RvdW 2020/4
Goederenrecht. Verpanding assurantieportefeuille; strijd met wettelijk stelsel goederenrecht.
HR 06-12-2019, ECLI:NL:HR:2019:1909
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
6 december 2019
- Magistraten
Mrs. C.A. Streefkerk, T.H. Tanja-van den Broek, C.E. du Perron, M.J. Kroeze, H.M. Wattendorff
- Zaaknummer
18/02869
- Conclusie
A-G mr. E.B. Rank-Berenschot
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Goederenrecht / Algemeen
Goederenrecht / Zekerheidsrechten
Verzekeringsrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:1909, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 06‑12‑2019
ECLI:NL:PHR:2019:786, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 12‑07‑2019
Beroepschrift, Hoge Raad, 03‑07‑2018
- Wetingang
Essentie
Goederenrecht. Verpanding assurantieportefeuille; strijd met wettelijk stelsel goederenrecht.
Samenvatting
Het wettelijke stelsel (art. 3:1, 3:2 en 3:6 BW) gaat ervan uit dat slechts individuele zaken of vermogensrechten als goed kunnen worden aangemerkt en als zodanig voorwerp kunnen zijn van een goederenrechtelijk recht of een goederenrechtelijke rechtshandeling. Het samenstel van overeenkomsten en goodwill dat wordt aangeduid als een assurantieportefeuille, is niet een individuele zaak of een individueel vermogensrecht, ook al wordt het in het economische verkeer als een eenheid beschouwd. Een assurantieportefeuille is daarom geen goed in de zin van art. 3:1 ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.