt gehouden en waarvan de beëindiging kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst over de vordering van de benadeelde. In artikel 1019z Rv is bepaald dat de rechter het verzoek afwijst voor zover de verzochte beslissing naar zijn oordeel onvoldoende kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Daarbij dient de rechtbank te beoordelen of de bijdrage van de verzochte beslissing zodanig is dat dit opweegt tegen de kosten en het tijdsverloop van de procedure.
4.1.1.
Achmea stelt zich op het standpunt dat de zaak zich niet leent voor behandeling in een deelgeschilprocedure, omdat tot op heden onvoldoende onderbouwing is geleverd voor de stelling van [naam verzoeker] dat de klachten in een causaal verband staan met het ongeval, gelet op de aanwezigheid van pre-existente afwijkingen. Voor zover ongevalgerelateerde klachten wel zouden kunnen worden vastgesteld, dient vervolgens te worden beoordeeld tot welke beperkingen die klachten leiden. Over de mate van arbeidsongeschiktheid bestaat in dit stadium nog onvoldoende duidelijkheid, omdat tot op heden alleen een expertise heeft plaatsgevonden op basis van de niet-ongevalgerelateerde rugklachten. Er is volgens Achmea dus nadere bewijslevering nodig in de vorm van onderzoek door deskundigen. Daarvoor is in de deelgeschilprocedure geen ruimte.
4.1.2.
De rechtbank volgt Achmea hierin niet. [naam verzoeker] heeft de vraag voorgelegd of er sprake is van causaal verband tussen de door hem ondervonden klachten en beperkingen en het ongeval. Er heeft ten aanzien van de door [naam verzoeker] ondervonden nek- en rugklachten een orthopedische expertise plaatsgevonden en de daaruit voortvloeiende beperkingen zijn aan de hand van FML’s geduid door een verzekeringsgeneeskundig expert. Ten slotte heeft een arbeidsdeskundige de mate van arbeidsongeschiktheid van [naam verzoeker] beoordeeld als gevolg van de door hem ondervonden rugklachten. Op basis van voormelde onderzoeken kan in elk geval worden vastgesteld welke klachten als ongevalgevolg hebben te gelden en welke beperkingen uit die klachten voortvloeien. Een antwoord op die vragen kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Dat vervolgens eventueel nog een arbeidsdeskundige expertise met betrekking tot de nekklachten zal moeten plaatsvinden, maakt niet dat de zaak zich in het geheel niet leent voor behandeling in een deelgeschil. Daarbij speelt een rol dat alle onderzoeken tot nu toe hebben plaatsgevonden in opdracht van Movir in het kader van een arbeidsongeschiktheidsverzekering en dat Achmea zich zeer afwachtend heeft opgesteld. Het kan niet zo zijn dat die afwachtende opstelling van Achmea vervolgens ertoe leidt dat de zaak zich niet leent voor behandeling in een deelgeschilprocedure. De conclusie is dat [naam verzoeker] ontvankelijk is in zijn verzoek.
4.2.
Achmea betwist niet dat ten aanzien van de door [naam verzoeker] ondervonden nek- en rugklachten sprake is van een plausibel klachtenpatroon. Wel betwist zij dat de nek- en rugklachten in juridisch causaal verband staan tot het ongeval.
4.3.
Voor het bewijs van causaal verband is voldoende dat [naam verzoeker] met een redelijke mate van waarschijnlijkheid aannemelijk maakt dat de door hem ondervonden klachten het gevolg zijn van het ongeval. Daarbij heeft te gelden dat indien [naam verzoeker] de klachten vóór het ongeval niet had, de klachten op zich door het ongeval kunnen zijn veroorzaakt en een alternatieve verklaring voor de klachten ontbreekt, het bewijs van het oorzakelijk verband in beginsel geleverd is. Tenslotte is een ruime toerekening ex artikel 6:98 BW het uitgangspunt.
causaal verband nekklachten
4.4.
[naam verzoeker] heeft in dit verband aangevoerd dat hij vóór het ongeval geen nekklachten had en dat de klachten door het ongeval kunnen zijn ontstaan. De vastgestelde nekklachten en de hierbij aanwezige secundaire klachten passen bij de diagnose van een WAD-2. Verder heeft [naam verzoeker] aangevoerd dat een alternatieve verklaring voor de klachten ontbreekt.
