Einde inhoudsopgave
Besluit inburgering 2021
Artikel 5.3 Persoonlijk plan inburgering en participatie
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2023. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 01-01-2022
- Bronpublicatie:
05-12-2022, Stb. 2022, 489 (uitgifte: 07-12-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2023, terugwerkend tot: 01-01-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-12-2022, Stb. 2022, 489 (uitgifte: 07-12-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht / Algemeen
Inburgering (V)
1.
Het college stelt het persoonlijk plan inburgering en participatie vast uiterlijk 10 weken na de dag waarop Onze Minister de inburgeringsplichtige schriftelijk in kennis heeft gesteld van de inburgeringsplicht. Indien de inburgeringsplichtige op de datum van deze kennisgeving nog niet is ingeschreven in de gemeente waar hij op grond van artikel 28 van de Huisvestingswet 2014 wordt gehuisvest, stelt het college het plan vast uiterlijk 10 weken na de dag waarop de inburgeringsplichtige in de basisregistratie personen is ingeschreven in de gemeente waar hij op grond van artikel 28 van de Huisvestingswet 2014 is gehuisvest.
2.
Het college kan afwijken van de termijn, bedoeld in het eerste lid, uitsluitend indien het redelijkerwijs niet mogelijk is om het persoonlijk plan inburgering en participatie binnen deze termijn vast te stellen zonder informatie van een derde, van welke informatie het college in afwachting is. Uiterlijk twee weken na ontvangst van deze informatie stelt het college het plan alsnog vast.
3.
Als de inburgeringsplichtige, voor wie het persoonlijk plan inburgering en participatie is opgesteld, zijn woonplaats verplaatst naar een andere gemeente, stelt het college van de andere gemeente het voornoemde plan vast binnen uiterlijk 10 weken na de datum van inschrijving van de inburgeringsplichtige in deze gemeente.
4.
Het college legt het aantal te voeren voortgangsgesprekken met de inburgeringsplichtige vast in het persoonlijk plan inburgering en participatie.
5.
Inspanningen die een inburgeringsplichtige heeft verricht voorafgaand aan het vaststellen van het persoonlijk plan inburgering en participatie, wegen niet mee voor het voldoen aan de inburgeringsplicht, tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald.
6.
Indien het college de leerroute van de inburgeringsplichtige ingevolge artikel 17, tweede lid, van de wet, opnieuw vaststelt, of ingevolge artikel 17, derde lid, van de wet besluit dat de mondelinge en schriftelijke vaardigheden in de Nederlandse taal, in afwijking van artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de wet geheel of gedeeltelijk op het niveau A2 worden geëxamineerd, past het college het persoonlijk plan inburgering en participatie conform deze wijziging aan.