Einde inhoudsopgave
Rechtspositiebesluit ambtenaren BES
Artikel 24
Geldend
Geldend vanaf 09-10-2011
- Redactionele toelichting
Goedgekeurd bij het KB van 06-07-2012, Stb. 337.
- Bronpublicatie:
03-10-2011, Stcrt. 2011, 18097 (uitgifte: 07-10-2011, regelingnummer: 2011-2000437015)
- Inwerkingtreding
09-10-2011
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
03-10-2011, Stcrt. 2011, 18097 (uitgifte: 07-10-2011, regelingnummer: 2011-2000437015)
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Arbeidsovereenkomstenrecht
Ambtenarenrecht / Verlof
1.
Indien een wettelijke regeling continuïteit in de vervulling van een ambt veronderstelt en tot dat ambt niet meer ambtenaren zijn aangesteld, die het geheel of gedeeltelijk kunnen waarnemen, dan wel indien het belang van de dienst dit vordert wordt de daartoe in aanmerking komende ambtenaar door het bevoegde gezag met de tijdelijke waarneming van dat ambt belast, al dan niet met ontheffing uit zijn eigenlijke betrekking.
2.
De ambtenaar die overeenkomstig het eerste lid is belast met de tijdelijke waarneming van een ambt, dat in belangrijkheid en verantwoordelijkheid aanmerkelijk uitgaat boven het eigenlijke ambt van de ambtenaar, heeft over de tijd der waarneming aanspraak op toekenning door het bevoegd gezag van een toelage boven zijn eigen bezoldiging ten bedrage van het verschil tussen de bezoldiging, welke hij zou genieten, ware hij definitief benoemd in het ambt dat hij waarneemt, en zijn eigen bezoldiging, met inachtneming van de bepalingen betreffende persoonlijke toelage(n) indien de waarneming:
- a.
30 dagen of langer onafgebroken heeft geduurd;
- b.
in een tijdvak van zes maanden in totaal gedurende 30 dagen of langer heeft geduurd;
- c.
in een tijdvak van twaalf maanden in totaal 60 dagen of langer heeft geduurd.
3.
Bij tijdelijke waarneming krachtens benoeming van een ander ambt dan in het eerste lid bedoeld, zonder ontheffing uit zijn eigenlijke betrekking kan in bijzondere gevallen ter beoordeling van het bevoegd gezag, boven de toelage in het derde lid bedoeld een tijdelijke toelage worden toegekend.
4.
Indien de ambtenaar tijdens de waarneming voor een verhoging van de bezoldiging in aanmerking komt, wordt hem deze toegekend in zijn schaal. De toelage, bedoeld in het tweede lid, wordt alsdan bepaald op het verschil tussen de bezoldigingstrede die hij door deze verhoging bereikt en de bezoldigingstrede die hij in de bij het door hem waargenomen ambt behorende schaal bereikt zou hebben, indien hem de verhoging daarin zou zijn toegekend. De beoordeling van de betrokken ambtenaar tijdens de waarneming geschiedt naar de wijze van zijn functioneren in het door hem waargenomen ambt.
5.
Indien uit de waarneming als in het eerste lid bedoeld voor de ambtenaar als zodanig direct aanwijsbare en op geld waardeerbare schade voortvloeit, wordt hem de geleden schade door het bevoegd gezag vergoed.