Er zijn weliswaar degeneratieve afwijkingen aan de halswervelkolom vastgesteld, maar medisch is niet te beoordelen of, en wanneer, [naam verzoeker] zonder ongeval ook klachten aan de halswervelkolom zou hebben ontwikkeld. De degeneratieve afwijkingen wijzen op een pre-existentie bij [naam verzoeker], maar vormen geen duidelijk aanwijsbare alternatieve oorzaak voor de ontwikkelde nekklachten omdat er voorafgaand aan het ongeval geen sprake is geweest van nekklachten.
4.4.1.
Achmea stelt dat [naam verzoeker] al vóór het ongeval last had van nekklachten. Dit blijkt volgens haar uit de door de huisarts bij brief van 4 januari 2018 aan de vorige belangenbehartiger van [naam verzoeker] verstrekte informatie. Uit de bijlage bij die brief blijkt volgens Achmea dat [naam verzoeker] in de periode 18 juli 2012 tot 18 juli 2010 (bedoeld zal volgens Achmea zijn van 18 juli 2010 tot 18 juli 2012) contact heeft gezocht met de huisarts in verband met nekklachten. Achmea betwist verder dat een alternatieve, niet aan het ongeval te wijten oorzaak voor de nekklachten ontbreekt. Achmea wijst daartoe op de bevindingen van [naam chirurg] en [naam verzekeringsarts RGA]. Er is een duidelijke alternatieve oorzaak gelegen in de aanwezigheid van pre-existente afwijkingen en artrose in de nekwervelkolom. Dit zijn voldoende concrete aanwijzingen voor het daadwerkelijk bestaan van een alternatieve oorzaak.
4.4.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [naam verzoeker] aannemelijk gemaakt dat de klachten in oorzakelijk verband tot het ongeval staan. Dat reeds vóór het ongeval sprake was van nekklachten is niet gebleken. Hoewel het in de brief van 4 januari 2018 gebruikte tussenkopje “Contactgegevens 18 juli 2012 tot 18 juli 2010 mbt nek-schouder en hoofdpijn, duizeligheid en kruisbandletsel” anders doet vermoeden, blijkt uit de daaronder door de huisarts verstrekte informatie op geen enkele wijze van nek- of schouderklachten voor de datum van het ongeval. Daarvoor zijn evenmin aanwijzingen te vinden in het actieve leven dat [naam verzoeker] tot het ongeval leidde. Hij was fulltime werkzaam als zelfstandige, gespecialiseerd in muur- en plafondbewerking en was een fanatiek sporter. Dat voor het ongeval sprake was van nekklachten, kan dan ook niet worden aangenomen. Achmea heeft weliswaar terecht aangevoerd dat uit de rapporten van [naam chirurg] en [naam verzekeringsarts RGA] blijkt dat bij [naam verzoeker] degeneratieve afwijkingen aan de halswervelkolom en artrose zijn vastgesteld, maar dit brengt hooguit een risico voor de toekomst mee. Een dergelijke pre-existentie zonder klachten doorbreekt het causale verband niet.
4.4.3.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de nekklachten in juridisch causaal verband tot het ongeval staan.
Causaal verband rugklachten
4.5.
[naam verzoeker] stelt dat ook de in juni 2018 ontstane rugklachten in juridisch causaal verband staan met het ongeval. De rugklachten zijn ontstaan tijdens een door [naam verzoeker] in juni 2018 uitgevoerde revalidatieoefening. Als [naam verzoeker] geen ongeval overkomen zou zijn, zou hij de hem opgedragen revalidatieoefening niet hebben verricht en zouden de lage rugklachten niet zijn opgetreden.
4.5.1.
