Einde inhoudsopgave
RvdW 2022/63
Erfrechtverordening. Rechterlijke bevoegdheid; bevoegdheid van gerecht van lidstaat waarvan het recht door erflater is gekozen; rechtskeuze in de zin van art. 7, onder a); overgangsbepalingen; onbevoegdverklaring in de zin van art. 6, onder a); toetsing door het tweede aangezochte gerecht.
HvJ EU 09-09-2021, ECLI:EU:C:2021:718 (RK (Déclinatoire de compétence))
- Instantie
Hof van Justitie van de Europese Unie
- Datum
9 september 2021
- Magistraten
L. Bay Larsen, C. Toader, N. Jääskinen
- Zaaknummer
C-422/20
- Conclusie
A-G M. Szpunar
- Roepnaam
RK (Déclinatoire de compétence)
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Internationaal privaatrecht / Internationaal bevoegdheidsrecht
- Brondocumenten
ECLI:EU:C:2021:718, Uitspraak, Hof van Justitie van de Europese Unie, 09‑09‑2021
ECLI:EU:C:2021:565, Conclusie, Hof van Justitie van de Europese Unie (Advocaat-Generaal), 08‑07‑2021
- Wetingang
Art. 6, 7, 39 Verordening (EU) nr. 650/2012 (Erfrechtverordening)
Essentie
RK tegen CR.
Verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens art. 2667 VWEU, ingediend door het Oberlandesgericht Köln (Duitsland) bij beslissing van 28 augustus 2020.
Erfrechtverordening. Rechterlijke bevoegdheid; bevoegdheid van gerecht van lidstaat waarvan het recht door erflater is gekozen; rechtskeuze in de zin van art. 7, onder a); overgangsbepalingen; onbevoegdverklaring in de zin van art. 6, onder a); toetsing door het tweede aangezochte gerecht.
1) Art. 7, onder a), Erfrechtverordening moet aldus worden uitgelegd dat het voor het bestaan van onbevoegdverklaring in de zin van art. 6, onder a), van deze verordening ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.