Grensoverschrijdende juridische splitsing van kapitaalvennootschappen
Einde inhoudsopgave
Grensoverschrijdende juridische splitsing van kapitaalvennootschappen (VDHI nr. 122) 2014/1.6.5.2:1.6.5.2 Erkenning van buitenlandse fusies
Grensoverschrijdende juridische splitsing van kapitaalvennootschappen (VDHI nr. 122) 2014/1.6.5.2
1.6.5.2 Erkenning van buitenlandse fusies
Documentgegevens:
mr. E.R. Roelofs, datum 01-04-2014
- Datum
01-04-2014
- Auteur
mr. E.R. Roelofs
- JCDI
JCDI:ADS432085:1
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Europees ondernemingsrecht
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
HR 24 oktober 1990, BNB 1991/2.
Hof Amsterdam (OK) 13 juni 1991, NJ 1991, 669.
Vlas 2009, p. 220.
Vlas 2002, p. 678.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Wat betreft de erkenning van ‘vreemde’ overgangen zijn twee belangrijke uitspraken bekend: één van de Hoge Raad en één van de Ondernemingskamer van het Gerechtshof te Amsterdam. In het arrest van de Hoge Raad stond een fusie naar Italiaans recht centraal van drie door Italiaans recht beheerste vennootschappen.1 In dit arrest, waarin de vraag centraal stond of de in het kader van de fusie verdwenen vennootschappen waren ontbonden en vereffend en fiscale verliezen op Nederlandse deelnemingen konden worden verrekend, stelde de Hoge Raad de Italiaanse fusie gelijk met de fusie naar Nederlands recht.
In de uitspraak van de Ondernemingskamer stond een fusie naar Frans recht tussen twee door Frans recht beheerste vennootschappen centraal.2 Van belang was in dit geval, in een enquêteprocedure, of aandelen in een Nederlandse besloten vennootschap onder algemene titel waren overgegaan op de verkrijgende, eveneens door Frans recht beheerste vennootschap en of deze overgang naar Nederlands ipr erkend diende te worden. De Ondernemingskamer kwam tot de conclusie dat de overgang naar Nederlands ipr erkend moest worden, hetgeen tot gevolg had dat de geldende blokkeringsregeling niet in acht genomen hoefde te worden. Vlas merkte op dat zowel Frankrijk als Nederland bovendien de Derde richtlijn betreffende nationale fusie (thans Richtlijn 2011/35/EU) hebben geïmplementeerd. Dat artikel 3:80 BW voor fusie en splitsing uitdrukkelijk verwijst naar de bepalingen uit Titel 2.7 BW betreffende fusie en splitsing, doet nog niet af aan het feit dat een fusie of splitsing naar buitenlands recht niet zou kunnen leiden tot een vermogensovergang onder algemene titel.3
Volgens Vlas moet ook een fusie, die zich in een staat, niet zijnde een lidstaat van de EU, afspeelt, erkend worden. De voorwaarde voor erkenning is dat de fusie voldoet aan de eisen van de betreffende staat en aldaar rechtsgeldig is. Daarnaast moeten volgens Vlas ook de rechtsgevolgen van een fusie overeenkomen met die van een juridische fusie naar Nederlands recht.4