Achmea betwist dat sprake is van causaal verband tussen de rugklachten en het ongeval. Zij voert in dit verband aan dat [naam verzoeker] direct na het ongeval enkel nekklachten had. De rugklachten zijn pas een jaar later ontstaan tijdens een revalidatiebehandeling. Blijkens het rapport van [naam chirurg] is het [naam verzoeker] ‘in de rug geschoten’. Die gebeurtenis staat los van het ongeval. Het ‘in de rug schieten’ is een schadeoorzaak die in de risicosfeer van [naam verzoeker] ligt. Het kan ook gebeuren bij alledaagse bezigheden als bukken en/of iets oprapen. Bovendien is sprake van een medisch verleden waarin rugklachten voorkomen. De huidige rugklachten vinden blijkens de rapporten van [naam chirurg] en [naam verzekeringsarts RGA] hun oorsprong in medische rugafwijkingen, waarvoor in 2009 een hernia-operatie heeft plaatsgevonden.
4.5.2.
Tussen partijen staat vast dat de rugklachten zijn ontstaan tijdens het uitvoeren van een revalidatieoefening bij DBC. Tijdens de mondelinge behandeling is door [naam verzoeker] toegelicht dat zijn rug tijdens die oefening te zwaar werd belast, dat hij dit heeft meegedeeld aan de fysiotherapeut, maar dat hij die oefening desondanks moest blijven uitvoeren, als gevolg waarvan het ‘in de rug is geschoten’. Dit is door Achmea op zich niet weersproken, zodat van de juistheid hiervan zal worden uitgegaan. Als [naam verzoeker] niet van achter was aangereden, zou hij niet hebben hoeven revalideren bij DBC en had hij de bewuste rugoefening niet hoeven uitvoeren. De rechtbank merkt in dit verband op dat [naam chirurg] vermeldt dat tijdens de revalidatiebehandelingen gemanipuleerd is aan de halswervelkolom en dat gesproken zou kunnen worden van een getraumatiseerde artrose aan de halswervelkolom. Het is daarom niet te vergelijken met bukken of iets oppakken. Tussen het ongeval en het ontstaan van de rugklachten van [naam verzoeker] bestaat aldus causaal verband in de zin van een conditio sine qua non-verband.
doorbreking causaal verband
4.6.
Achmea stelt zich op het standpunt dat zich met het ontwikkelen van de rugklachten in juni 2018 een alternatieve, niet aan het ongeval te wijten, oorzaak heeft voorgedaan, welke oorzaak [naam verzoeker] ook zonder ongeval zou hebben getroffen. Als gevolg van de alternatieve, niet aan het ongeluk te wijten oorzaak, is [naam verzoeker] per juni 2018 volledig arbeidsongeschikt geraakt. Met een beroep op het arrest Staat/Vermaat betoogt Achmea dat de causaliteit aldus per juni 2018 is doorbroken.
4.6.1.
[naam verzoeker] weerspreekt dat sprake is van een doorbreking van de causaliteit. Zijn situatie is niet vergelijkbaar met de casus van het arrest Staat/Vermaat. In die casus was sprake van schade als gevolg van een later door de benadeelde opgelopen ziekte die geen enkel verband hield met het door het ongeval opgelopen letsel. De rugklachten van [naam verzoeker] houden juist wel verband met het door het ongeval opgelopen letsel. [naam verzoeker] was aan het revalideren vanwege zijn nekklachten en tijdens het uitvoeren van een revalidatieoefening is het rugletsel ontstaan. Die gebeurtenis ligt volgens [naam verzoeker] niet in zijn risicosfeer.
4.6.2.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de voorgaande stellingen het volgende. In het arrest Vermaat/Staat (NJ 1991/292) heeft de Hoge Raad voor zover van belang het volgende overwogen:
“(…) dat wanneer bij zulk een voortdurende inkomensschade blijkt dat de gelaedeerde, ook indien het ongeval niet had plaatsgevonden, op enigerlei tijdstip geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt zou zijn geworden ten gevolge van een omstandigheid die voor zijn risico komt — zoals het geval kan zijn bij een door de gelaedeerde opgelopen ziekte, wanneer die geen verband houdt met het door het ongeval veroorzaakte letsel — er geen reden is om de inkomensschade vanaf het tijdstip dat de voor eigen risico komende arbeidsongeschiktheid zou zijn ingetreden, nog toe te rekenen aan degeen die voor het ongeval aansprakelijk is. In geval van voor eigen risico komende gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid geldt hetzelfde voor het deel van de inkomensschade dat van die gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid het gevolg zou zijn. (…) De verplichting tot vergoeding van door een ongeval veroorzaakte schade gaat niet zover dat degeen die voor die schade aansprakelijk is, de gelaedeerde ook moet behoeden voor schade die zonder dat ongeval voor diens eigen risico zou komen.”
In de casus die heeft geleid tot voormeld arrest was sprake van een situatie waarin duurschade het gevolg is van onafhankelijk van elkaar en na elkaar optredende oorzaken, terwijl ieder van die oorzaken op zichzelf voldoende is voor het intreden van de schade. In beginsel is iedere oorzaak een rechtens relevante oorzaak die de vergoeding van de hele schade tijdens het samenlopen van de oorzaken rechtvaardigt. In dit arrest heeft de Hoge Raad antwoord gegeven op de vraag wat rechtens is als de latere oorzaak voor risico van de benadeelde komt. De Hoge Raad overweegt dat dan de aansprakelijkheid van de eerste veroorzaker eindigt, omdat dezelfde duurschade na de tweede oorzaak ook zou zijn ontstaan, indien de eerste zich niet had voorgedaan.
4.6.3.
Dit is nog altijd vaste jurisprudentie. De vraag die nu ter beantwoording voorligt is, of de zaak van [naam verzoeker] vergelijkbaar is met de casus van het arrest Vermaat/Staat. De casus die heeft geleid tot het arrest Vermaat/Staat betrof een gelaedeerde die ernstig gewond was geraakt bij een verkeersongeluk en dientengevolge arbeidsongeschikt was geraakt. Vervolgens werd de gelaedeerde zeven jaar later getroffen door een hartinfarct. Als gevolg van dit hartinfarct zou gelaedeerde, het ongeluk weggedacht, alsnog volledig arbeidsongeschikt zijn geworden. Het hartinfarct hield geen verband met het door het ongeval veroorzaakte letsel. Dat laatste is naar het oordeel van de rechtbank in de zaak van [naam verzoeker] wezenlijk anders. De rugklachten van [naam verzoeker] houden wel verband met het door het ongeval veroorzaakte letsel. Tijdens het uitvoeren van een revalidatieoefening vanwege de bij het ongeval opgelopen nekklachten, is het rugletsel ontstaan. Dit is een omstandigheid die niet voor risico van [naam verzoeker] komt. Van een doorbreking van de causaliteit, zoals door Achmea bepleit, is om die reden geen sprake.
4.7.
Dit brengt de rechtbank tot de slotsom dat zowel de nekklachten, als de lage rugklachten van [naam verzoeker] als ongevalgevolg kunnen worden beschouwd.
4.8.
Vervolgens ligt ter beoordeling voor tot welke beperkingen de ongevalgerelateerde klachten van [naam verzoeker] leiden. [naam verzoeker] is onderzocht door verzekeringsgeneeskundige [naam verzekeringsarts RGA]. [naam verzekeringsarts RGA] heeft FML’s opgesteld op basis van zowel de nek- als de rugklachten. Op basis daarvan kan worden vastgesteld of de door [naam verzoeker] ondervonden klachten tot beperkingen leiden en zo ja, tot welke beperkingen.
De rechtbank leidt uit de FML’s af dat [naam verzoeker] beperkingen heeft ten aanzien van het dragen van beschermende middelen, trillingsbelasting, duwen of trekken, tillen of dragen, frequent zware lasten hanteren tijdens het werk, hoofdbewegingen maken, boven schouderhoogte actief zijn, het hoofd in een bepaalde stand houden tijdens het werk, buigen, frequent buigen tijdens het werk, lopen tijdens het werk, traplopen, klimmen, zitten, zitten tijdens het werk, staan, staan tijdens het werk en gebogen en/of getordeerd actief zijn.
4.9.
De rechtbank komt gelet op hetgeen hiervoor is overwogen tot het oordeel dat er sprake is van (juridisch) causaal verband tussen de door [naam verzoeker] ervaren klachten en daaruit voortvloeiende beperkingen en het ongeval van 18 juli 2017. De verzoeken van [naam verzoeker] onder I. en II zijn in zoverre en op na te melden wijze toewijsbaar.
4.10.
Onder III. vordert [naam verzoeker] een verklaring voor recht dat Achmea gehouden is de ten gevolge van de nek- en rugklachten van [naam verzoeker] en de daaruit voortvloeiende beperkingen geleden en nog te lijden schade volledig aan [naam verzoeker] te vergoeden. Een dergelijke (ruim geformuleerde) verklaring voor recht kan in dit stadium niet worden toegewezen. Met Achmea is de rechtbank van oordeel dat in het kader van de berekening van het verlies aan verdienvermogen nog aanvullend onderzoek nodig is. Het in het rapport van arbeidsdeskundige [naam arbeidsdeskundige] op basis van enkel de rugklachten vastgestelde percentage arbeidsongeschiktheid in het kader van de arbeidsongeschiktheidsverzekering is niet zonder meer toepasbaar op de bepaling van de (civiele) schade in de zin van verlies aan verdienvermogen. Ook is nog onduidelijk in hoeverre de degeneratieve afwijkingen en artrose aan de halswervelkolom, alsmede de eerdere rugklachten van [naam verzoeker] invloed hebben op de schadebegroting. Dit gaat het bestek van deze deelgeschilprocedure te buiten.
4.11.
[naam verzoeker] heeft verzocht de kosten van het deelgeschil te begroten overeenkomstig het bepaalde in artikel 1019aa Rv. Hierbij geldt de dubbele redelijkheidstoets in die zin dat het redelijk dient te zijn dat deze kosten gemaakt zijn en dat de hoogte van die kosten eveneens redelijk is. Dat betekent dat indien een deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, de kosten daarvan niet voor vergoeding in aanmerking komen. Van deze laatste situatie is in dit geval geen sprake.
4.11.1.
[naam verzoeker] heeft de kosten voor het deelgeschil begroot op een bedrag van € 5.782,80 (23,7 uur x € 244,00 per uur), te vermeerderen met 21% btw en 5% kantoorkosten. Achmea heeft betwist dat deze kosten aan de dubbele redelijkheidstoets voldoen. Achmea heeft bezwaar gemaakt tegen het aantal opgevoerde uren. Voorts heeft Achmea bezwaar gemaakt tegen de opgevoerde kantoorkosten.
4.11.2.
De hoogte van het uurloon wordt, mede gelet op de ter zake door mr. Van Meerkerk, ter zitting gegeven toelichting, door de rechtbank redelijk geacht, zodat daarvan zal worden uitgegaan. Gelet op de omvang van het dossier komt het aantal opgevoerde uren de rechtbank echter hoog voor. Het betreft hier een beperkt en overzichtelijk deelgeschil. Een urenaantal van 23,7 bestede uren - ten behoeve van enkel de deelgeschilprocedure - tegen een specialistentarief als in deze zaak aan de orde, past daar niet bij. Al met al wordt een totale tijdbesteding van 18 uur redelijk geacht. De kantoorkosten van 5% zal de rechtbank afwijzen, omdat deze kosten niet nader zijn onderbouwd.
Dat betekent dat de kosten van het deelgeschil zullen worden begroot op € 5.314,32 (18 x € 244,00, vermeerderd met 21% btw). Tevens zal een bedrag van € 937,00 aan griffierecht in aanmerking worden genomen, zodat het totaal aan kosten voor het deelgeschil uitkomt op een bedrag van € 6.251,32. Nu de aansprakelijkheid vast staat, zal Achmea worden veroordeeld tot betaling van deze kosten.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1.
verklaart voor recht dat de nekklachten en rugklachten van [naam verzoeker] en de daaruit voortvloeiende beperkingen in causaal verband staan met het ongeval van 18 juli 2017;
5.2.
begroot de kosten van het deelgeschil op een bedrag van € 5.314,32 en een bedrag van € 937,00 aan griffierecht en veroordeelt Achmea tot betaling van deze kosten;
5.3.
verklaart deze beschikking ten aanzien van de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.A.M. Strens-Meulemeester en in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2021.
(mk)